Home Desiderius Erasmus (ca. 1466-1536)

Desiderius Erasmus (ca. 1466-1536)

  • Gepubliceerd op: 16 maart 2004
  • Laatste update 10 mrt 2022
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
Desiderius Erasmus (ca. 1466-1536)

Nederland koos in 2004 de grootste Nederlander aller tijden. Historisch Nieuwsblad leverde een bijdrage aan de discussie met een serie portretten van historische Nederlanders, die een blijvende bijdrage hebben geleverd aan de Nederlandse samenleving en identiteit. Op 8: Erasmus, geleerde, humanist en intellectuele vader van tolerant en pacifistisch Nederland.

Op 22 november 1996 stortte het oudste bronzen standbeeld van Nederland van zijn sokkel. Het hoofd van Erasmus boorde zich in de bestrating van het Grote Kerkplein in Rotterdam, maar het beeld uit 1622 overleefde de val. De daders bleven onbekend (misschien waren het studenten of metaaldieven, werd geopperd), maar de actie past in een lange traditie van gesol met de afbeelding van de grote Rotterdammer. Zo werd een vroege versie, een blauwstenen beeld uit 1557, in 1572 kapotgeslagen door Spanjaarden die Erasmus als een ketter beschouwden. En tussen 1674 en 1677 moest het huidige beeld onderduiken vanwege de politieke onrust in de stad.

Van die weerzin tegen Erasmus is tegenwoordig weinig meer te merken. Er is eerder sprake van verering. Zo schreef Johan Huizinga in een overigens kritische biografie uit 1924: ‘De geschiedenis van Nederland is zeer veel minder bloedig en wreed dan die van welk der omringende landen ook. Niet voor niets had Erasmus als echt nederlandsch de eigenschappen geprezen, die wij ook echt erasmiaansch zouden kunnen noemen: zachtzinnigheid, welwillendheid, gematigdheid en een algemeen verspreide gemiddelde ontwikkeling. Geen romantische deugden, als men wil. Zijn zij er minder heilzaam om?’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Erasmus als intellectuele vader van tolerant en pacifistisch Nederland – het is een aantrekkelijk beeld, dat de afgelopen decennia ter discussie is gesteld. Niet alleen het beeld van de vreedzame Nederlanders, ook dat van de immense invloed van Erasmus is aangevochten. Nog steeds wordt hij gezien als de belangrijkste Nederlandse humanist, religieus denker en opvoeder van zijn tijd, maar hij is teruggebracht tot menselijke proporties.

Crypto-protestant

Voor de jonge Erasmus, die tussen 1466 en 1469 in Rotterdam werd geboren als Gerrit Gerritszoon, leek geen gouden toekomst weggelegd. Zijn moeder, Margaretha, was van eenvoudige komaf. Zij was de dochter van een chirurgijn, een beroep met weinig aanzien. Bovendien was Erasmus een onecht kind: zijn vader was priester of werd na zijn geboorte gewijd. Toch kreeg Erasmus een uitgebreide opleiding, tot geestelijke. Rond zijn negende ging hij naar de beroemde Sint-Lebuïnus-school in Deventer. Deventer was in die tijd een centrum van de Moderne Devotie, een stroming die de nadruk legde op de ‘gemeene’ (gewone) mens, die een authentiek, christelijk leven moest leiden om in direct contact te komen met God. Het onderwijs op de Sint-Lebuïnus-school was doortrokken van deze ideeën.

Ze misten hun invloed op Erasmus niet. Hij zou later voortdurend wijzen op de misstanden in de katholieke Kerk van zijn tijd, die volgens hem sinds de oudheid van zijn wortels was afgedwaald. Dat was de schuld van de middeleeuwers, aldus Erasmus. Als iemand de Middeleeuwen heeft afgeschilderd als achterlijk en corrupt, is hij het wel. Vooral de kerkelijke filosofie, de scholastiek, kreeg het te verduren. Die hield zich maar bezig met haarkloverijen over Aristoteles en andere spitsvondigheden die afleidden van de kern van de zaak: Christus.

