Home ‘Ik vond mijn vader een rechtse klootzak’ – interview met Chris van der Heijden

‘Ik vond mijn vader een rechtse klootzak’ – interview met Chris van der Heijden

  • Gepubliceerd op: 20 maart 2025
  • Laatste update 21 mrt 2025
  • Auteur:
    Bas Kromhout en Robin te Slaa
  • 16 minuten leestijd
‘Ik vond mijn vader een rechtse klootzak’ – interview met Chris van der Heijden

Steeds wanneer historicus Chris van der Heijden iets publiceerde over de Tweede Wereldoorlog, brachten anderen zijn ‘foute’ vader ter sprake. Nu heeft hijzelf een boek geschreven over zijn ouders, die beiden actief waren in de NSB. ‘Ik denk dat hun intenties goed waren, maar de uitwerking hartstikke slecht.’

Met Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog smeet Chris van der Heijden in 2001 een rotsblok in de vijver van de geschiedschrijving over de bezetting. Critici verweten hem moreel relativisme en het op één hoop gooien van ‘goed’ en ‘fout’. Volgens sommigen had hij zelfs een verborgen agenda, omdat zijn ouders bij de NSB hadden gezeten. Hierover zweeg hij toentertijd. Maar 24 jaar later komt Van der Heijden met de dubbelbiografie Over de rand laait vuur. Mijn ouders en de oorlog, waarin hij de collaboratie van zijn vader en moeder probeert te verklaren.

Waarom wilde je dit boek schrijven?

‘De belangrijkste reden is dat ik met veel liefde aan mijn beide ouders denk. Hierin ben ik de enige van de zes kinderen die zij gemaakt hebben. Het is allemaal heel ingewikkeld geweest, maar ik heb geluk gehad. Onze moeder was er sowieso altijd voor ons. De eerste acht jaar van mijn leven – voordat mijn vader zijn gezin verliet – heb ik ook met hem intensief contact gehad. Dat heeft blijkbaar toch een basis gelegd, waardoor ik het aan het eind van zijn leven goed met hem kon vinden. We hebben veel gepraat.

De tweede reden was dat toen ik Grijs verleden en andere boeken schreef, ik er geen moment over nadacht dat die in persoonlijke zin zouden worden uitgelegd. Misschien heel naïef van me. Altijd ging het weer over die foute vader van mij die ik zou willen verdedigen. Dus ik dacht: dan moet ik er maar eens over schrijven.

En de derde reden is dat de papieren nalatenschap van mensen zoals mijn ouders vaak wordt vernietigd door hun kinderen, uit schaamte. In mijn geval was er zoveel interessant materiaal dat het bijna een historische zonde zou zijn om er niets mee te doen. Het verhaal van mijn ouders voegt iets toe aan het brede panorama van de oorlog.’

Je had kunnen denken: ik laat het rusten, zodat de buitenwereld niet opnieuw over ze oordeelt.

‘Verschillende mensen, onder wie een zus van me, zijn heel boos omdat dit boek verschijnt. Maar ik geloof in een open dialoog. Het is goed om dingen op tafel te leggen. Zelf vind ik dat ik mijn ouders recht doe door de dingen op te schrijven zoals ze zijn geweest. Volgens mij ben ik redelijk duidelijk over mijn eigen mening. Ik ben kritisch, maar met liefde. Dat mag ook. Maar het is niet zo dat ik dingen wegpoets. Iedereen mag verder zelf uitmaken wat hij ervan vindt.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Wilde je uitzoeken hoe fout jouw ouders precies waren?

‘Natuurlijk. Toen ik kind was, noemde een overbuurvrouw mij eens “vuil fascistenjong”. Best wel pijnlijk voor een jongetje van negen. Als jongere was ik diep onder de indruk van de studie van Jacques Presser uit 1965 over de Jodenvervolging. De hele wand van mijn slaapkamer hing vol met foto’s van Auschwitz. Op twee manieren was ik toen heel erg boos op mijn vader. Aan de ene kant omdat hij mij had verlaten. Hij was er met een andere vrouw vandoor gegaan. Aan de andere kant omdat ik hem een rechtse klootzak vond. Dat heeft lang geduurd.

