Home Frans-Pruisische Oorlog

Frans-Pruisische Oorlog

  • Gepubliceerd op: 21 augustus 2007
  • Laatste update 21 sep 2020
  • Auteur:
    Bart Stol
Frans-Pruisische Oorlog

De Frans-Pruisische Oorlog stelde Bismarck in staat om de Duitse landen samen te smeden tot de nieuwe Europese grootmacht. De oorlog verenigde echter ook het verdeelde Frankrijk, al moest dat land wel eerst door het bloedige dal van de ‘Commune’.

door Bart Stol

 De succesvolste eindredacteur uit de geschiedenis is ongetwijfeld de Pruisische kanselier Otto von Bismarck. Zijn redactie van het telegram over het gesprek tussen de Franse ambassadeur in Berlijn en de Pruisische koning Wilhelm over de Spaanse troonopvolging vormde immers de directe aanleiding tot de Frans-Pruisische Oorlog van 1870 – een oorlog die de kanselier graag wilde.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De ambassadeur moest Wilhelm melden dat de Duitse prins Leopold von Hohenzollern-Sigmaringen de vrijgekomen troon van Spanje niet mocht

innemen. Grootmacht Frankrijk vreesde omsingeld te worden door de Duitsers, die zich, hoewel verdeeld in kleine staatjes, steeds assertiever opstelden in Europa. Wilhelm moest beloven dat hij nooit meer een Hohenzollern zou voordragen voor de Spaanse troon.

Maar Bismarck draaide de rollen om. Hoewel Wilhelm enkel zei dat hij geen beloften voor de eeuwigheid wilde doen, herschreef Bismarck zijn uitspraken zodanig dat het leek alsof Wilhelm de Franse eis provocerend had afgewezen, en lekte zijn versie naar de pers. Wat Bismarck hoopte gebeurde: Frankrijk verklaarde direct de oorlog.

Bismarcks brief wordt vaak omschreven als de openingszet van een meesterplan om de Duitse landen door oorlog met Frankrijk te verenigen en zo de leidende natie in Europa te worden. De Franse regering wilde echter niet minder graag oorlog. Haar motieven verschilden bovendien weinig van die van Bismarck. Frankrijk was weliswaar een eenheidstaat, maar het was niet minder verdeeld.

Sinds de Franse Revolutie hadden conservatieven, liberalen en socialisten elkaar in allerlei vormen en gedaanten bestreden. In 1830 en 1848 waren er in Parijs nieuwe revoltes uitgebroken die het land destabiliseerden. Daarom waren velen blij dat Louis-Napoleon Bonaparte, het neefje van de grote Napoleon, in 1851 een staatsgreep pleegde en het Tweede Keizerrijk stichtte. De heerschappij van de grote Napoleon was sinds 1789 de enige stabiele periode geweest. Wellicht zouden de dagen van glorie en rust terugkeren.

Maar ondanks een succesvol begin slaagde Napoleon III, zoals hij zich liet noemen, er niet in om de verdeelde Fransen te verenigen. Hoewel hij sociale wetten doorvoerde en het volk per plebisciet bij de besluitvorming betrok, raakten juist de verpauperde massa’s van Parijs erg in hem teleurgesteld. Vooral de wijze waarop hij Parijs door baron Georges-Eugène Haussmann liet moderniseren wekte weerstand. Uit prestige en om rellen te voorkomen moest de oude binnenstad, met zijn vele (voor leger en politie) ontoegankelijke buurten en kronkelige straatjes, plaatsmaken voor boulevards en luxe appartementencomplexen. Terwijl de bourgeois over de nieuwe boulevards flaneerden, werden de armen onder luid protest naar de randen van de stad gedreven. De enigen die werkelijk naar hen luisterden waren de radicale intellectuelen, die in de Parijse cafés debatteerden over de nieuwste revolutionaire filosofieën. Vooral marxisme en anarchisme deden het er goed.