Erasmus stond niet alleen in zijn kritiek. Zijn beroemdste medestander was Maarten Luther, die zich nog veel feller verzette tegen de corruptie van de Kerk. Of zoals katholieke critici uit de zestiende eeuw het zeiden: Luther broedde de eieren uit die Erasmus had gelegd.

Maar de wegen van de twee hervormers liepen onvermijdelijk uiteen, want Luther was bereid verder te gaan dan Erasmus. Door de deur waarop Erasmus zacht had geklopt, stormde Luther naar binnen, werd wel gezegd. De laatste liet het aankomen op een scheuring in de Kerk, terwijl Erasmus het zover niet wilde laten komen.

In de zestiende en zeventiende eeuw werd die houding vaak gezien als lafheid, of, in toenmalige calvinistische terminologie, nicodemisme. Calvijn gebruikte die term voor protestanten die zich uiterlijk bleven gedragen als katholieken, uit angst voor vervolging. Net zoals de jood Nicodemus, die bang was als aanhanger van Jezus te worden gezien. Ook een deel van de katholieken zag Erasmus als een ‘crypto-protestant’ – zie de Spanjaarden die zijn standbeeld vernielden.

Anderen verweten (of verwijten) hem politieke berekening. De felle Luther zette niet alleen de paus, maar ook andere wereldlijke heersers tegen zich op. Erasmus kon zich dat niet permitteren. Niet alleen wilde hij zijn werken graag wijd verspreid zien, ook had hij de praktische hulp van de groten der aarde nodig. Hij was van eenvoudige komaf en zat zonder vaste bron van inkomsten, dus kon hij niet zonder financiële steun. Zo was hij vanaf 1516 (een jaar voordat Luther zijn beroemde stellingen openbaar maakte) raadsheer van Karel V, de uiterst katholieke heer der Nederlanden.

Erasmus zelf zou de beschuldigingen van lafheid stellig hebben ontkend. De eenheid van het christendom ging hem boven alles, en daarom bleef hij binnen de katholieke Kerk. Binnen die Kerk streefde hij naar de philosophia christi: een leven naar het voorbeeld van Christus, zonder de uit de hand gelopen heiligenverering en de corruptie van de Kerk van zijn tijd. De invloed van zijn schooltijd in Deventer en de Moderne Devotie blijkt uit deze opvatting over het ‘zuivere’ geloof.

De weg naar de philosophia christi liep bij voorkeur via de vroegchristelijke letteren: de kerkvaders en uiteraard het Nieuwe Testament. Om die te begrijpen moest de gelovige bij voorkeur zelf het Latijn (en als het even kon ook het Grieks en zelfs het Hebreeuws) beheersen. Het niet-begrijpend naprevelen van Latijnse teksten en gebeden door leken was hem een gruwel: wezenlijk contact met God was zo onmogelijk.

Erasmus zelf beheerste het Latijn en het Grieks perfect. De basis voor die kennis was gelegd op de Latijnse school in Den Bosch, waar hij vanaf 1684 (nadat zijn moeder was overleden) lessen volgde. Maar een echte humanist – kenner van de klassieke letteren – werd hij pas tijdens zijn verblijf in het augustijnenklooster van Steyn, in de buurt van Gouda, vanaf 1487.

De oude Erasmus zou schrijven dat zijn tijd in het klooster verschrikkelijk was. Voortdurend werd hij lastiggevallen met nutteloze ceremoniën, vooral ’s nachts. Het met blote knieën bidden op de koude kloostervloer – de op comfort gestelde Erasmus keek er met afgrijzen op terug.

Toch was het niet alleen kommer en kwel in Steyn. De jonge Erasmus had er volop de gelegenheid zich op de klassieken te storten: hij verslond er het werk van grootheden als Ovidius, Cicero en Vergilius. Vervuld van deze voorbeelden schreef hij het Liber Antibarbarorum (‘boek tegen de barbaren’), waarin hij zichzelf presenteerde als een gevoelige humanist, die voortdurend wordt gedwarsboomd door bekrompen, ongeletterde geesten.

