Home Dossiers Wetenschap ‘Eisinga wilde zijn kennis doorgeven’

‘Eisinga wilde zijn kennis doorgeven’

  • Gepubliceerd op: 30 oktober 2024
  • Laatste update 19 nov 2024
  • Auteur:
    Twan van den Brand
  • 12 minuten leestijd
Sandra Langereis. Foto door Lilian van Rooij.
Cover van
Dossier Wetenschap Bekijk dossier

In haar boek over uitvinder en patriot Eise Eisinga haalt onderzoeker Sandra Langereis uit naar negentiende-eeuwse historici. Het beeld dat zij schetsen van patriotten als onnozele halzen klopt volgens haar niet, maar heeft toch lang doorgewerkt. ‘Tot op de dag van vandaag, omdat steeds maar wordt overgeschreven, overgeschreven en overgeschreven.’

Wie Eise Eisinga was? Een succesvol ondernemer, meester-wolkammer en hoofdrekenwonder. Politicus ook. Hij keerde zich met de patriotten tegen de Oranjes, bestuurde in stad en provincie en werkte voor de Bataafse Republiek vanuit Den Haag mee aan een nieuw kiesreglement. Maar hij zou vooral de geschiedenis ingaan als bouwer van een planetarium in Franeker.

Wat dit laatste betreft: hij deelde zijn plan daarvoor op zekere dag in 1774 mee aan echtgenote Pietje. Voor haar was dat niet per se een goede dag. Het planetarium moest het gehele plafond van hun woon- annex slaapkamer bedekken. Planeten als Mercurius en Mars zouden voorbij hun bedstee zweven.

Het werk begon nog datzelfde jaar, het jaar ook waarin Pietje beviel van Jelte, een zoontje vernoemd naar Eises vader. Toen het planetarium, een kunststuk van eikenhout, in 1781 klaar was, bleef het een drukte van jewelste. Eise wilde zijn kennis delen. Iedereen kon komen kijken, komen leren. En eeuwen later kan dat nog. Zijn planetarium is sinds 2023 werelderfgoed.

Portret van Eise Eisinga door Willem Bartel van der Kooi, 1827.
Portret van Eise Eisinga door Willem Bartel van der Kooi, 1827.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Sandra Langereis begon vier jaar geleden aan haar biografie over Eise Eisinga, die geboren werd als Eise Jeltes. Volgens Fries gebruik was – in het geval van de eenvoudige burgerij – vaders voornaam de achternaam van het kind. Toen de planetariumbouwer ook politicus werd, uitverkoren om toe te treden tot de elitaire vroedschap, het stadsbestuur van Franeker, leek het hem raadzaam een vaste familienaam aan te nemen. Hij paste zich aan omdat hij dan de kans had het hooghartige stadsbestuur van binnenuit te veranderen. Het tekende zijn politiek talent, aldus Sandra Langereis.

Haar biografie en geschiedenisboek Machineman ligt in de winkel als opvolger van Erasmus: Dwarsdenker, waarvoor ze in 2021 de Libris Geschiedenis Prijs kreeg. Amateurastronoom Eisinga bouwde zeven jaar aan zijn planetarium, auteur Langereis trok zich indertijd voor Erasmus zeven jaar terug in wat ze haar ‘onderzoekerslaboratorium’ noemt. Telefoon uitgeschakeld, de deur op een kier voor het geval een pleister op ‘de voetbalknie’ van een van de kinderen moest worden geplakt.

Toen Erasmus: Dwarsdenker in de eindfase kwam en de eerste drukproeven daar waren, schoof ze enkele eeuwen door, van Renaissance naar Verlichting. Nu Machineman af is, borrelen er nieuwe ideeën, maar wil ze eerst ‘nog eens nadenken voor ik mezelf in een volgend project van zeven of vier jaar stort’.

Was het lastig om Erasmus los te laten?
‘Ik ga nooit meer afstand van hem nemen. Erasmus is een constante in mijn leven geworden. En dat zal zo blijven. Ik krijg nog altijd verzoeken om een lezing over hem te houden. Dat doe ik met veel plezier. Nederland weet niet goed of helemaal niet wie Erasmus precies was of waar hij voor stond. Ik kom nog altijd boordevol energie van die lezingen terug.

In de laatste fase van die zeven jaar ontstond wel de behoefte om iets nieuws te gaan doen na twee biografieën over Renaissance en Reformatie [eerder schreef ze ook die van boekdrukker en uitgever Christoffel Plantijn – red.]. Ik weet nog dat ik op zeker moment aan de keukentafel zei dat mijn volgend boek niet over bijbels zou gaan, maar over planeten. Dat werd door de kinderen begripvol onthaald.’

