Home Dossiers Negentiende eeuw Viollet-le-Duc verbetert de gotiek

Viollet-le-Duc verbetert de gotiek

  • Gepubliceerd op: 31 oktober 2024
  • Laatste update 31 okt 2024
  • Auteur:
    Thomas von der Dunk
  • 11 minuten leestijd
Viollet-le-Duc verbetert de gotiek
Cover van
Dossier Negentiende eeuw Bekijk dossier

Waarom nu?

Na de verwoestende brand in 2019 is de Nôtre-Dame in Parijs hersteld. De gotische kathedraal, die in de negentiende eeuw werd gerestaureerd door Eugène Viollet-le-Duc, gaat op 8 december weer open voor het publiek.

In de negentiende eeuw restaureerde architect Viollet-le-Duc tientallen kerken en kastelen in Frankrijk. Daarbij liet hij zich inspireren door de middeleeuwse gotiek, maar dan radicaler. Zijn gebouwen waren betoverende herscheppingen.

De Franse architect Eugène Emmanuel Viollet-le-Duc (1814-1879) is tegenwoordig weer bekend dankzij een ramp. De beelden van het vuur dat op 15 april 2019 de Nôtre-Dame verwoestte, met als meest dramatische moment de instorting van zijn fameuze flèche, de houten vieringtoren van de kathedraal, gingen de hele wereld over. De gotische kathedraal van Parijs stamt uit de Middeleeuwen, maar onderging van 1844 tot 1864 onder leiding van Viollet-le-Duc een grondige metamorfose. De echt gotische voorganger van zijn spitse vieringtoren zag er aanmerkelijk minder ‘gotisch’ uit dan het gevaarte dat door hem werd opgetrokken.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De Nôtre-Dame was niet de enige vervallen middeleeuwse kathedraal die Viollet-le-Duc onder handen nam en ‘perfectioneerde’. Hij maakte gebouwen die in de loop der eeuwen in zeer verschillende bouwstijlen waren opgetrokken, alsnog kunstmatig tot een stilistische eenheid. Toevoegingen uit de Renaissance of Barok werden als esthetisch detonerend verwijderd en door historisch vaak bedenkelijke, maar ‘authentiek middeleeuws’ ogende toevoegingen vervangen. Opvallend is dat net als bij de flèche van de Nôtre-Dame zijn nieuwe gotische torens nóg spitser werden dan de gotische toch al waren geweest. De neogotiek, waarvan Viollet-le-Duc als restauratiearchitect een van de belangrijkste Franse vertegenwoordigers was, wilde in dat opzicht de echte gotiek overtreffen.

Aan het eind van zijn leven kon Viollet-le-Duc op een zeer vruchtbare loopbaan terugblikken, maar wel een die met veel angels en voetklemmen was bezaaid. Zijn carrière werd gekenmerkt door grote tegenstrijdigheden. Hij streed zijn hele leven tegen de Franse kunstacademie om daar uiteindelijk toch tijdelijk in dienst te treden. Hij was een overtuigd republikein die vooral voor monarchen werkzaam was. Hoewel hij overtuigd atheïst was, bestond zijn orderportefeuille vooral uit kerkelijke opdrachten. En hoewel hij een vurig Franse patriot was, liet hij zich als het zo uitkwam ook inhuren door de Duitse erfvijand.

De Notre Dame staat in brand, 15 april 2019.
De Notre Dame staat in brand, 15 april 2019.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Viollet-le-Duc had rebelse energie

Zijn eerste bouwwerk was een barricade, die hij als 16-jarige jongeling tijdens de Julirevolutie van 1830 oprichtte vlakbij zijn ouderlijke woning in het hart van Parijs. Na afloop deed hij daarvan bouwkundig verslag in een liefst 19 pagina’s tellend manuscript: ook schrijven over architectuur zou een belangrijke activiteit van hem worden.

Die opstandige actie in 1830 was des te opmerkelijker gezien zijn familieachtergrond. Zijn moeder hield wekelijks een salon aan huis, die door half intellectueel Parijs werd gefrequenteerd. Zijn vader was opzichter over de koninklijke paleizen. Hun zoon zou ongeacht zijn uitgesproken democratisch-republikeinse opvattingen een vriendschappelijke relatie ontwikkelen met koning Louis-Philippe. Voor een succesvolle carrière heeft ook de meest dwarse architect nu eenmaal kapitaalkrachtige opdrachtgevers nodig.

Machtswisselingen

Het Frankrijk van Viollet-le-Duc was politiek een zeer instabiel land. In 1814, het jaar van zijn geboorte, abdiceerde Napoleon en werden de Bourbons in hun macht hersteld. De reactionaire koers van Karel X leidde in 1830 tot de Julirevolutie en bracht het huis Orléans in de persoon van Louis-Philippe op de troon. De Februarirevolutie van 1848 resulteerde vervolgens in de Tweede Republiek. Daaraan kwam al na vier jaar een einde, toen de in 1848 als president gekozen neef van Napoleon zich na een staatsgreep tot keizer Napoleon III liet kronen. Na diens nederlaag in de Frans-Duitse Oorlog in september 1870 volgde de Derde Republiek die tot 1940 zou bestaan.

Die dwarsheid had de jonge Eugène Emmanuel van de broer van zijn moeder, de republikeinse historieschilder Étienne-Jean Delécluze. Die hield er zijn eigen salon op na, waarin politiek gevoelige thema’s niet werden geschuwd. Door toedoen van deze oom was Viollet-le-Duc als 12-jarige knaap op een uitgesproken antiklerikaal en antimonarchistisch schoolinternaat beland. Het kwam zijn gezagsgetrouwheid niet ten goede.

Viollet-le-Duc laat zich vastleggen door
de beroemde portretfotograaf Nadar
Viollet-le-Duc laat zich vastleggen door de beroemde portretfotograaf Nadar.

Na zijn eerste bouwkundige statement richtte Viollet-le-Duc zijn rebelse energie op de kunst. Voor zijn voornemen om architect te worden vond hij steun bij zijn artistieke vader, moeder en oom, voor de weg die hij daartoe wilde bewandelen niet. Hij negeerde hun advies om te gaan studeren aan de befaamde Académie des Beaux-Arts. Hij moest niets hebben van de dominante rigide classicistische kunstdoctrine, die al het aanstormende talent in een uniforme architectenmal perste om zo een eentonige staatskunst af te dwingen. Bovendien vond Viollet-le-Duc de opleiding te eenzijdig gericht op de antieke Oudheid, die volgens hem niets met de vereisten van het Franse bouwbedrijf had uit te staan.

De klassieke bouwkunst van Rome – en hier speelt de nationalistische stemming van de negentiende eeuw mee – mocht misschien voor de Italianen nog relevatie bezitten, voor de Fransen bezat zij die niet. Ook in andere landen werd het internationale classicisme, dat vanaf de Renaissance drie eeuwen lang in heel Europa de toon had gezet, intussen verworpen. Net als in Frankrijk, waar Viollet-le-Duc in dat opzicht een voortrekkersrol speelde, werd in Duitsland en Engeland het nationale verleden herontdekt.

De doop van Clovis door François Louis Dejuinne. De Fransen interesseren zich in de
negentiende eeuw steeds meer voor hun middeleeuwse verleden
De doop van Clovis door François Louis Dejuinne. De Fransen interesseren zich in de negentiende eeuw steeds meer voor hun middeleeuwse verleden.

En dat betekende een herontdekking van het middeleeuwse nationale verleden. De gotische bouwkunst werd niet alleen in Frankrijk, maar ook in Duitsland en Engeland als nationaal erfgoed geclaimd. Tot voortschrijdend kunsthistorisch onderzoek aan het licht bracht dat die toch echt in Frankrijk was ontstaan. Met de voor de Duitsers zeer pijnlijke conclusie dat de Keulse Dom, waaraan ze in 1842 als monument van Duitse glorie zo enthousiast verder waren gaan bouwen, niet als voorbeeld voor de kathedraal van Amiens had gediend, maar dat het andersom zat.

Voor Viollet-le-Duc betekende de oriëntatie op Franse gotische kathedralen, in plaats van Romeinse klassieke tempels, nog iets essentieels. Het vak van bouwmeester leerde je volgens hem niet aan de hand van plaatjesboeken of door het aanhoren van abstracte vertogen in een steriel academiegebouw van een professorale boekenwurm, die zelden het daglicht en nooit een steiger zag. Dat vak leerde je in de praktijk, aan de hand van de echte bouwwerken zelf. De eerste logische implicatie was dat Viollet-le-Duc werk zocht op het bureau van een praktiserende bouwmeester.

Viollet-le-Duc wilde het vak in de praktijk leren

De tweede niet minder logische stap was zijn besluit om maandenlang op reis te gaan. Hij wilde het Franse nationale erfgoed ter plekke bestuderen en met eigen ogen de grote middeleeuwse kathedralen, kloosters en kastelen aanschouwen – in een tijd dat er nog geen treinen reden geen sinecure. Hij kwam zo op plaatsen waar niemand van de Parijse architectenelite, die ongaarne de luxueuze hoofdstad verliet, was geweest. Als archeologisch autodidact kon hij zo architectuurhistorisch gezag opbouwen dat hem later bij het verwerven van menige restauratieopdracht zeer van pas kwam.

De beslissende wending in zijn loopbaan kwam toen de minister van Binnenlandse Zaken in 1837 een commissie oprichtte voor het onderzoek naar en het onderhoud van bouwkundige monumenten van nationaal belang. Secretaris van de commissie werd de schrijver Prosper Mérimée, ooit enthousiast bezoeker van de salons van Viollet-le-Ducs moeder en oom. Dankzij Mérimée, met wie hij al vroeg bevriend was geraakt, werd de jonge bouwmeester in 1839 belast met de restauratie van de in ruïneuze staat verkerende abdijkerk van Vézelay in Bourgondië. Vooraanstaande Parijse bouwmeesters hadden voor een maandenlange verbanning naar een afgelegen provincienest gepast.

Internationale invloed

Dankzij zijn boeken, vooral zijn Dictionnaire raisonné de l’architecture en zijn Entretiens sur l’architecture, werd Viollet-le-Duc ook internationaal bekend. Zijn restauratieopvattingen waren zeer invloedrijk. Zijn belangrijkste Nederlandse volgeling was de uit Roermond afkomstige architect Pierre Cuypers (1827-1921), ontwerper van tientallen neogotische katholieke kerken, en verantwoordelijk voor de restauratie van een aantal grote middeleeuwse protestantse. In tegenstelling tot Viollet-le-Duc was hij een gelovig katholiek, die van de historische interpretatie van de Franse kathedralen als pseudo-seculiere gebouwen niets moest hebben. Eenmaal heeft hij de hulp van Viollet-le-Duc ingeroepen: bij zijn reconstruerende restauratie van de romaanse Munsterkerk in Roermond. Dankzij het positieve advies van de gezaghebbende Fransman wist Cuypers zijn zin te krijgen.

De Munsterkerk in Roermond.
De Munsterkerk in Roermond. Bron: Shutterstock.

Viollet-le-Duc ging, zag en overwon vervolgens alle praktische hindernissen waarmee een gedegen opknapbeurt onvermijdelijk gepaard ging. Bij gebrek aan enig wetenschappelijk voorwerk moest hij zelf de bouwgeschiedenis uitzoeken die zijn restauratieaanpak moest legitimeren. Daarbij zette hij die bouwgeschiedenis naar zijn eigen esthetische hand. Tijdens de werkzaamheden, die tot 1856 zouden voortduren, werden enkele gotische traveeën in romaanse veranderd, omdat dat de oorspronkelijke versie meer nabij zou komen.

Compleet echec

Na zijn succes in Vézelay kwam in 1842 de doorbraak: hij won samen met Jean-Baptiste Lassus de prijsvraag voor de restauratie van de Nôtre-Dame. Daarmee was zijn roem definitief gevestigd, en zodoende volgde de decennia daarop kathedraal na kathedraal.

De outsider werd echter geen insider: binnen de nog sterk classicistisch georiënteerde Parijse architectennomenklatoera bleef hij een vreemde eend in de bijt. Bij de stedenbouwkundige transformatie van Parijs tijdens het tweede Keizerrijk werd hij niet betrokken en zijn deelname aan de prijsvraag voor de Opéra (1861) liep uit op een echec. Zijn ontwerp – één van liefst 171 inzendingen – werd al bij de eerste schiftingsronde van tafel geveegd. Ondanks de grote stilistische concessies die hij had gedaan door bij uitzondering voor een neorenaissancistische bouwstijl te kiezen om zijn winstkansen niet bij voorbaat tot nul te reduceren.

Het restauratie-ontwerp voor de Notre Dame door Viollet-le-Duc, 1843.
Hij voegt de torenspits toe
Het restauratie-ontwerp voor de Notre Dame door Viollet-le-Duc, 1843. Hij voegt de torenspits toe. Bron: Bridgeman Images.

Revanche op de gehate academie leek twee jaar later in zicht, toen deze in een opwelling van ministeriële moderniseringsdrang grondig werd gereorganiseerd. In een poging om het classicistische kunstmonopolie te doorbreken en ook de Middeleeuwen in het curriculum aan bod te laten komen werd Viollet-le-Duc er in 1863 tot hoogleraar benoemd. Maar ook dat werd een compleet echec. De studenten waren niet gediend van zijn gotische boodschap. Tijdens zijn eerste hoorcollege werd hij uitgejoeld, op dierengeluiden onthaald en met muntjes, eieren plus appels bekogeld. Hij moest samen met de ter morele ondersteuning aanwezige Mérimée halsoverkop de zaal ontvluchten en werd nog op straat door de meute achtervolgd.

Na dit catastrofale begin ging het bij volgende optredens wel iets beter, maar de weerstand bleef groot, en een paar maanden later nam de kersverse professor gedesillusioneerd ontslag. De cursus die hij had willen geven werkte hij daarop uit tot een soort handboek, Entretiens sur l’architecture. Daarmee werd hij uiteindelijk veel bekender dan hem bij een voortgezet verblijf aan de academie zou zijn gelukt.

Viollet-le-Duc toont een model van de Notre Dame met een gigantische torenspits, karikatuur uit 1860.
Viollet-le-Duc toont een model van de Notre Dame met een gigantische torenspits, karikatuur uit 1860.

De gepubliceerde verhandelingen bieden een systematische en minutieuze analyse van de Franse middeleeuwse architectuur, die aan de basis lag van zijn talloze nauwgezette restauraties van kathedralen, kerken en kastelen, en van de vermaarde middeleeuwse bovenstad van het Zuid-Franse Carcassonne. Ook die zag er na afloop veel perfecter uit dan ooit in het verleden het geval was geweest, omdat nu binnen een kort tijdsbestek alles in één keer tegelijk werd opgeleverd terwijl daar in de Middeleeuwen generaties over was gedaan. Het zorgde voor een kunstmatige eenheid, omdat één stijlperiode het monopolie kreeg.

Carcassonne heeft een gerestaureerde ‘middeleeuwse’ stadsmuur
Carcassonne heeft een gerestaureerde ‘middeleeuwse’ stadsmuur. Bron: Shutterstock.

De talloze kerkrestauraties brachten Viollet-le-Duc regelmatig in contact met de katholieke clerus, waarvoor hij weinig sympathie kon opbrengen. Zijn sterke antiklerikalisme beïnvloedde ook zijn interpretatie van de gotiek. De rol van de Kerk probeerde hij zoveel mogelijk uit de geschiedenis van het kerkgebouw weg te schrijven. Niet zonder historische kunstgrepen presenteerde hij de gotische kathedraal in zijn verhandelingen als het geesteskind van de stedelijke burgerij, als een quasi-seculier gebouw dat naderhand abusievelijk was verklerikaliseerd. Daarnaast, en dat appelleerde eveneens aan de nationalistische geest van zijn tijd, belichaamden de grote kathedralen de machtstoename van het Franse koningschap en de centralisatie van Frankrijk, omdat de gotiek zich vanuit het Île-de-France over de rest van het land had verspreid. Deze bouwstijl was vlakbij de Nôtre-Dame ontstaan, in de koninklijke grafkerk te Saint-Denis.

Viollet-le-Duc had geen scrupules

Viollet-le-Duc had niet alleen een gecompliceerde verhouding met de katholieke clerus, die in ‘zijn’ kathedralen zijn bijgelovige riten wenste te volvoeren. Als democratisch-republikeinse kastelenrestaurateur moest hij zich ook zien te verhouden tot de monarchie. Ook nadat Louis-Philippe in 1848 was afgezet bleef Viollet-le-Duc met hem en zijn familie bevriend. Tegelijk maakte hij moeiteloos een draai naar de nieuwe usurpator Napoleon III. Ook voor de nog veel autocratischer keizer bouwde hij zonder scrupules wat er van hem gevraagd werd, ontwierp hij decoraties voor tal van keizerlijke plechtigheden, en reconstrueerde hij het kasteel in het Noord-Franse Pierrefonds in supermiddeleeuwse vormen. Ook dat was weer een historisch veel te uniform en regelmatig ogend kasteel, waarbij de restanten tamelijk eenzijdig waren geïnterpreteerd om een fictief ideaalbeeld te scheppen. Het zou later als inspiratiebron dienen voor Kasteel De Haar bij Utrecht en het befaamde Slot Neuschwanstein van de Beierse koning Lodewijk II, die Pierrefonds in 1867 had bezocht.

Pierrefonds vormde de inspiratie voor Slot Neuschwanstein

Toen Napoleon III in 1870 ten val kwam, wendde Viollet-le-Duc opnieuw de steven en koos direct voor de Derde Republiek. Het kwam hem op heftige verwijten uit bonapartistische hoek te staan: had hij niet twintig jaar lang van Napoleons gunsten genoten? Zijn reactie dat hij niet voor de keizer, maar voor Frankrijk had gebouwd, vermocht de verbittering over zijn ‘verraad’ niet verminderen. Zijn verhouding met de nieuwe Republiek bekoelde overigens al snel toen die een reactionair-klerikale koers ging varen.

Foto’s van het kasteel van Pierrefonds voor (boven) en na (onder) de restauratie.
Foto’s van het kasteel van Pierrefonds voor (boven) en na (onder) de restauratie.

Tijdens de Frans-Duitse Oorlog raakte Viollet-le-Duc als vurig patriot betrokken bij de verdediging van Parijs. Maar na de capitulatie adviseerde hij de Duitse autoriteiten over de herbouw van de vieringtoren van de kathedraal van Straatsburg, die bij de Duitse verovering was beschadigd. Op dat moment ging zijn liefde voor de gotiek weer boven zijn haat jegens de vijand.

In 1870 had Viollet-le-Duc het toezicht gehad op de constructie van nieuwe vestingwerken rond de hoofdstad. De ideeën over fortificaties die hij kort daarop ontwikkelde, zouden later mede ten grondslag liggen aan de bouw van de Maginotlinie. Zijn laatste levensjaren stortte Viollet-le-Duc zich als enthousiast alpinist op de cartografische en geologische bedwinging van de Mont Blanc, de hoogste berg van de Alpen die met de Franse annexatie van Savoye in 1860 tevens de hoogste berg van Frankrijk geworden was.

Meer weten

  • The Architectural Theory of Viollet-le-Duc (1990) door M.F. Hearn (red.).
  • Eugène Viollet-le-Duc 1814-1879 (2014) door Georges Poisson en Olivier Poisson.
  • Architecture and the Historical Imagination. Eugène-Emmanuel Viollet-le-Duc (2017) door Martin Bressani.

Openingsbeeld: De hoofdentree van het kasteel van Pierrefonds, een van de beroemdste projecten van Viollet-le-Duc.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2024