Dwaasheden

Op de vele reizen die Erasmus maakte in de jaren na zijn verblijf in Steyn, naar onder meer Leuven, Brussel, Parijs, Turijn en Venetië, nam hij dit boekje mee, en liet hij het lezen. Waarschijnlijk zat het ook in zijn bagage toen hij in 1499 naar Engeland ging. Daar maakte hij kennis met medehumanist Thomas More (1478-1535), de auteur van Utopia. More hielp hem vooruit met de klassieken en bleef tot Erasmus’ dood met hem bevriend.

Aan More droeg Erasmus het werk op dat nu nog de meeste bekendheid heeft: de Lof der zotheid, geschreven in 1509. In het Grieks (waarop Erasmus zich inmiddels ook had gestort) is de titel Morias enkomion, dat ook valt te vertalen als ‘Lof op More’. Daarin stelde hij alle menselijke dwaasheden, in het bijzonder die van de geestelijkheid, spottend aan de kaak.

Veel belangrijker vond Erasmus een uitgave uit 1516: een nieuwe Latijnse uitgave van het Nieuwe Testament, op basis van een Griekse versie. Erasmus droeg hem op aan paus Leo X, in de hoop dat dit hem gunstig zou stemmen. Dat was verstandig: zijn versie van het Nieuwe Testament veroorzaakte flink wat opschudding in de katholieke Kerk, die eeuwenlang was uitgegaan van de Vulgaat, de onaantastbaar geachte Latijnse vertaling van kerkvader Hieronymus uit de vierde eeuw. Erasmus stelde dat deze vertaling fouten bevatte – een onacceptabele uitspraak voor een groot deel van de katholieke geestelijkheid, dat Erasmus’ werk beschouwde als een aanval op de Heilige Schrift.

Voor Erasmus was de vierde-eeuwse vertaling niet heilig, maar het origineel, dat immers het woord van God was, wél. Voor zijn geloof was lezing van de correcte tekst van wezensbelang. In deze bijbelvertaling komen de twee belangrijkste aspecten van Erasmus’ werk dan ook samen: het humanisme en de philosophia christi. Zonder kennis van de klassieke talen, en bij voorkeur ook het Hebreeuws, was begrip van de vroegchristelijke teksten onmogelijk. De klassieke teksten die de humanisten zo nauwgezet lazen, waren voor Erasmus inhoudelijk alleen relevant voorzover ze bijdroegen aan de moraal.

Religie en humanisme waren voor Erasmus dus met elkaar verweven. Vanaf 1517 verbleef hij in Leuven, toen de enige stad in de Nederlanden met een universiteit. Daar drong hij aan op de oprichting van een ‘Collegium Trilingue’, waar studenten onderwijs zouden krijgen in Latijn, Grieks en Hebreeuws. Het college kwam er, en heeft bijgedragen aan de verspreiding en verdieping van het humanisme.

Maar dat was niet Erasmus’ enige bijdrage aan de opvoeding van Europa; hij schreef tal van verhandelingen over onderricht en correct gedrag. De pueris statim ac liberaliter instituendis, bijvoorbeeld, over de geregelde en vrije opvoeding van kinderen. Maar ook de Enchiridion Milites Christiani, het handboek voor de christenstrijder, waarin hij de innerlijke strijd van een goed christen behandelde. Naar verluidt schreef hij dit werk op verzoek van een vrouw die haar echtgenoot graag weer op het rechte pad wilde brengen. Zelfs Karel V voorzag hij van tips in zijn De institutio Principis Christiani: over het onderwijs van een christelijke vorst.

Maar ondanks al zijn populaire werken kon Erasmus de gebeurtenissen in de Nederlanden niet naar zijn hand zetten. In de jaren 1520 ontstond daar zoveel onrust over het lutheranisme (en daarmee over het werk van Erasmus) dat hij besloot het gebied te verlaten en zich in Bazel te vestigen. Hier woonde hij tot aan zijn dood in 1536. Hij stierf als Desiderius Erasmus Roterodamus, want hij noemde zich graag naar zijn geboortestad, ook al was hij er sinds zijn vroege kindertijd niet meer geweest.

Grote denkers die het niet haalden

Hugo de Groot (1583-1645) is de Nederlandse denker met de mooiste anekdote op zijn naam: de ontsnapping uit slot Loevestein, verstopt in een boekenkist, in 1622.De Groot was gevangengezet door prins Maurits. Tijdens het twaalfjarig bestand (1609-1621) was hij namelijk betrokken geraakt bij het beruchte conflict tussen Maurits en Johan van Oldenbarnevelt. Wonderkind De Groot heeft vooral veel betekend voor de rechtsgeleerdheid. Zijn hoofdwerk De jure belli ac pacis uit 1625, over het recht in zowel oorlogs- als vredestijd, is een belangrijke basis van het moderne (internationale) recht.

Christiaan Huygens (1629-1695) ontdekte dat Saturnus een ring had en een maan, vond het slingeruurwerk uit, was een van de grondleggers van de kansrekening en begaf zich op zo ongeveer elk terrein van de wiskunde en de mechanica. Als zoon van de beroemde Constantijn Huygens had hij zijn opvoeding mee, al had zijn vader hem voorbestemd voor de rechten. Maar de natuurfilosofie lag hem beter en op dat gebied verwierf hij internationale faam.

Volgens de beroemde historicus Jonathan Israel heeft Baruch de Spinoza (1632-1677) de Verlichting zo goed als alleen in gang gezet. In 1675 voltooide hij de Ethica, zijn hoofdwerk; daarin redeneerde hij op ‘geometrische’ wijze: beginnend bij onbetwijfelbare aannames en daarvandaan logisch doorredenerend. Zijn onontkoombare conclusie was dat God in alles was, en dat alles in God was. Dit pantheïsme stuitte uiteraard op groot verzet. Als Spinoza niet de grootste Nederlandse denker was, dan in elk geval een van de beruchtste.

Volgens de overlevering was Hermann Boerhaave (1668-1793) zo beroemd dat een brief uit het buitenland, geadresseerd aan ‘Boerhaave, Europa’, bij hem aankwam. Toch was hij geen groot vernieuwer: hij was vooral goed in het presenteren van de medische kennis van zijn tijd: in boeken, maar vooral ook in colleges, die studenten van heinde en verre naar Leiden trokken.

L.E.J. (‘Bertus’) Brouwer (1881-1966) is waarschijnlijk de onbekendste van deze bekende Nederlanders. Toch is hij volgens kenners de grootste Nederlandse wiskundige ooit. Dit genie met een hang naar mystiek is vooral belangrijk geweest voor de filosofie van de wiskunde. Hij ontwikkelde het ‘intuïtionisme’, waarmee hij de wiskunde op een nieuwe manier fundeerde. Brouwer was van grote betekenis voor de wiskunde en logica van de twintigste eeuw.

Verder lezen

Erasmus beroemdste werk, verkrijgbaar in de volgende, aan te raden, vertalingen:

Lof der zotheid (met tekeningen van Hans Holbein) vertaald door Petty Bange (Sun, 2000)

Lof der Zotheid of De Dwaasheid gekroond. Een Pronkrede vertaald door Harm-Jan van Dam. (Athenaeum-Polak& Van Gennep, 2001)

De draagbare Erasmus Fragmenten, brieven en gedichten, met uitleg van de theoloog J. Trapman (Prometheus, 1993)

Een beschouwing over de tegenwoordige betekenis van Erasmus: Lieve Erasmus. Verkeren met een denker door Barber van de Pol (Athenaeum-Polak en Van Gennep, 2002)

Een intellectuele biografie: Erasmus of the Low Countries door James D. Tracy (University of California Press, 1996)

Zeer recent: De correspondentie van Desiderius Erasmus. Brieven 1-141 vertaald door M.J. Steens (Ad. Donker, 2004)

Voor de echte liefhebber: sinds de jaren zestig wordt vanuit de KNAW gewerkt aan een nieuwe uitgave van zijn volledige werken. Er zijn nu 32 delen verschenen onder de titel Opera omnia. Toegankelijker (hoewel al enige tijd niet bijgewerkt) is de volgende website: www.erasmus.org