Iedereen denkt dat een man die zo fout was als mijn vader ook wel een leugenaar, schoft, misdadiger, oorlogscrimineel en weet ik wat allemaal moet zijn geweest. Ik heb zelf ook heel lang verwacht dat ik op een dag iets vreselijks over hem zou ontdekken. Maar de laatste vijftien jaar ben ik gaan zoeken en vond ik niets. Ik hoop dat door mijn boek mensen zullen beseffen dat de werkelijkheid gecompliceerd is. Ook aan de foute kant zaten verschillende soorten mensen. Dat maakt het niet beter, maar wel anders.’

Chris van der Heijden (1954) studeerde geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schreef over de Tweede Wereldoorlog onder meer: Grijs Verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog (2001), Joodse NSB’ers. De vergeten geschiedenis van Villa Bouchina in Doetinchem (2006) en Dat nooit meer. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland (2011). Onlangs verscheen van zijn hand Over de rand laait vuur. Mijn ouders en de oorlog (384 p. Boom Uitgevers, € 29,90).

Wat was de achtergrond van je ouders?

‘Zij waren jonge, idealistische katholieken die meenden dat de wereld herschapen moest worden in spirituele zin. Mijn vader en moeder ergerden zich mateloos aan het arrivégedrag van hun ouders. Ze geloofden in het katholieke geloof, maar niet in de leer en zeker niet in het roomse establishment. De gevestigde Rooms-Katholieke Staatspartij? Dat was allemaal kleinburgerlijk gedoe. Het sluiten van compromissen verwierpen ze als slapte. De liberale democratie en de kapitalistische economie leken in de jaren dertig failliet. Mijn vader was ervan overtuigd dat de principes van de moderne wereld, de idealen van de Franse Revolutie, gewoon niet werkten. De wereld zat volgens hem zo niet in elkaar. Hij geloofde in een hiërarchische samenleving. Sommige mensen hadden nu eenmaal veel meer capaciteiten dan anderen. Leiders traden op natuurlijke wijze naar voren uit de massa. Zo dachten veel tegendraadse katholieke jongeren in die tijd. Zij kwamen daarmee al heel snel in fascistoïde vaarwater.’

Waar stonden je ouders voor de oorlog in politiek opzicht?

‘Mijn vader behoorde tot het Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen (Verdinaso), dat in België was opgericht door Joris Van Severen, maar ook een afdeling had in “Rijks-Nederland”, zoals dat heette. Verdinaso had niet het schreeuwerige van andere fascistische partijtjes en wilde de staatkundige vereniging van Nederland, België, Luxemburg en Frans-Vlaanderen. Dat sloot ook aan bij wat mijn vader dacht. Hij geloofde in een groot Europa, zoals dat eeuwen geleden had bestaan, met drie rijken: het Heilige Roomse Rijk van de Duitse natie, Frankrijk en daartussen de Bourgondische Nederlanden als buffer. Dat geïdealiseerde verleden gold als een glorietijd van het katholicisme. Vaak wordt de enorme invloed vergeten dat het boek Herfsttij der Middeleeuwen van Johan Huizinga had. Het beschreef een verloren wereld vol van kleur, vol van totaliteit en vol van durf. Die wereld wilden mijn ouders herstellen.

‘Ik ben kritisch, maar met liefde. Ik poets niets weg’

Mijn moeder was eerst lid van het fascistische Zwart Front. Niet echt uit politieke overtuiging, maar omdat die partij katholiek was en iets had van het vuur dat haar dreef. Zij was romantisch van aard en schreef bevlogen gedichten en verhalen. Met de NSB van Anton Mussert hadden mijn ouders helemaal niks, die vonden ze veel te burgerlijk. Maar in november 1940 fuseerde het Verdinaso met de NSB en ging mijn vader automatisch mee. Mijn moeder werd een halfjaar later ook lid, omdat ze leidster bij de Jeugdstorm van de NSB wilde worden.’

De NSB was gehaat en de katholieke bisschoppen veroordeelden het lidmaatschap. Je ouders kozen dus voor het isolement.

