Home Pierre Cuypers: architect met een goddelijke missie

Pierre Cuypers: architect met een goddelijke missie

  • Gepubliceerd op: 8 januari 2001
  • Laatste update 11 apr 2023
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 12 minuten leestijd
Pierre Cuypers: architect met een goddelijke missie

Onder het Binnenhof in Den Haag hebben archeologen middeleeuwse muurresten aangetroffen. Bij een ingrijpende renovatie in 1880 liet architect Pierre Cuypers kleinere gebouwen rond de Ridderzaal slopen om het gotische silhouet beter te doen uitkomen. Wie was Cuypers en waarom had hij zijn hart verpand aan de (neo-)gotiek?

De negentiende-eeuwse architect Pierre Cuypers is bijna net zo bepalend geweest voor het beeld van Nederland als water en wolken. Zijn Rijksmuseum wordt jaarlijks door massa’s toeristen bezocht. In het hele land sieren tal van Cuypers’ neogotische kerken de horizon. Als restaurateur van meer dan 150 middeleeuwse gebouwen heeft hij ook op het oudere culturele erfgoed zijn sporen nagelaten.

Het Rijksmuseum en het Centraal Station

Cuypers’ twee beroemdste gebouwen, het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam, staan vlak voor een radicale renovatie. Na jaren van verwaarlozing worden de negentiende-eeuwse interieurs grotendeels in oude staat teruggebracht. Voor de verbouwing van het museum heeft de overheid zelfs 445 miljoen gulden uitgetrokken. Want Cuypers ‘mag’ weer. Het functionalistisch bouwen, zo bepalend voor de architectuur tussen 1930 en 1990, heeft zijn beste tijd gehad.

De negentiende-eeuwse architect Pierre Cuypers is bijna net zo bepalend geweest voor het beeld van Nederland als water en wolken.

‘Er is weer belangstelling voor architectuur met een boodschap’, zegt Aart Oxenaar, Cuypers-kenner en directeur van de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. ‘En dan zit je bij Cuypers helemaal goed. Elk van zijn gevels vertelt een verhaal, dankzij de rijke ornamenten. Die worden in de huidige bouwkunst ook weer gebruikt.’

Pierre Cuypers was een architect die trots was op zijn katholieke achtergrond en dat duidelijk in zijn werk liet blijken. Dat bezorgde hem een gespleten imago. Volgens de protestantse en liberale visie wilde Cuypers Nederland met zijn neogotische bouwkunst terugleiden naar de donkere Middeleeuwen en de vleespotten van Rome. Voor de rooms-katholieken was Cuypers een halve heilige, wiens gebouwen hun nieuwe zelfbewustheid uitstraalden.

De vroege jaren van Cuypers

Pierre J.H. Cuypers kwam in 1827 in Roermond ter wereld in een roerige tijd met veel sociale onrust. In Limburg was net een afscheidingsbeweging ontstaan. Aart Oxenaar: ‘De samenleving werd opengebroken, waardoor Pierre maatschappelijk kon stijgen. Zijn vader was een kleine handelaar in meel. Pierre kon gaan studeren aan de Academie van Antwerpen.’

Jonge architecten zochten naar een Vlaamse nationale bouwstijl

Daar kreeg Cuypers een klassieke architectuuropleiding, met veel aandacht voor de Antieken en de Renaissance. Maar de tijden veranderden. Jonge architecten zochten naar een Vlaamse nationale bouwstijl. Ze kozen voor de neogotiek, die in heel Noordwest-Europa populair werd. Cuypers was een van hen. Met hun lange haren en zwarte capes en hoeden maakten de neogoten de eerbiedwaardige kunstinstituten onveilig.

Terug in Roermond zette Cuypers een kunstwerkplaats op voor kerkattributen. Van huis uit rooms-katholiek, zich spiegelend aan de Middeleeuwen, moest hij wel bij het katholicisme uitkomen. Cuypers had zijn deuren nog maar net geopend, toen in 1853 de bisdommen in Nederland werden hersteld.

Voor 1798 konden rooms-katholieken alleen in schuilkerken samenkomen, daarna mochten ze ‘echte’ kerken bouwen, maar alleen naar ontwerp van architecten van Waterstaat. Die bouwden zwaar classicistisch; het beroemdste voorbeeld is de Mozes en Aäronkerk in Amsterdam. Met het herstel van de bisdommen kwam er een einde aan het rijkstoezicht op de bouw van rooms-katholieke kerken. Er konden nieuwe kerken komen met nieuwe vormen. Cuypers was er klaar voor.