Hoe kwam u bij Eise Eisinga terecht?
‘Vooropgesteld: ik ben een echte renaissancist. Maar ik vind ook dat ik een betere historicus word door me te verhouden tot een ander tijdvak. In 2010 had ik als postdoc al eens onderzoek gedaan naar de Bataafse jaren en las ik Een revolutie ontrafeld van Jacques Kuiper, over de patriottentijd. Ik kende Eise Eisinga alleen als planetariumbouwer, maar toen werd me duidelijk dat hij ook tot de voorhoede van de patriottische revolutionairen had behoord. Dat heb ik opgeslagen.

Een constante is dat ik mijn biografieën wil schrijven over cultuurmakers in de breedste zin van het woord, vanwege vragen die mij als historicus drijven: wat vermag cultuur in een samenleving en zeker in een samenleving op drift? Wat kunnen boeken teweegbrengen? Eise Eisinga was weliswaar een maker, geen schrijver, maar past in het rijtje met Erasmus en Plantijn. Hij had een hooggestemd educatief ideaal dat getuigde van zijn hang naar democratisering.

Eise bouwde met dat planetarium een kennisapparaat, niet alleen om professoren te imponeren, maar ook om het volk in zijn huiskamer toe te laten en mensen een beter begrip van het universum bij te brengen. Het was zijn antwoord van hoop op het doemdenken, het eindtijdverlangen dat onder fundamentalistische dominees leefde.

‘Het planetarium was Eisinga’s antwoord op het doemdenken’

Je moet je realiseren dat er geen musea waren. In de universiteitsbibliotheken stonden wel kennisapparaten opgesteld, maar die waren alleen toegankelijk voor hoogleraren, niet eens voor studenten. De toegang tot kennis was heel beperkt. Voor Eise bleven de deuren dicht bij genootschappen, lezingen of demonstraties. Hij was een ambachtsman, goed opgeleid, in goeden doen ook, maar niet naar de Latijnse school geweest. In die setting moet je zijn ambitie plaatsen.’

Waarin verschilde het onderzoek van uw vorige?

‘Eise drukte zich niet uit in tekst, hij bouwde. Een belangrijk deel van het bronnenmateriaal was materieel. Het was dit keer geen onderzoek waarin ik een enorme historiografie over mijn hoofdpersoon moest bestuderen. Er is niet zoveel over hem geschreven. En ik hoefde niet zoals bij Erasmus duizenden brieven in het Latijn te lezen. Minder schriftelijke bronnen betekent wel dat je aan close reading moet doen, de details eruit moet peuren.

Wat ik belangrijk vind: het feit dat doeners minder brieven of geijkte bronnen nalaten dan grote denkers, mag geen reden zijn om geen uitgebreid biografisch onderzoek te doen. Want anders blijven we maar bezig om mensen die al beroemd waren nog beroemder te maken, om ze nog een keer op een voetstuk te plaatsen.’

Was Eise Eisinga behalve bouwer ook idealist?

‘Zeker, ook. Als hij in 1777 in de vroedschap van Franeker wordt binnengehaald, eigent hij zich de portefeuille armenzorg toe, komt met nieuwe ideeën. Hij rekent af met vooroordelen over de luiheid van armen. Maar, tegelijk is hij praktisch. Eise bouwt letterlijk een stadsarmenhuis, tevens opleidingslokaal.

Hij heeft in de werkplaats achterin zijn woning wolkammers in opleiding, maar kent ook de vrouwen die in zeer armoedige omstandigheden thuis woldraad voor hem spinnen. Hij vertrouwt op de wil van armen om vooruit te komen, in het besef dat ze daarbij een handreiking kunnen gebruiken.

Net als Erasmus en Plantijn is Eise Eisinga ervan overtuigd dat scholing de motor is voor sociale en maatschappelijk emancipatie, dat het in tegenstelling tot censuur of geweld een oplossing kan bieden voor polarisatie. Vandaar dat ze boeken schreven of een planetarium bouwden. Ze wilden hun kennis doorgeven.’

Het planetarium van
Eise Eisinga in Franeker is
nog steeds te zien.
Het planetarium van Eise Eisinga in Franeker is nog steeds te zien. Bron: ANP.

Wil hun biograaf dat ook?
‘Zo sta ik inderdaad in mijn vak. Ik ben nu fulltime onderzoeker en schrijver, maar ik heb eerder gedoceerd aan de universiteiten in Leiden en Amsterdam. Ik vond het geweldig. In tegenstelling tot mijn collega’s wilde ik het liefst college geven aan eerstejaars, vooral op maandagmorgen om negen uur. Geef mij die mensen, dacht ik dan, want ik ga ze enthousiast maken voor geschiedenis. Het mooiste en belangrijkste vak dat er is om je te verhouden tot de problemen in deze wereld. Met mijn boeken probeer ik hetzelfde te doen.