‘Volstrekt. Maar ze hadden een onwankelbaar geloof, ook in zichzelf. Mijn vader was best een hooghartige jongen. Hij was slim en studeerde rechten in Leiden. Mijn moeder kreeg al op jonge leeftijd literaire prijzen. Zij zagen zichzelf als behorend tot een kleine groep die geroepen was om leiding te geven, ook binnen de NSB. Ik denk dat mijn vader dacht dat hij intellectueel superieur was aan de domme, schietgrage mafketels in de beweging. Die waren hooguit handig om tijdelijk te gebruiken. Nou, dat was natuurlijk een misrekening. Mijn vader heeft niet ingezien dat zijn grootse idealen nauwelijks een rol speelden in het nationaal-socialisme. Het is hem tegengevallen dat het allemaal zo plat en grof was, zo weinig verheven.’

Waarom zette hij zich dan wel actief in voor de NSB?

‘Ik kan natuurlijk niet in zijn hoofd kijken, maar volgens mij om verschillende redenen. Allereerst geloofde hij dat het oude Europa ten einde was gekomen. Hij hoopte dat de Duitsers een soort Europese statenbond zouden stichten. In zijn gedachten speelde eigenlijk maar één ding: hoe maken wij een nieuw staatsrecht voor Europa? Op dat onderwerp wilde hij promoveren. Nadat hij ter voorbereiding bijna een jaar in Duitsland had gestudeerd, kwam hij in de zomer van 1941 terug in Nederland. Ik denk dat hij toen dacht: “Ik moet een keuze maken voor de wereld waarin ik in geloof en de NSB is de beste optie.” En die NSB bood hem een baan aan als wetenschappelijk medewerker bij de afdeling Vorming [belast met de ideologische scholing van de leden, red.]. Zodoende kon hij aan zijn dissertatie blijven werken.

Mijn vader leefde in zijn eigen wereld. Ik heb hem wel eens gevraagd: “Zag je bepaalde dingen dan niet?” Hij had daar niet zo’n goed antwoord op. Ik denk dat hij gewoon blind is geweest in zijn intellectuele obsessie met een nieuw staatsrecht, een nieuw Europa, een nieuwe wereld en dat soort dingen. Natuurlijk was hij ook wat opportunistisch, hoor. En ook ijdel en ambitieus. Dan heb je algauw de neiging om te denken: ik schuif dat eventjes opzij. Niks menselijks was hem vreemd.’

Hoe kwam je vader in de Waffen-SS terecht?

‘Toen zijn boezemvriend Jan van Lith aan het Oostfront stierf, besloot hij diens plaats in te nemen. Net als in mei 1940, toen mijn vader in de Nederlandse luchtmacht vocht tegen de Duitsers, voelde hij een morele plicht. Die plicht was nu om de communisten te bestrijden. Het anticommunisme binnen het katholicisme moet je niet onderschatten. En hij was niet laf.

Mijn vader zou eerst een officiersopleiding volgen op de SS-Junkerschule in Bad Tölz. Maar daar werd hij weggestuurd, omdat hij een kritisch artikel had geschreven over de toekomstige verhouding tussen Nederland en Duitsland. Zoals ik hem ken, hield hij waarschijnlijk ook zijn mond niet als een van de leraren een clichélesje over ideologie stond af te draaien. Dat vond hij zo’n stom gelul. Toen is hij als gewoon soldaat naar de Kaukasus gestuurd. Hij was vervuld van de overweldigende natuur die hij daar zag. En hij ging op zoek naar boeken en probeerde Russisch te lezen. Heel anders dan je je voorstelt bij een Waffen-SS’er.’

Van het Oostfront schrijft je vader in januari 1943 dat er ‘een ware rassenstrijd’ woedt. Hij is blij dat hij ‘dat tuig hier kan helpen opruimen’.

‘Zeker, hij was een buitengewoon fanatieke anti-communist en veel Sovjet-soldaten waren Aziatisch. Dat is precies waar hij bang voor was, dat enorme communistische rijk dat Europa bedreigde. Uiteraard had hij ook racistische trekjes, die toen trouwens algemeen waren. We moeten dat laatste niet onderschatten. Ik praat dat niet goed, maar het westerse superioriteitsgevoel was wijdverbreid. Natuurlijk weet ik ook nu wel dat mensen gaan roepen: “Dit is echt onbegrijpelijk. Waarom kan die Van der Heijden niet gewoon toegeven dat zijn vader een oorlogsmisdadiger was? Dat is toch evident. Die man heeft in de Waffen-SS gezeten en is gewestelijk commandant in de Landwacht geweest.” