Alexander II was de eerste tsaar die trachtte moderniseringen door te voeren in Rusland. Hij vond de radicale nihilisten op zijn pad. Het ontbrak in het land aan een gematigde middenklasse, die de geleidelijke democratisering in gang kon zetten. De keuze was wit of zwart, en de partijen dreven in hun felheid alleen maar verder uit elkaar.
13 maart 1881: tsaar Alexander II rijdt door de straten van Sint-Petersburg, via zijn vaste zondagse route. Langs de kant van de weg, in de buurt van het Catharina-kanaal, staat de jonge Russische revolutionair Nikolai Rysokow. Hij heeft een bom in zijn hand. Hij gooit en raakt een van de kozakken die de tsaar vergezellen. Alexander zelf blijft ongedeerd, dankzij zijn verstevigde koets. Rysokow wordt gearresteerd.
De geschrokken tsaar klimt uit zijn koets om te kijken hoe het gaat met de gewonde kozak. Dan grijpt Ignaty Grinevitsky zijn kans. De etnische Pool gooit een tweede bom naar de tsaar, die hen beiden verwondt – en de omstanders die zijn toegesneld. Alexander is er slecht aan toe: hij bloedt hevig en wordt snel naar zijn Winterpaleis gebracht. Alle hulp is te laat. De tsaar bloedt dood.
Grinevitsky raakt buiten bewustzijn door de explosie, en hoewel hij ’s avonds nog even bijkomt, sterft ook hij dezelfde dag.
Terroristische nihilisten
Rysakov en Grinevitsky waren lid van Narodnaja Volja (Wil van het Volk), een terroristische organisatie die Rusland in hoog tempo wilde moderniseren. De groepering wilde algemeen kiesrecht, vrijheid van meningsuiting en afschaffing van de censuur. Alexander II was voor hen het symbool van alles wat er verkeerd was met Rusland. Hij stond vernieuwing in de weg en daarom moest hij dood. Dan zou het Russische volk inzien dat verandering mogelijk was.
Vergeleken met West-Europa werd Rusland buitengewoon ouderwets bestuurd. Nicolaas I, de vader van Alexander II, had van 1825 tot 1855 geregeerd als een onvervalst autocraat. De wil van de tsaar was wet, de censuur was streng en elk streven naar democratisering werd de kop ingedrukt. In het uitgestrekte rijk lag het lot van het volk in de handen van de lokale adel. Een geïsoleerd teken van modernisering was de voorzichtige opkomst van een ambtelijk apparaat van niet-edelen.
De meeste Russen beschouwden de tsaar als onaantastbaar, maar de leden van Narodnaja Volja en gelijkgezinde revolutionairen geloofden daar niet meer in. ‘Nihilisten’ werden ze daarom genoemd. Schrijver Ivan Toergenjev maakte de naam populair: ‘Een nihilist, dat is iemand die niet buigt voor autoriteiten, iemand die geen principe zomaar op goed geloof aanneemt, hoe oud en eerbiedwaardig dat ook moge zijn…’ schreef hij in zijn roman Vaders en zonen, over de nihilisten Bazarov en Arkadi.
In het buitenland leerden de nihilisten dat het leven vrijer kon zijn dan in Rusland. Ze kwamen terug met anarchistische opvattingen
Hun voor Russische begrippen radicale ideeën hadden de nihilisten meestal opgedaan tijdens hun studie, die ze veelal volgden in het buitenland. Daar leerden ze dat het leven anders – vrijer – kon zijn dan in Rusland. Ze kwamen terug met anarchistische opvattingen. Alle politieke instituties moesten wijken voor de ware vrijheid: weg met het establishment, weg met de tsaar. Dan zou de modernisering volgen, met gelijke verdeling van macht en rijkdom.
Dergelijke ideeën deden ook in de rest van Europa de ronde, maar de term ‘nihilisten’ werd in de eerste plaats gebruikt voor Russische revolutionairen. Zij werden onder meer geïnspireerd door de naar het Westen gevluchte Rus Michail Bakoenin, een van de grondleggers van het anarchisme. Zijn opvattingen bevatten ook socialistische elementen: hij wees het bestaan van bevoorrechte klassen af.