‘Ik gaf het liefst college op maandagmorgen om negen uur’

Ik kom uit een arbeidersgezin. Het is het moeilijkste om over je eigen biografie na te denken. Maar je voelt op je klompen aan dat mijn overtuiging te maken heeft met die achtergrond.’

Langereis heeft de biografie van Eise Eisinga opgedragen aan haar vader Wout, een technisch onderhoudsmonteur die bovendien ‘de Miele-bovenlader uit 1965 perfect draaiend hield tot 7 december 2016, zijn laatste dag thuis’.

U beschrijft de techniek van planetarium en wolkammerij in detail. Vaders genen?
‘Het is gewoon onderzoek doen, artikelen lezen. Weblogs opzoeken van mensen die tegenwoordig bezig zijn met het traditioneel, op organische wijze verven van stoffen om door te krijgen waar die Eise mee bezig was als hij de wol blauw kleurde. Of om kennis te krijgen van het bewerken van hout. Ik wil het helemaal begrijpen, zodat ik het secuur kan overbrengen.’

‘Hout was het goud van de gewone man’

Ze herhaalt een zin uit haar boek. ‘Hout, het goud van de gewone man.’ Dan aarzelend: ‘De lezer hoeft dit eigenlijk niet te weten, maar het is voor mij bijna een emotionele zin. Het staat zo dicht bij de wereld van mensen als mijn vader en moeder, de wereld waaruit ik voortkom, een wereld van mensen die toegewijd zijn aan dingen die met de hand worden gemaakt. Zo’n zin staat er ineens. Dan denk ik: dat komt van heel ver, van heel diep. Daar zit míjn geschiedenis, de geschiedenis van heel veel meer mensen in. Het is mijn biografische achtergrond.’

Kunt u ‘de tijden van Eise Eisinga’ – de ondertitel – eens schetsen?
‘We hebben het over een fascinerende periode in de geschiedenis. Toen Eise in 1744 werd geboren, kon geen mens bevroeden dat boeren, arbeiders en ambachtslieden weleens naar de stembus zouden mogen om te bepalen wie er hun dorp, stad, provincie of land zou gaan besturen. En dan valt in de patriottentijd van de jaren tachtig de bodem onder de oude politiek weg. Niet alleen intellectuelen, maar ook mensen als Eise gaan nadenken over de vraag: wat is politiek? Waar dient die toe? En wat is soevereiniteit, waar hoort die te liggen? Ja, bij het volk, maar wie vormen het volk, hoe kan het zijn rechten opeisen?

Patriotten komen bijeen in een café. Afbeelding naar Jacques François Joseph Swebach.
Patriotten komen bijeen in een café. Afbeelding naar Jacques François Joseph Swebach.

Het leidt tot het zeven jaar durende Bataafse revolutietijdvak, van 1795 tot 1802, met een democratisch gekozen parlement, de eerste Nederlandse grondwet, met optimisme onder het volk. Eise speelt er een belangrijke rol in. Eerst als volksvertegenwoordiger en bestuurder in Friesland, vervolgens werkt hij in Den Haag mee aan het opstellen van een nationaal kiesreglement, samen met 43 andere leden van het Intermediair Wetgevend Lichaam. Dat houdt allemaal op omdat Napoleon meent dat het anders moet. De geschiedenis kantelt ineens. 

Na de Franse tijd blijft onder koning Willem I een bijltjesdag uit, maar de patriottische revolutionairen moeten wel een enorme prijs betalen. Veel mensen die zich hebben beijverd voor een parlementaire democratie verliezen hun stemrecht, ook Eise. Het credo is: jullie hoeven niet te vluchten, worden niet gevangengezet, maar jullie moeten wel je kop houden. 

Eise wil zich naderhand blijven inzetten voor anderen. Dat doet hij weer voor het stadsbestuur van Franeker. Als boekhouder en belastingexpert is hij trouwens ongeëvenaard. Maar om verder te kunnen gaan moet hij zich dus wel gedwee en bescheiden opstellen.’

Eerder, in 1787, moest hij nog wel op de vlucht voor Oranje. Waarom verkoos hij Duitsland?
‘Dat was puur pragmatisch. Veel soldaten en officieren vertrokken vanuit Friesland eerst naar Amsterdam om die stad bij te staan in het gevecht met orangisten en Pruisen. Toen de zaak verloren was, gingen ze naar Frankrijk, waar ze zelfs een uitkering konden aanvragen.