Napoleon III zag Bismarcks eindredactie als een buitenkansje. Deze ‘brutaliteit’ krenkte namelijk de nationale trots van iedere Fransman, zowel arm als rijk. Een succesvolle oorlog tegen het provocerende Pruisen was een kans bij uitstek om het gezag van het Keizerrijk in Europa en Frankrijk zelf te herstellen. En inderdaad, na het bekendmaken van de Franse oorlogsverklaring trokken de Fransen massaal de straat op. Het rebelse Parijs kolkte van patriottisme: ‘Vive la France!’, ‘À bas Bismarck!’, ‘À Berlin !’

Dronken boeren

Op datzelfde moment weergalmde in Berlijn zelfverzekerd de kreet: ‘Nach Paris!’ Er waren echter weinig waarnemers die gokten op een Duitse overwinning. Ondanks binnenlandse troebelen gold Frankrijk nog steeds als dé Europese militaire macht. Het had zelden een directe confrontatie met Pruisen verloren. Toch was de situatie in de jaren 1860 ten gunste van Pruisen veranderd. Het concept van algemene dienstplicht had ervoor gezorgd dat ‘de kleinste van de Europese grootmachten’ kon beschikken over een betrekkelijk groot en goed getraind leger.

Dat miste de ervaring van het trotse Franse beroepsleger, maar kon een woordje meespreken dankzij zijn aantallen en gemiddeld genomen aardige kwaliteit ervan, die vooral steunde op virulent patriottisme en ijzeren discipline. Dat bleek toen Pruisen in 1866 onverwacht zijn grote Duitse broer Oostenrijk-Hongarije versloeg. Deze overwinning bezorgde het staatje niet alleen een leidende plaats binnen de Duitse landen, maar ook een nog groter leger. De nieuwe door Pruisen geleide Noord-Duitse Bond telde maar liefst 30 miljoen zielen, bijna net zoveel als Frankrijk (38 miljoen). Daar kon met behulp van algemene dienstplicht een miljoenenleger aan onttrokken worden. Dat was nog nooit vertoond.

Pruisen had nog een troef. Het Duitse spoorwegnet was het beste van Europa: het tastbare resultaat van de industriële revolutie, die in de Duitse gebieden een grotere vlucht had genomen dan elders. De spoorwegen dienden om de Duitse landen economisch aaneen te smeden, maar waren onder Pruisische impuls strategisch aangelegd. Pruisen werd omringd door potentieel sterkere vijanden: Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Frankrijk. Het spoorwegnet was daarom zo ontworpen dat legers snel van de ene naar de andere grens verplaatst konden worden. Dankzij uitstekende telegraafverbindingen kon de Pruisische generale staf (in omvang en expertise uniek in Europa) deze complexe en massale troepenbewegingen vanuit een centraal punt coördineren en ongekend snel in gang zetten.

Met deze strak geleide organisatie en doordachte operationele planning was Pruisen zijn tijd ver vooruit. De rest van Europa vertrouwde in 1870 nog steeds op het improvisatievermogen van individuele bevelhebbers te velde. Nergens meer dan in Frankrijk, waar men zweerde bij het informele système D, dat stoelde op het principe: On se débrouillera toujours (We redden ons wel).

Frankrijk had minder ingezet op de spoorwegen, omdat het als grootmacht zijn buren niet vreesde. Frankrijks aandacht ging uit naar de marine. Zijn stalen, door stoom aangedreven oorlogsschepen (een noviteit) behoorden tot de beste ter wereld. Ze vormden de basis voor ambitieuze koloniale avonturen in Afrika en Amerika. Maar het Franse spoor was niet achterlijk, zoals soms wordt verondersteld. Het weerspiegelde echter de Franse prioriteiten. De betere lijnen gingen richting Italië – tot 1866 het voornaamste slagveld tussen Frankrijk en de traditionele leider van de Duitse landen: Oostenrijk-Hongarije. Daardoor was het spoorwegnet in het oosten verwaarloosd. Sommige spoorlijnen waren niet eens af.

Dat werd plotsklaps een probleem toen Pruisen na de overwinning op Oostenrijk-Hongarije in 1866 de Duitse kracht in het oosten samenbalde. Toch hadden de Fransen, sinds eeuwen meesters van het slagveld, er in 1870 alle vertrouwen in. Hoewel het Pruisische leger ruim eenderde groter was, beschouwden de Fransen de Duitse dienstplichtigen als een bende ‘amateurs’; ze werden omschreven als ‘voortsloffende dronken boeren, geleid door bebrilde advocaten’.

In Frankrijk was de dienstplicht nooit populair geweest en daarom slechts beperkt ingevoerd. De boeren wilden hun akkers niet verlaten en bourgeoisie en middenstand vonden het geen veilig idee om arbeiders militaire training te geven. De felste tegenstanders waren echter liberalen, socialisten en arbeiders. Het leger was de voornaamste pijler van het Keizerrijk. Als dat werd versterkt, zouden democratische hervormingen (en ook ‘de revolutie’) minder kans krijgen. Eigenlijk was iedereen zo tevreden met het huidige stelsel, dat het beroepsleger via loting voorzag van voldoende vers bloed en genoeg mogelijkheden bood om zonen vrij te kopen.

Weinigen twijfelden aan het militaire vermogen van de ervaren Franse profs – liefkozend grognards (‘oude bromberen’) genoemd – die zich onderscheiden hadden met spectaculaire koloniale acties in Algerije en Mexico, en in succesvolle oorlogen tegen Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Bovendien waren veel Fransen er heilig van overtuigd dat mocht la patrie werkelijk bedreigd worden, de bevolking spontaan zou opstaan om eigenhandig buitenlandse invallers te verdrijven. Daar was geen strenge dienstplicht voor nodig.

Vernederende triomftocht

In september 1870 verbaasden de Duitse ‘amateurs’ Europa. Dankzij hun geoliede oorlogsmachine versloegen ze in amper zes weken het Franse beroepsleger. Tijdens de Slag bij Sedan raakte Napoleon III omsingeld. Hij moest zich met zijn complete leger overgeven. Het was de grootste blamage uit de Franse militaire geschiedenis. De bevolking besloot desalniettemin door te vechten. Maar ze was klaar met de keizer. Napoleon werd bij verstek afgezet en zijn Tweede Keizerrijk vervangen door een nieuwe Republiek – sinds 1789 alweer de derde.

Aan strijdlust ontbrak het niet. In Parijs en op het platteland werden massaal volkslegers op de been gebracht. De legendarische jaren negentig van de achttiende eeuw leken te herleven, toen Fransen de handen ineensloegen om de Eerste Republiek (het kind van de Franse Revolutie) te beschermen tegen de verzamelde legers van de Europese anciennes regimes. Maar ook deze kersverse Franse ‘amateurs’ bleken geen partij voor hun beter getrainde en gedisciplineerde Duitse collega’s. Noch de Nationale Garde van Parijs, noch de provinciale legers konden de Duitsers een slag toebrengen.

Na een vruchteloze strijd van vier maanden vond het overgrote deel van Frankrijk het welletjes. De consensus was dat de oorlog het land uitputte. Beter was het om nu akkoord te gaan met de door Bismarck gedicteerde vrede en deze te benutten om intern orde op zaken te stellen. Een herrezen Frankrijk zou daarna des te krachtiger revanche kunnen nemen op de Duitsers, die het dubbel vernederd hadden door de Pruisische koning Wilhelm in de Spiegelzaal van Versailles tot keizer van een verenigd Duitsland te kronen.

De Parijzenaars dachten hier echter anders over. Hun stad was maanden belegerd en ze hadden zich al die tijd voorbereid op een definitief treffen. Nu werd hun zomaar de kans ontnomen om de Franse eer te redden. Sterker nog: de vredesvoorwaarden die de rest van het land aanvaardde bevatten niet alleen de gedwongen afstand van het gebied Elzas-Lotharingen en een gigantische schadevergoeding, maar ook een Duitse triomftocht door Parijs.

Veel Parijzenaars beschouwden dat als een onnodige vernedering, een teken dat de Republiek geen rekening hield met hun gevoelens. Het vertrouwen in de Republiek was al niet groot, zeker niet bij de liberalen en socialisten (ruim vertegenwoordigd in Parijs), omdat de conservatieven een aanzienlijke meerderheid hadden in het parlement. Voor de meeste Parijzenaars was de grootste ergernis echter dat de hoofdstad in de Republiek nauwelijks stemgewicht had. Van de 768 parlementszetels waren er slechts 43 voor Parijs, wat de stad praktisch onder curatele van het ‘achterlijke’ platteland stelde.

Na de vernederende Duitse triomftocht, die de Parijzenaars symbolisch uitwisten door de boulevards met een speciaal schoonmaakmiddel te schrobben, was de spanning te snijden. Toen de regering in maart 1871 een aantal Parijse kanonnen (een trotse erfenis van de oorlog en symbool van de Parijse onverzettelijkheid) wilde vorderen, sloeg de vlam in de pan. De regering ontvluchtte de stad, waarop de Parijzenaars op eigen houtje een gemeenteraad – commune – kozen, die de Parijse zelfstandigheid tegenover de Republiek moest beschermen.

Barricades

Hoewel veel Parijzenaars de Commune aanvankelijk met enthousiasme ontvingen, nam haar populariteit snel af. In april werd zij gekaapt door socialistische hardliners, die in het zwaar bewapende Parijs de ideale stormram zagen van de sociale revolutie die Napoleon III met zijn oorlog had willen voorkomen. Behalve de verpauperde Parijse massa’s zat echter geen Fransman op revolutie te wachten. Volgens velen maakte de revolte nationaal herstel onmogelijk. Bovendien schaadde deze Frankrijk in diplomatiek opzicht. Welk fatsoenlijk land zou met een verscheurd of – godbetert – socialistisch Frankrijk een alliantie willen aangaan tegen het machtige Duitse keizerrijk?

Dit vonden vooral de krijgsgevangen beroepsmilitairen die in Duitsland dankzij Franse kranten volledig op de hoogte waren van de chaos in hun land. ‘Sedan’ had veel officieren geleerd dat het Pruisische systeem met zijn discipline en planning de toekomst had. De Duitse dienstplichtige was nu, volgens een Franse officier, het symbool van de ’triomf van orde over chaos, van organisatie over revolutie’. De communards daarentegen verpersoonlijkten de verdeeldheid die Frankrijk sinds de Franse Revolutie ondermijnd had.

Parijs werd opnieuw omsingeld, nu door de troepen van de Derde Republiek. Die wilde de beroepssoldaten in Duitsland graag terug hebben en verzochten Bismarck om hun vervroegde vrijlating. Uit rapporten van de geheime politie was gebleken dat de provinciale soldaten ondanks hun antipathie voor de Commune weinig animo hadden om tegen landgenoten te vechten. Een boerensoldaat stelde: ‘Als ze me dwingen tegen de Parijzenaars op te marcheren, dan zal ik marcheren. Maar ik zal in geen geval op hen schieten.’

Zoals gehoopt disciplineerden de teruggekeerde beroepsmilitairen het provinciale leger. Onder hun leiding werd Parijs in amper een week terug in het gareel geslagen. De beroeps, gehard door koloniale oorlogen in Algerije en Mexico, wisten wel raad met de slecht georganiseerde socialistische en proletarische ‘partizanen’, die overal in Parijs barricades hadden opgeworpen. Hoewel Haussmanns boulevards waren aangelegd voor het leger, hadden de generaals voorzien dat deze juist de communards ten goede kwamen. Versterkt met kanonnen vormden de barricades formidabele obstakels; de brede boulevards boden de communards een prachtig schootsveld.

De soldaten hadden daarom opdracht gekregen om de versperringen via achtertuintjes en zijweggetjes te omsingelen. Als dat niet lukte moesten ze zich een weg tunnelen door de muren van de appartementencomplexen om ze van dichtbij te beschieten. Deze tactiek maakte van veel barricades een dodelijke val. Terwijl het leger zo’n 400 man verloor, kwamen 10.000 communards bij dergelijke gevechten om het leven. Aangemoedigd door rechtse kranten (Le Figaro stelde dat het leger nu een uitgelezen kans had om ‘Parijs te genezen van de morele verrotting die de stad sinds jaren verteerde’) pacificeerde het leger vervolgens de stad.

Met het neerslaan van de Commune kwam er een einde aan de verdeeldheid die Frankrijk sinds 1789 destabiliseerde. Hoewel het in de Republiek (en vooral Parijs) bleef rommelen, was het na 1871 voor de meeste Fransen duidelijk dat de grootste vijand niet meer in de rijke of arme buurten of in de stad of het platteland woonde, maar over de grens. Dit zorgde voor een nieuw element in het denken over maatschappij en oorlog: xenofobie, en daarmee voor de opgang van het sociaal-darwinisme. Met haar nadruk op ras en nationale vitaliteit fungeerde deze filosofie als katalysator van het nationalisme. Daarmee werd zij een geduchte tegenstander van het revolutionaire socialisme en een handig middel voor Franse politici om de natie met haar vele interne tegenstellingen aaneen te smeden.

In de decennia na 1870 werden er voor de Franse gesneuvelden standbeelden opgericht. Sommige beelden een wilskrachtige, raszuivere Galliër (de oer-Fransoos) uit, die stond voor het doel van de hele natie: het heroveren van Elzas-Lotharingen op de barbaarse Teutonen uit het oosten. Basis van deze Revanche werd de strengste dienstplicht van Europa; mede om het veel hogere geboortecijfer van de Duitsers te neutraliseren moest haast elke Fransman tussen de twintig en de veertig eraan geloven. Zo werd uiteindelijk niet de revolutie, maar de dienstplicht de ‘grote gelijkmaker’ binnen het Franse volk.

Daarmee markeert de Frans-Pruisische Oorlog een scharnierpunt in de geschiedenis. Deze toonde niet alleen Frankrijk, maar alle Europese landen dat de natie zich in navolging van Pruisen eensgezind en systematisch moest voorbereiden op een massaal treffen met het buitenland. Nu oorlogen op industriële schaal gevoerd werden, was het aantal gedrilde mannen dat een land op het slagveld kon afleveren van doorslaggevende betekenis. Na 1870 was een verdeelde natie een verloren natie.

Meer informatie

Boeken

Zowel de Commune-opstand als de Frans-Pruisische Oorlog is in Nederland nauwelijks beschreven. H.L. Wesseling dist in zijn boek Frankrijk in oorlog, 1870-1962 (2006) de oorlog tussen Frankrijk en Pruisen kort maar smakelijk op. Wie meer wil lezen zal Franse, Duitse of Engelse boeken ter hand moeten nemen. Een recent, zeer leesbaar en goed gedocumenteerd overzicht is The Franco-Prussian War. The German Conquest of France in 1870-1871 (2003), van Geoffrey Wawro.

Over de Commune is zeer veel geschreven. Het onderwerp is een historiografische toverspiegel die historici van allerlei pluimage heeft verleid tot het teboekstellen van de meest uiteenlopende interpretaties en geschiedenissen. David A. Shafer biedt in The Paris Commune. French Politics, Culture and Society at the Crossroads of the Revolutionary Tradition and Revolutionary Socialism (2005) naast een goed overzicht van de vele facetten van de opstand een aardig hoofdstuk over de bonte historiografie van de Commune.

Wie geïnteresseerd is in de wijze waarop het leger de Commune neersloeg kan terecht bij het academische The War Against Paris 1871 (1981) van Robert Tombs. Het boek is wat stroef geschreven, maar zeer de moeite waard, omdat het de verwarring tijdens de verovering en zuivering van Parijs goed weergeeft.

Internet

De Frans-Pruisische Oorlog wordt prachtig geïllustreerd op www.deutsche-schutzgebiete.de/dfkrieg.htm. Deze Duitse site biedt naast beschrijvingen van de voornaamste achtergronden en veldslagen ook biografieën van de voornaamste hoofdrolspelers. Verder zijn er Duitse en Franse krijgsliederen te beluisteren, zoals het Deutschlandlied, de Kaiserhymne en de Marseillaise.

De site www.marxists.org/history/france/paris-commune geeft met honderden authentieke foto’s en primaire bronnen een gekleurd, maar niettemin mooi beeld van de Communeopstand.