Vera Figner en Aleksei Viktorovitsj
Vera Figner (1852-1943) was een van de leidsters van Narodnaja Volja en betrokken bij de voorbereidingen van de dodelijke aanslag op de tsaar. Haar ouders waren van welgestelde adel: haar vader een ‘strenge, despotische man’, zoals ze zelf later schreef; haar moeder een vrouw met een ‘zwak karakter’. Vera’s jeugd was eenzaam; vanwege haar afkomst had ze geen contact met de kinderen uit het dorp in de buurt.
Op haar zeventiende besloot ze geneeskunde te gaan studeren. In Zürich, want daar konden meisjes zonder middelbareschoolopleiding terecht. Haar ouders hadden liever dat ze bij haar familie bleef, maar Vera hield voet bij stuk. Omdat haar vader geen toestemming gaf, trouwde ze met de jonge jurist Aleksei Viktorovitsj, die ze overhaalde om met haar naar Zürich te vertrekken.
Figner kwam in Zürich aan ‘zonder het minste besef van de sociale onrechtvaardigheid’ van het leven in Rusland, zoals ze zelf schreef: ‘Tot dan toe accepteerde ik de samenleving, de ordening en de staat, als een gegeven, hoe ze ook op een bepaald moment waren – zonder te reflecteren op hun geschiedenis en de mogelijkheden om ze te veranderen.’
‘Een hele nieuwe wereld van ideeën ging voor me open: ik leerde de opvattingen van Lassalle kennen en de theorieën van de Franse socialisten, de arbeidersbeweging…’
In Zürich maakte ze kennis met andere Russen, die haar de ogen openden. ‘Ik sloot me bij een kring van jonge studenten aan. Er studeerden toen zo’n honderd Russinnen in Zürich. Een hele wereld van nieuwe ideeën ging voor me open: ik leerde de opvattingen en het werk van [de Joods-Duitse socialist] Lassalle kennen en de theorieën van de Franse socialisten, de arbeiderbeweging…’ Vera was diep onder de indruk en werd revolutionair socialist.
Haar man had conservatievere ideeën en moest niet veel hebben van haar nieuwe vrienden. De twee waren het voortdurend oneens, en Figner besloot hem te verlaten. In 1879, toen ze alweer enkele jaren terug was in Rusland, werd ze gevraagd voor het Uitvoerend Commité, dat de leiding had over Narodnaja Volja.
Vera zei toe, omdat ze ervan overtuigd was geraakt dat de bestaande orde alleen door geweld veranderd kon worden: ‘We hebben in dit land geen vrije pers en ideeën kunnen niet door het geschreven woord worden verspreid. Daarom besloot ik dat geweld de enige oplossing was. Ik kon het vreedzame pad niet volgen.’
Krimoorlog
De heerschappij van Alexander II begon moeizaam. Zijn vader, de conservatieve Nicolaas I, stierf op 2 maart 1855, midden in de Krimoorlog tegen onder meer Turkije, Engeland en Frankrijk. Rusland stond er slecht voor. De ooit zo sterke natie legde het af tegen het zwakke Osmaanse Rijk en de tweederangs legertjes die de Fransen en de Engelsen hadden gestuurd.
Alexander zag zich gedwongen ongunstige vredesvoorwaarden te accepteren. Volgens de Vrede van Parijs van 1856 moest hij Bessarabië (ongeveer het huidige Moldavië) opgeven en raakte hij de zeggenschap kwijt over een aantal vorstendommen aan de Donau. De Russische vloot in de Zwarte Zee werd opgeheven en de tsaar mocht zich niet langer de beschermer noemen van de christenen in het Osmaanse Rijk.
Er moet veel onvrede hebben geheerst over de verloren oorlog, en enkelen durfden dat ook te laten horen: Rusland was achterlijk vergeleken bij de rest van Europa, vonden zij. Het moest moderniseren, en snel, anders zou het ten onder gaan.
Alexander had begrip voor de kritiek en besloot de teugels enigszins te laten vieren. Hij herzag enkele van de harde verordeningen van zijn vader. Die had onder meer bepaald dat Joodse kinderen bij hun ouders moesten worden weggehaald voor een strenge militaire training. Zo moesten ze ‘echte Russen’ worden. Vaak werden ze ook nog gedwongen lid van de Russisch-orthodoxe kerk.
Alexanders grootste hervorming was het opheffen van de horigheid. 80 procent van de Russen leefde als horige toen hij tsaar werd
Alexander maakte een einde aan deze regels. Hij versoepelde bovendien de censuur en haalde handelsrelaties met andere landen aan. Maar zijn grootste hervorming was het opheffen van de horigheid. Toen Alexander tsaar werd, leefde zo’n 80 procent van zijn onderdanen als horige. Een deel was van de staat, een ander deel van adellijke eigenaars. Ze dienden in het huis van hun meester of deden ambachtelijk werk. Maar veruit het grootste deel werkte op het land. Een belangrijk deel van de opbrengst ging naar hun eigenaren. Dat het overgrote deel van de bevolking bezit was van anderen, beschouwden revolutionairen als het meest achterlijke aspect van Rusland.
Er was een enorm reservoir aan goedkope werkkracht, maar erg efficiënt was het systeem niet. Horigen bleken niet zo hard te werken als vrije boeren, en ook voor het leger waren ze van onvoldoende nut. Vaak waren ze ongezond en weinig bereid tot vechten. Bovendien dreigde er na de dramatisch verlopen Krimoorlog onrust in het hele land. De oorlog was slecht gevoerd en had de achterlijkheid van Rusland blootgelegd. Daar moest iets aan gebeuren, vonden niet alleen de revolutionairen maar ook veel gewone boeren. De horigen zouden weleens in opstand kunnen komen, vreesde Alexander.
Alexander de Bevrijder
Het was beter van bovenaf te hervormen dan te wachten op een opstand, vond de tsaar, en hij zette de vrijlating van de horigen in gang. Het leverde hem de bijnaam ‘de bevrijder’ op.
Het enorme, complexe proces van vrijlating begon met de horigen in privébezit: ‘De wet op de horigheid voor boeren, gevestigd op de landgoederen van grondbezitters, en voor huishoudpersoneel is voor eeuwig afgeschaft,’ stond in een manifest van de tsaar uit 1861.
Horigen die als boer hadden gewerkt kregen allemaal een stukje land, waar ze wel voor moesten betalen. De staat schoot het bedrag voor, zodat de voormalig eigenaar niet lang hoefde te wachten op zijn geld. De voormalige horige moest de staat in maximaal 49 jaar terugbetalen. Zolang hij de lening niet had afgelost, mocht hij zijn dorp niet zonder toestemming verlaten. Veel ging de eerste generatie vrijgelatenen er dus niet op vooruit.
Vrijwel alle betrokkenen waren ontevreden met het resultaat: de voormalige eigenaren omdat ze hun horigen kwijt waren en vonden dat ze er te weinig voor terugkregen; voormalige horigen omdat ze veel moesten betalen en onvoldoende land kregen om van te leven – vaak waren ze al hun graan kwijt aan hun aflossing. Horigen die in het huishouden van hun baas hadden gewerkt bleven helemaal met lege handen achter.
Horigen die als boer hadden gewerkt konden een stukje land kopen, maar de revolutionairen vonden dat al het land naar het volk moest
Al het land moest naar het volk, vonden de revolutionairen. Of, in de socialistisch geïnspireerde woorden van Figner: ‘De volksmassa was er altijd van overtuigd geweest dat het land van niemand was, dat het “Gods land” was, en dat de natuurlijke eigenaar van het land alleen diegene kon zijn die het bewerkte.’ Toch zette Alexander de hervormingen door, nu ook voor de horigen van de staat. Voor hen was er een vergelijkbare regeling, zij het op iets gunstiger voorwaarden: ze kregen meer en beter land.
Eigenaren van horigen hadden altijd zelf de orde op hun land gehandhaafd. Hun gezag werd nu vervangen door het ogenschijnlijk democratische systeem van de zemtswo’s: gekozen provinciale vergaderingen, die een deel van het bestuur van de provincie op zich moesten nemen. De zemtswo’s kregen het nodige voor elkaar op het gebied van lager onderwijs, ziekenzorg, armenzorg en het onderhoud van wegen.
Helaas waren ze niet zo democratisch als moderniseringsgezinde Russen hadden gehoopt. In de praktijk hadden veel meer aristocraten toegang tot de raden dan gewone burgers en boeren, die ook mochten kiezen. De adellijke stem woog in de verkiezingen veel zwaarder.
Zware straffen
Voor de jonge Russische revolutionairen waren de aarzelende hervormingen van Alexander bij lange na niet genoeg. Zij wilden echte democratie, en snel! In Sint-Petersburg verzamelden ze zich in groepjes, die bijeenkwamen om te discussiëren en te studeren. Vera Figner, inmiddels doktersassistente, begaf zich in deze kringen en probeerde ook andere jonge intellectuelen tot de revolutionaire zaak te bekeren.
Ze trok naar het platteland van Rusland om boeren te overtuigen van de noodzaak van verandering. Bekering van de boeren was een belangrijk agendapunt van de revolutionairen, omdat zij het grootste deel van de bevolking vormden. Met hun steun moesten de hervormingen er wel komen, hoopten ze.
Maar de boeren bleken moeilijk over te halen, en daarom besloten Figner en haar geestverwanten als antropologen avant la lettre op het platteland te gaan wonen, om de ziel van de boeren te leren begrijpen. Daarna zouden ze hen beter kunnen overtuigen. Mederevolutionair Leo Deutsch schreef over Figner in die dagen: ‘Tweeëntwintig jaar oud, slank en een opvallende schoonheid, viel ze op tussen de andere vrouwelijke socialisten. Net als veel andere meisjes had ze zich met hart en ziel gestort op de Russische boeren en was ze bereid alles op te geven om het volk te dienen.’
Figner vond dat de revolutionairen zich moesten richten op aanslagen op de tsaar
Maar Figner raakte teleurgesteld: ze bereikte weinig onder de boeren. De revolutie bleef vooral een zaak van een kleine groep geestdriftige intellectuelen. De meeste Russen waren niet erg bezig met politiek en aanvaardden de macht van de tsaar als een gegeven. In de zomer van 1879 sprak Deutsch Figner regelmatig, onder meer over de vraag of de revolutionairen zich moesten richten op aanslagen op de tsaar en andere representanten van het ‘despotisme’ – of moesten doorgaan met hun propaganda. Figner was fel voor de eerste optie.
De verhoudingen waren duidelijk verhard. Dat bleek ook in 1876, toen Figner een van de vierhonderd deelnemers was aan de eerste politieke demonstratie in Rusland, voor de Kazan-kathedraal in Sint-Petersburg. Natuurlijk liep die uit op een botsing met de politie: ruim dertig demonstranten werden gearresteerd. Ze kregen zware straffen, variërend van enkele jaren gevangenisstraf tot vijftien jaar tewerkstelling.
De strenge houding van de staat sterkte de revolutionairen alleen maar in hun overtuigingen. Ze hielden vast aan hun hemelbestormende idealen: de hele bestaande orde omvergooien om zo tot een nieuwe, eerlijke en vrije samenleving te komen. Ze accepteerden geen compromis. Hoewel Rusland mijlenver achterliep op de rest van Europa, wilden ze snellere modernisering dan waar ook ter wereld.
Geen weg terug
Figner en haar geestverwanten haalden hun ideeën weliswaar uit West-Europa, maar hadden geen oog voor de gematigde discussies die daar ook plaatsvonden, bijvoorbeeld over de mogelijkheid van een parlementaire weg naar het socialisme. Met hun keuze voor de revolutie hadden ze zich losgemaakt van hun wortels – hun ouders hoorden vaak tot de elite. Ze stonden lijnrecht tegenover het systeem waarin ze waren opgegroeid. Voor de jonge terroristen was er geen of nauwelijks een weg terug naar hun familie, en daarom hielden ze stug en rechtlijnig vast aan hun idealen.
Alexander werd er intussen ook niet soepeler op. Vóór de fatale bommen van 1881 kreeg hij al een hele serie aanslagen op zijn leven te verduren. Eén daarvan, een aanval in Parijs in 1867, vormde waarschijnlijk een keerpunt. De tsaar zat met Napoleon III in een open koets, toen Anton Berezovsky, van Poolse afkomst, twee keer op hem schoot. De kogels misten doel, maar de tsaar was zwaar aangedaan. Daarna verhardde Alexander. Hij was minder bereid tot modernisering en zijn stijl van regeren ging steeds meer lijken op die van zijn vader, de autocratische Nicolaas I.
En zo kwamen de partijen lijnrecht tegenover elkaar te staan. Anders dan in West-Europa waren er in Rusland nauwelijks gematigde burgers om de spanningen te verzachten. Rusland had nooit de middenklasse gehad die in het Westen zo invloedrijk was en de democratisering op geleidelijke wijze in gang zette. Een gematigd, burgerlijk publiek debat ontbrak, en daar kwam de strenge censuur nog bij. De keuze was daarom wit of zwart, en de partijen dreven in hun felheid alleen maar verder uit elkaar.
In Rusland ontbrak een gematigd, burgerlijk publiek debat. De keuze was zwart of wit en de partijen dreven alleen maar verder uit elkaar
Alexander II zag dat en deed nog één poging tot verzoening. Op 13 maart 1881 tekende hij een manifest dat de censuur moest versoepelen en het bestuur van het land iets democratischer moest maken. Maar het was te laat: de bommengooiers stonden al klaar. De tsaar stierf dezelfde dag.
Zijn zoon, Alexander III, wilde na de moord op zijn vader niets meer weten van verzoening. Hij regeerde met strakke hand en drukte al het verzet met kracht de kop in. Maar de behoefte aan hervormingen bleef bestaan, net als allerlei radicale ideeën over vernieuwing. Enkele decennia na de dood van Alexander II, in 1917, was de situatie nog steeds vergelijkbaar: strenge censuur en zware straffen voor iedereen die de bestaande orde wilde veranderen. Ook in 1917 nam een groepje revolutionairen – communisten dit keer – het heft in handen. De Russische Revolutie maakte definitief een einde aan het tsarendom.
Vera Figner keek van een afstand toe. Na de aanslag op Alexander II had ze meer dan twintig jaar gevangen gezeten; daarna had ze Rusland verlaten. Vanuit het buitenland was ze lid geworden van de Russische Sociaal-Revolutionaire Partij, die ook een terroristische vleugel had. Maar toen bleek dat een vooraanstaand lid, Yevno Azef, spion was van de geheime politie, zegde ze haar lidmaatschap op.
De revolutie van 1917 kwam wat haar betreft te vroeg. Volgens Figner had er meer tijd genomen moeten worden voor de ontwikkeling van het volk. Maar ze was niet alleen kritisch. Het land was eindelijk aan het volk gegeven, en daar was het haar en haar mederevolutionairen altijd om gegaan.
Meer informatie
Boeken
Edward Radzinsky, Alexander II. De laatste grote tsaar (2006) is een spannend geschreven biografie met veel aandacht voor de revolutionairen van Narodnaja Volja.
In de iets oudere biografie Alexandre II. Le tsar libérateur (1990) van Henri Troyat is Alexander vooral een zachtaardige en pragmatische man.
Over de buitenlandse kijk op de hervormingen verscheen onlangs Denken over Rusland. Europese beschouwingen over de grote hervormingen 1861-1881 (Pegasus 2008), een proefschrift van historicus Henk Kern.
Ivan Toergenjev maakte de term ‘nihilisten’ populair met zijn boek Vaders en zonen (onder andere L.J. Veen, 2007). In het boek zetten de nihilisten Bazarov en Arkadi zich af tegen hun vaders.