Moeten de miljoenen Russen zich vrij door het land kunnen bewegen? Nee, menen de Russische autoriteiten al eeuwen. Via een passensysteem leggen ze de bevolking beperkingen op.
Propiska, letterlijk vertaald ‘registratie’, is een beladen begrip in het Russisch. Het is de informele benaming voor de stempel die vrijwel iedere Rus in zijn verplichte ‘binnenlandse paspoort’ heeft en die zijn of haar woonplaats vermeldt. De term stamt uit de tijd van de Sovjet-Unie, toen registratie verplicht was en werd gebruikt om de interne migratie in het tegenwoordig 17 miljoen km2 grote land in de hand te houden. De restricties van het propiska-stelsel zijn na de val van de Sovjet-Unie officieel afgeschaft, maar veel Russen gebruiken de term nog steeds wanneer ze het over het huidige registratiesysteem hebben.
Meer lezen over de geschiedenis van Rusland? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De wortels liggen dan ook veel verder terug in de Russische geschiedenis. Tsaar Peter de Grote wilde er aan het begin van de achttiende eeuw zeker van zijn dat ‘moezjiks op de akkers blijven waar ze thuishoren’. Iedereen die arriveerde in een nieuwe woonplaats moest zich daarom laten registeren op het lokale politiebureau. Wanneer beambten weigerden om een stempel te zetten, dan zat er niets anders op dan terug te keren naar je plaats van herkomst. En dat gebeurde nogal eens.
Want die moezjiks, dat waren horige boeren. In 1649 had tsaar Alexis I de lijfeigenschap ingevoerd. Dat was voor hem een manier om de grootgrondbezitters aan zich te binden. Die zeurden al langer om minder vrijheden voor de boeren die op hun land werkten. Wanneer die namelijk het idee hadden dat ze slecht werden behandeld, namen ze meestal simpelweg de benen. In het uitgestrekte Rusland was het vervolgens vrijwel onmogelijk om ze weer terug te vinden. Wie vijf jaar uit handen van zijn heer wist te blijven, was een vrij man.
Wie vijf jaar uit handen van zijn heer wist te blijven, was een vrij man
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Dat veranderde allemaal in 1649: ter compensatie voor hun eigen diensten als officier of ambtenaar kregen grootgrondbezitters volledige zeggenschap over ‘hun’ boeren. De lijn tussen lijfeigenschap en slavernij was dun: strikt genomen waren de moezjiks geen eigendom, maar waren ze wel gebonden aan de grond. En de landeigenaar bepaalde hun leven. Boeren waren verplicht om tot drie dagen in de week kosteloos werk voor hun heer te verzetten. Die besloot ook met wie zijn ‘zielen’ mochten trouwen, alleen binnen de eigen gemeenschap. Paspoorten werden simpelweg niet verstrekt. Wie wegvluchtte werd teruggehaald en zwaar gestraft. Lijfeigenschap was bijna onontkoombaar: boeren vormden 80 procent van de bevolking van het Russische Rijk en naar schatting was slechts een vijfde daarvan vrij man.

Het was opmerkelijk dat Rusland er nog een feodaal tandje bij schakelde terwijl het feodale stelsel in de rest van Europa werd ingewisseld voor de eerste voorzichtige stapjes op het kapitalistische en later ook het industriële pad. Het Russische Rijk miste de boot en ging op sociaal-economisch gebied steeds verder achterlopen, zeker in de negentiende eeuw. Fervente slavofielen juichten dat Rusland een door God gewezen unieke eigen koers voer en niets kon leren van het corrupte Westen, maar de meeste andere Russen – van alle rangen en standen – beseften terdege dat er iets moest veranderen.
Halfbakken hervormingen
Zoals wel vaker in de Russische geschiedenis was er een oorlog voor nodig om dat voor elkaar te krijgen. Rusland ging onderuit in de Krimoorlog (1853-1856) en tsaar Alexander II oordeelde dat hervormingen noodzakelijk waren om zijn rijk op te stuwen in de vaart der volkeren. Ook het ‘bezitten van zielen’ moest in de ogen van de tsaar verdwijnen. Op 3 maart 1861 was het eindelijk zover: overal in Rusland werd een proclamatie voorgelezen waarmee er na twee eeuwen officieel een einde kwam aan de lijfeigenschap.
Alexander II is de geschiedenis ingegaan als ‘tsaar-bevrijder’, maar de boerenbevolking betaalde een hoge prijs voor de vrijheid. De belangen van de landeigenaren stonden voor de tsaar voorop. Grootgrondbezitters werden ruimschoots gecompenseerd voor hun verlies. Ze mochten twee derde van hun grond behouden – zonder uitzondering de vruchtbaarste akkers – en de rest werd verdeeld onder de ex-lijfeigenen. Die moesten daarvoor diep in de buidel tasten. De staat schoot het bedrag voor en eiste terugbetaling in maximaal 49 jaar. De dorpsgemeenschap, de obsjtjsina, werd collectief verantwoordelijk voor de afbetaling en de afdracht van belastingen aan de schatkist. De schaarse landbouwgrond werd ook gemeenschappelijk bezit.

Op deze manier waren de ‘vrije boeren’ nog steeds aan de grond gebonden. In de praktijk hielden ze weinig over om van te leven. Zolang de staatslening niet volledig was afgelost, mochten zij hun dorp niet verlaten zonder toestemming. Het paspoort diende als controlemiddel, want na de afschaffing van de lijfeigenschap bleven de regels van Peter de Grote wel gewoon bestaan. Je zou kunnen beargumenteren dat er voor de moezjiks na 1861 in de praktijk niets veranderde.
Het einde van de lijfeigenschap was onderdeel van een uitgebreid hervormingsprogramma, waarbij onder andere het wetboek op de schop ging, het onderwijs werd verbeterd en de censuur werd teruggeschroefd. Dat deed tsaar Alexander II niet omdat hij in één nacht van conservatief in liberaal veranderde, maar omdat hij hoopte dat vrije boeren betere en loyalere soldaten zouden zijn. En sociaal-economische stabiliteit moest de weg vrijmaken voor industriële en commerciële ontwikkeling.

Maar omdat het in de praktijk halfbakken hervormingen waren, bleef de grote transformatie van Rusland uit. Onder brede lagen van de bevolking nam de ontevredenheid alleen maar toe. Conservatieven vonden de tsaar te liberaal en liberalen vonden hem te conservatief. Nadat Alexander II in 1881 bij een bomaanslag om het leven kwam, voerde zijn zoon als nieuwe tsaar de repressie weer op.
Pas na een nieuwe verloren oorlog – ditmaal tegen Japan – en de daaropvolgende revolutiepoging liet tsaar Nicolaas II in 1906 echte landbouwhervormingen doorvoeren door premier Pjotr Stolypin. De obsjtjsina werd afgeschaft en ingeruild voor individueel landeigendom. De laatste schulden uit 1861 werden kwijtgescholden en vrijwillige coöperaties leverden financiële steun aan armlastige boeren.

Of Stolypins hervormingen voor een doorbraak hadden kunnen zorgen zullen we nooit weten. Tot de Eerste Wereldoorlog was er nog geen sprake van grootschalige industrialisatie of stedelijke ontwikkeling. Er waren onvoldoende arbeidskrachten beschikbaar, omdat de boerenbevolking tot dan toe ‘vast’ zat en dat stond economische groei in de weg. Rusland was nog steeds primair een landbouweconomie toen de oorlog uitbrak waarin het Russische Rijk ten onder ging.
Weer een paspoortplicht
Na de revoluties van 1917 en de daaropvolgende Russische Burgeroorlog kwamen Vladimir Lenin en zijn bolsjewieken als overwinnaar uit de bus. Zij pakten het aanvankelijk helemaal anders aan. De gigantische stukken land van de aristocraten werden onteigend en verdeeld onder de boerenbevolking. Het passysteem van Peter de Grote verdween als ‘controlemiddel van de tsaristische politiestaat’ na de Oktoberrevolutie onmiddellijk in de prullenbak. In de Sovjet-Unie mochten alle Russen voortaan gaan en staan waar ze wilden.

Maar in 1932 keerde het Kremlin al weer terug op zijn schreden. Lenins opvolger Jozef Stalin maakte met zijn verregaande vijfjarenplannen werk van de modernisering van de Sovjet-Unie. In razend tempo werden zware industrieën uit de grond gestampt, grote infrastructuurprojecten gerealiseerd en de landbouw gecollectiviseerd. Om dat alles mogelijk te maken werden de miljoenen mensen rücksichtslos heen en weer geschoven door de Sovjet-Unie. Stalin beschouwde hen min of meer als grondstof voor de Sovjeteconomie.
Om te zorgen dat iedereen na deze grootschalige ontworteling op z’n plek bleef, werd de paspoortplicht weer ingevoerd. Bovendien hoopte Stalin zo de trek naar de steden te stoppen, want de landbouwcollectivisatie was geen groot succes en veroorzaakte begin jaren dertig op het platteland hongersnoden, omdat het schaarse voedsel werd afgevoerd naar de steden om fabrieksarbeiders te voeden.

Vooral de boeren waren de dupe van Stalins moderniseringsdrift. Zij raakten hun na de revolutie verkregen vrijheid weer kwijt en werden opgesloten in kolchozen en sovchozen. Die grootschalige collectieve boerderijen vormden in essentie een moderne versie van de obsjtjsina.
De boeren raakten door Stalin hun vrijheid weer kwijt
Maar de registratieplicht beperkte de bewegingsvrijheid voor alle inwoners van de Sovjet-Unie. De ‘permanente propiska’ bepaalde je woonplaats en alleen met een ‘tijdelijke propiska’ kon je langere tijd elders in de Sovjet-Unie verblijven, bijvoorbeeld om te studeren in een andere stad. Het was heel moeilijk om een permanente propiska te verkrijgen voor een grote stad, en voor Moskou vrijwel onmogelijk. Een lichtpuntje was dat de staat het ook als een plicht zag om iedereen te voorzien van woonruimte. In principe was niemand in de Sovjet-Unie dakloos.

Het registratiesysteem kwam tot volle wasdom in de jaren zeventig, toen de Sovjet-Unie op economisch gebied krakend en piepend tot stilstand begon te komen. De propiska werd een van de belangrijkste middelen om de bevolking onder de duim te houden.
De ‘101e kilometer’ kwam symbool te staan voor de beperkingen op het vrije verkeer van personen binnen de Sovjet-Unie. ‘Ongewensten’ – criminelen maar ook mensen die werden vrijgelaten uit de strafkampen van de Goelag-archipel – mochten zich niet binnen honderd kilometer van de grote steden vestigen. De definitie van ongewenst was breed. Zo werd Moskou ‘schoongeveegd’ in aanloop naar de Olympische Spelen van 1980, zodat buitenlandse bezoekers geen verkeerd beeld zouden krijgen van de stad en zijn inwoners. Sowieso mochten toeristen over het algemeen niet verder dan 25 kilometer buiten een stad komen.
Omslachtig systeem
Zelfs Sovjetleider Michail Gorbatsjov, de man van glasnost en perestrojka – openheid en hervormingen – hield het propiska-systeem in de jaren tachtig in stand. Pas nadat een door hem ingestelde commissie in 1991 oordeelde dat de maatregel in strijd was met de grondwet, werd de verplichte registratie afgeschaft. Dat was twee maanden voor het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.
Het zal niet verbazen dat er ook geen plek was voor de propiska in de nieuwe grondwet van de Russische Federatie, die het land in 1993 kreeg. Maar het systeem van woonplaatsregistratie wordt dus in de volksmond nog steeds wel zo genoemd. Dat heeft wellicht ook iets te maken met het feit dat het nogal een omslachtig systeem is, waarbij veel Russen afhankelijk zijn van hun huisbaas om goedkeuring te krijgen voor een registratiestempel in hun binnenlandse pas.
Blijvend op achterstand
De lijfeigenschap heeft een lange schaduw over Rusland geworpen. De economische ontwikkeling van het Russische Rijk bleef achter op de rest van Europa. Het feit dat de afschaffing ervan in 1861 slechts een wassen neus was, verleidde Lenin al tot de uitspraak: ‘Het jaar 1861 leidde naar het jaar 1905.’ Recent wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat de gevolgen daarvan nog doorwerken tot op de dag van vandaag, ondanks de ingrijpende sociaal-economische omwentelingen van de Russische Revolutie en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.
Wie de cijfers erbij pakt, ziet dat Russische steden trager groeiden, dat de industriële en economische ontwikkeling een minder hoger vlucht nam én minder diversificatie kende, en dat de Russische infrastructuur primitiever bleef. Dat voelen de Russen zelf ook: hun onderwijs- en inkomensniveaus zijn gemiddeld lager dan in de rest van Europa. Het lijkt erop dat de Russische tsaren hun land blijvend op achterstand hebben gezet door de langdurige lijfeigenschap. Net als Lenin en Stalin probeert ook president Poetin die nu uit alle macht in te lopen en daar ondervindt de rest van Europa de gevolgen van, Oekraïne voorop.

De registratie wordt gebruikt voor uiteenlopende zaken als belastingen, uitkeringen, het uitbrengen van je stem en de dienstplicht. Het verschilt in die zin dus niet veel van een burgerservicenummer, maar vandaag de dag is het toch ook nog steeds een middel om Russen in toom te houden. Ze mogen zich vrij bewegen, maar wie zijn internationale paspoort wil verlengen heeft een geldig binnenlands paspoort nodig. Ook Russen die in het buitenland wonen. Voor hun binnenlandse pas moeten ze eerst terug naar hun Russische adres, om vervolgens hun internationale reisdocument te verlengen bij de Russische ambassade in het land waar ze woonachtig zijn.
Nog steeds geldt Lenins devies ‘vertrouwen is goed, controle is beter’
Lenins vermeende devies ‘vertrouwen is goed, controle is beter’ geldt nog steeds in Rusland. Ongewenst gedrag kan nog steeds een reden zijn om geen internationaal paspoort te verstrekken. Zo houdt president Vladimir Poetin de Russen in het buitenland een zwaard van Damocles boven het hoofd. Want wie zegt dat hij hen niet zal dwingen hun pas op te geven óf terug te keren naar het moederland? Net als Peter de Grote wil de huidige tsaar het liefst dat Russen blijven waar hij vindt dat ze horen. Tegelijkertijd is het Kremlin uiterst gul met het verstrekken van paspoorten aan Russen in buurlanden als de Baltische staten, Georgië en Oekraïne. Want voor Poetin is het Russische paspoort niet alleen een middel om controle uit te oefenen, maar ook een manier om geopolitiek te bedrijven.
Meer weten:
- Russia and the Russians (2012) door Geoffrey Hosking beschrijft de lange geschiedenis van het land.
- The Abolition of Serfdom in Russia (2001) door David Moon behandelt de hervormingen.
- Russia under the Old Regime (1997) van Richard Pipes, over de evolutie van de Russische staat.