Thijm

In Limburg en Noord-Brabant bouwde Cuypers bakstenen kruisbasilieken met hoge gewelven, pinakels en luchtbogen. Hij wekte de aandacht van Joseph Alberdingk Thijm, kunstcriticus en rooms-katholiek emancipator in Amsterdam. Die beschreef Cuypers in zijn blad Dietsche Warande als een middeleeuws gildenmeester, die ambacht en kunst, Schoonheid en Waarheid – met hoofdletters – weer verenigde.

Het artikel van Thijm betekende Cuypers’ landelijke doorbraak. Zijn neogotische torenspitsen kliefden nu ook de Gelderse, Hollandse en zelfs Friese luchten. In zijn kunstwerkplaats werkten tientallen arbeiders om de nieuwe kerken van heiligenbeelden, biechtstoelen en altaren te voorzien.

Ook al is hij nooit sterk geweest, verdroeg hij geen alcohol en had hij vaak hoofdpijn, Pierre Cuypers werkte als een bezetene. Tijdgenoten hebben hem als bijzonder energiek beschreven. Een regelneef vooral, die het hele bouwproces onder controle hield, als een moderne ondernemer en fabrikant.

Voor alle gebouwen en attributen maakte hij schetsen, die zijn tekenaars vervolgens uitwerkten. Hij werkte met standaardprijzen. Bepakt met impressietekeningen en schaalmodellen bereisde hij dorpen en steden om opdrachten binnen te slepen.

Tijdgenoten hebben hem als bijzonder energiek beschreven.

Geniale kunstenaar

Cuypers had de katholieke wind mee. Daarnaast profiteerde hij van de groeiende belangstelling voor het nationale culturele erfgoed. Oude gebouwen werden tot monument verklaard en moesten worden gerestaureerd.

Kunsthistoricus Wies van Leeuwen kent Cuypers’ werk als restaurateur goed. In 1980 richtte hij met anderen het Cuypers Genootschap op. Aanleiding daarvoor was een renovatie van de Sint-Servaaskerk in Maastricht, waarbij verbouwingen die Cuypers bij een eerdere restauratie had aangebracht, werden gesloopt. Sindsdien vecht het genootschap voor het behoud van bijzondere architectuur uit de laatste twee eeuwen.

Paradoxaal genoeg bestrijdt het Cuypers Genootschap restauratiemethoden die de oude architect zelf toepaste. Van Leeuwen: ‘Cuypers bracht gebouwen terug in hun middeleeuwse staat. Resten van andere bouwperioden liet hij slopen. Zo probeerde hij het katholieke verleden van Nederland te benadrukken.’

Hij wilde het verleden overtreffen

Soms ging Cuypers zelfs zover dat hij aan een monumentaal bouwwerk nieuwe elementen toevoegde. Zo ont-deed hij de romaanse Munsterkerk in Roermond van alle toevoegingen uit met name de zeventiende eeuw. Vervolgens zette Cuypers vier gloednieuwe torens in romaanse stijl op de kerk.

‘Cuypers probeerde te denken als de oorspronkelijke bouwers,’ zegt Van Leeuwen. ‘En hij ging een stap verder. Hij wilde het verleden overtreffen. Soms gebruikte hij voor zijn restauraties moderne materialen als staal en beton, met de gedachte: als de middeleeuwse bouwmeesters deze technieken tot hun beschikking hadden gehad, dan hadden ze hetzelfde gedaan.’

Zijn aanpak was niet onomstreden. Bij de restauratie van de Munsterkerk kwam Cuypers in aanvaring met zijn opdrachtgevers. Uit Frankrijk werd de architect Viollet-le-Duc erbij gehaald, restaurateur van prestigieuze monumenten als de Notre Dame in Parijs en de middeleeuwse stad Carcassonne. De Fransman gaf Cuypers gelijk. Zijn naam was nu gevestigd in de Europese neogotische beweging.

De huwelijken van Cuypers

Kort na zijn afstuderen was Cuypers getrouwd met Rosalie van de Vin. Na enkele jaren stierf zij. Haar zus deed Pierres huishouden en zorgde voor zijn dochter. Iedereen verwachtte dat Cuypers met haar zou trouwen, maar daar voelde hij niets voor. Hij verloofde zich met de muzikale en vijf talen sprekende zus van Joseph Alberdingk Thijm, Antoinette. Ondanks zijn bewondering voor Cuypers moest Joseph even slikken bij de gedachte dat een Thijm zou trouwen met een Limburger van lage stand. Pas na de kredietwaardigheid van Cuypers nauwkeurig te hebben onderzocht, gaf hij zijn toestemming voor het huwelijk.