Eise was actief geweest als patriottische politicus, als boekhouder ook van het Defensiewezen in Friesland. Als niet-soldaat had hij niks te zoeken in Amsterdam en koos voor het nabije Duitsland. Het moet een vreselijke periode voor hem zijn geweest, waarin ook zijn achtergebleven vrouw Pietje overleed zonder dat hij erbij kon zijn.’

U haalt stevig uit naar negentiende-eeuwse historici als Conrad Busken Huet. Was het nodig?
‘Het ís echt nodig. Want Busken Huet en later Herman Colenbrander hebben van patriotten en Bataafse revolutionairen geheel ten onrechte kolderieke, onnozele halzen gemaakt, die zo dom waren om de Fransen het land binnen te lokken, om zich vervolgens als marionetten te gedragen. De negentiende-eeuwse geschiedschrijvers in het koninkrijk keken vanuit hun arrogantie en met een politieke agenda neer op democratischgezinde mensen als Eise.  

Er zijn inmiddels historici die prachtige, serieuze boeken hebben geschreven over de patriottentijd. Mensen als Maarten Prak en Olaf van Nimwegen. Maar ik heb in mijn onderzoeken ook gemerkt dat oude literatuur ontzettend lang blijft doorwerken, tot op de dag van vandaag, omdat steeds maar wordt overgeschreven, overgeschreven en overgeschreven.  

Zelfs wanneer iemand de moeite neemt om terug te gaan naar de bron, wat je als historicus natuurlijk geacht wordt te doen, wordt vaak nog lippendienst bewezen aan oude ideeën door herhaling of door te vervallen in enerzijds, anderzijds. Dat gebeurt wanneer een historicus niet getalenteerd genoeg is om knopen door te hakken en duidelijk te stellen: dit is bewijsbaar onjuist, we moeten met andere beelden verder.’

Ik lees over klokkenluider, boerenprotest, kloof tussen stad en platteland. Toen ook al?
‘Het is zo klaar als een klontje dat veel thema’s uit Machineman zich makkelijk laten vertalen naar zaken waarover we ons vandaag de dag te buigen hebben. De geschiedenis is geen boek met kant-en-klare recepten voor hedendaagse problemen. Maar het is natuurlijk wel zo dat bepaalde problematiek door de eeuwen heen voortdurend terugkeert in schijnbaar nieuwe gedaanten, met nieuwe gezichten.

Ik vind het als historicus belangrijk om er zo nu en dan een moderne term op te plakken. Om de lezer ervan bewust te maken dat je uit achttiende-eeuwse geschiedenis lering kunt trekken. Niet omdat een kant-en-klare oplossing wordt aangeboden, wel om te zien dat je iets kunt zetten tegenover de actualiteit die zo snel gaat en de polarisatie die zo fel kan zijn, namelijk historische distantie. Mensen worstelden in het verleden ook met dit soort problemen en zochten naar oplossingen. Dat vind ik inspirerend.’

Hoe kon het planetarium de historische stormen overleven?
‘In de eerste plaats waren er de drive en dwang van familiepatriarch Eise: hij wilde dat de kinderen na zijn dood voor het planetarium zouden blijven zorgen. Ik herkende het van Plantijn, dwang hoorde bij ambachtsmeesters, bij familiebedrijven. Je moest altijd klaarstaan. Het planetarium werd een familiebedrijf.  

Maar het was ook fundamenteel dat het eind 1825 door het Rijk werd aangekocht [koning Willem I was zeven jaar eerder op bezoek geweest – red.]. Het zorgde ervoor dat zoon Jacobus na het overlijden van Eise verder kon met een toelage van 200 gulden per jaar. Een machine, zeker eentje van eikenhout, vraagt onderhoud. In de tijd van Jacobus ging de wolkammershandel achteruit, dus die toelage was belangrijk. Daarna zijn Eises kleindochters en achterkleindochter zonder enige financiële compensatie voortgegaan. Ze hebben hun leven in dienst van het planetarium, in dienst van het publiek gesteld. Voor hen mag best een monumentje worden opgericht.’

Sandra Langereis

(1967, Amsterdam) studeerde geschiedenis en promoveerde cum laude aan de Universiteit van Amsterdam. Ze doceerde tot 2013 aan diezelfde universiteit en in Leiden. Tegenwoordig is ze fulltime onderzoeker en auteur.
Eerder publiceerde ze onder meer: Geschiedenis als ambacht. Oudheidkunde in de Gouden Eeuw (2001, proefschrift), De Woordenaar: Christoffel Plantijn (2014), Erasmus: Dwarsdenker (2021) en Erasmus’ Lof der Zotheid. Herverteld door Sandra Langereis, een lees- en luisterboek (2022). Machineman, de tijden van Eise Eisinga verscheen onlangs (368 p. De Bezige Bij, € 34,99).

Machineman van Sandra Langereis over Eise Eisinga

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2024