In 1865 verhuisde het echtpaar, met hun zoontje Jos, naar Amsterdam. De nabijheid van Alberdingk Thijm, die veel invloedrijke mensen om zich heen verzamelde, gaf Cuypers’ loopbaan een krachtige impuls. ‘Voor Cuypers was Thijm de perfecte pr-man’, zegt Wies van Leeuwen. ‘Thijm zag in hem een geniale kunstenaar in dienst van God.’

Ook in Amsterdam verrezen kerken van Cuypers, vaak op onmogelijke hoekjes. Een uitzondering was de Vondelkerk. Cuypers liet die bouwen als middelpunt van een geheel door hem ontworpen straat. Oxenaar: ‘Zo verwees Cuypers naar de plaats die de godsdienst innam in de middeleeuwse gemeenschap.’

Pierre Cuypers en zijn gezin betrokken zelf een woonhuis in de Vondelstraat. Herinneringen van zijn zoon en drie dochters schilderen een idyllisch plaatje van het leven in huize Cuypers. Terwijl vader ’s avonds laat nog achter zijn tekentafel zat, bespeelde moeder de piano en zong ze het ene lied na het andere. Antoinette verzorgde alle correspondentie van haar man. Toen zij in 1894 overleed, kon Pierre zes maanden lang niet werken. Hij keerde terug naar Roermond, en elk volgend jaar ging hij op haar sterfdag op bed liggen, in de hoop eveneens te sterven. Dat geluk mocht hij pas op 94-jarige leeftijd proeven.

Hij verloofde zich met de muzikale en vijf talen sprekende zus van Joseph Alberdingk Thijm, Antoinette

Cuypers tegenover zijn kinderen

Voor zijn kinderen was Cuypers geen makkelijke man. In 1927 schreef zoon Jos, die ook architect was geworden: ‘Wie zijn inzichten niet deelde, werd hem als persoon onsympathiek.’ En toen zijn vader de ‘zeer droeve ontdekking’ had gedaan, dat het werk van zijn zoon afwijkingen vertoonde, schreef hij die toe aan ‘valse beginselen’. Ook zijn dochters hebben Pierre Cuypers’ tolerantiegrens getart. Zo verbood hij de twee jongsten een naaiatelier te beginnen. Erger nog was dat eentje ervandoor ging met een Chinees die ze in 1883 had opgeduikeld op de Internationale Tentoonstelling in Amsterdam. Het huis aan de Vondelstraat was te klein.

Pierre Cuypers wilde Amsterdam weer een rooms-katholiek gezicht geven, gebaseerd op de ideale middeleeuwse stad. Kerken en grote openbare gebouwen moesten daarin een centrale rol spelen.

Twee grote opdrachten voor Cuypers

In 1876 kreeg Cuypers de opdracht het Centraal Station in Amsterdam te ontwerpen. Oxenaar: ‘Hij paste de nieuwste technieken als staalconstructies toe. Daarmee liet hij zien dat hij geen middeleeuwer was, maar modern wilde bouwen. Het station gaf hij de vorm van een dubbele stadspoort. Het front verwijst naar de zeventiende-eeuwse stad in bloei. Om de voorgevel beter zichtbaar te maken, heeft Cuypers het Damrak laten verbreden.’

In hetzelfde jaar werd Cuypers, mede dankzij Alberdingk Thijm, de bouw van het Rijksmuseum toegewezen. Ook bij deze opdracht bemoeide de architect zich met de omgeving van het gebouw, omdat het goed te zien moest zijn. Hij liet het bouwterrein ophogen, omdat het lager lag dan de binnenstad. Cuypers heeft ook het Museumplein ontworpen, omdat hij vond dat openbare gebouwen thuishoorden in open ruimtes. Op het plein had hij een nieuw koninklijk paleis gepland. Het paleis op de Dam moest volgens hem weer raadhuis worden.

Ik geloof wel dat hij zelf dacht dat hij als architect een goddelijke missie had

Oxenaar: ‘De stad was voor Cuypers de leefomgeving van de vrije burger. In die zin was hij een democraat. Hij koesterde een corporatistisch maatschappijbeeld, gebaseerd op de middeleeuwse structuren van standen en gilden. Hij dacht niet: laat ik de rooms-katholieke zuil eens overeind zetten. Het rooms-katholicisme was in Nederland een beweging in opkomst. Het was voor een kunstenaar opwindend om die van een vormentaal te voorzien. Cuypers was een rooms-katholiek zoals Gerard Reve dat is. Ik geloof niet dat hij zoveel ophad met de rooms-katholieke hiërarchie. Cuypers was wel rooms, maar niet paaps.’

In 1863 was Cuypers bijna het Vaticaan uit gegooid, omdat hij zich tegenover een kardinaal laatdunkend had uitgelaten over de roomse barok. Gek genoeg heeft hij wel de kerk van Oudenbosch ontworpen, een verkleinde replica van de Sint-Pieter. Wies van Leeuwen: ‘Cuypers was zo katholiek als maar denkbaar was. Hij is begraven in het habijt van de dominicaner lekenorde. Ik geloof wel dat hij zelf dacht dat hij als architect een goddelijke missie had.’

Felle polemieken

Cuypers’ rooms-katholieke geloof werd onderwerp van veel strijd met collega’s en critici. Sinds 1874 was Cuypers lid van het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Nederland. Daar raakte hij bevriend met Victor de Stuers, de hoogste beleidsambtenaar voor monumentenzorg. Binnen het college gingen hun opvattingen prevaleren, waar niet iedereen blij mee was.

Cuypers’ ‘middeleeuwse’ bouwstijl zou niet passen bij het protestantse, verlichte Nederland

Er ontstond een ernstig conflict toen Cuypers de hervormde kerk van Stedum zijn middeleeuws aanzien teruggaf, terwijl de gemeenteleden gehecht waren aan hun witte muren en barokke houtwerk. Kranten spraken van een rooms-katholiek complot om protestantse kerken terug te nemen. Van Leeuwen: ‘Het College van Rijksadviseurs is toen uit elkaar geknald. Daardoor kregen Cuypers en De Stuers alleen maar meer macht. Tot ongeveer 1910 deed Cuypers met zijn zoon Jos het leeuwendeel van de restauraties in Nederland.’

Ook Cuypers’ grote projecten in Amsterdam waren onderwerp van felle polemieken. Cuypers’ ‘middeleeuwse’ bouwstijl zou niet passen bij het protestantse, verlichte Nederland. Koning Willem III noemde het Rijksmuseumgebouw een ‘aartsbisschoppelijk paleis’ en weigerde de opening bij te wonen.

Tegen de stijl van Cuypers

Het ontwerp voor het Rijksmuseum dat Cuypers had ingediend bevatte stijlelementen die waren ontleend aan de Hollandse zeventiende eeuw. ‘Wat Cuypers feitelijk bouwde, leunde veel meer op middeleeuwse bouwstijlen,’ zegt Wies van Leeuwen. ‘Hij had net een huis gerestaureerd dat een middeleeuwse opbouw had, met raamlijsten en versieringen uit de vroege Renaissance. Die brachten hem op het idee voor de gevels van het Rijksmuseum.

Na Amsterdam CS en het Rijksmuseum kreeg Cuypers geen grote projecten meer.

De Maatschappij ter Bevordering van de Bouwkunst sprak een duidelijke voorkeur uit tegen Cuypers en vóór de latere Hollandse Renaissance – met de krulgevels. Tot in de Tweede Kamer is gedebatteerd over de vraag of Cuypers niet alle opdrachten moesten worden ontnomen.’ Na Amsterdam CS en het Rijksmuseum kreeg Cuypers geen grote projecten meer.

Een eeuw lang waren Cuypers’ beroemdste gebouwen een doorn in het oog van de gebruikers. De neogotische versieringen in het Rijksmuseum zouden de aandacht afleiden van de schilderijen. In het Centraal Station moesten de ornamenten het afleggen tegen neonlicht en pictogrammen. En nu worden ze goeddeels weer van de witkalk en de gipsen wandjes bevrijd.

De renovatie van het Rijksmuseum

Wat vroeger als storend werd ervaren, ziet men nu als de kracht van een gebouw: het eigen gezicht, de boodschap. ‘Je kunt onmogelijk alles terugbrengen in de negentiende-eeuwse staat,’ zegt Aart Oxenaar. ‘Toch wordt in de centrale hal van Amsterdam CS het oude beeld enigszins hersteld. Hetzelfde geldt voor de zalen van het Rijksmuseum. De directie beseft nu dat Cuypers’ architectuur ook kunst is.’

De renovatieplannen voor het Rijksmuseum waren nog vaag in 2000. Maar het leek zeker dat de binnenplaatsen hun oude bestemming terugkrijgen. In Cuypers’ ontwerp kon je via de onderdoorgang de binnenplaatsen op lopen en daar het museum binnengaan. Die omweg moest de bezoeker in een gewijde stemming brengen. In de jaren vijftig zijn de binnenplaatsen veranderd in een labyrint van kleine kamertjes. Wies van Leeuwen: ‘Het Cuypers Genootschap pleit al jaren voor heropening van de binnenplaatsen. Nu lijkt directeur Ronald de Leeuw op dezelfde lijn te zitten. Wij cuyperianen houden hem in de gaten.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.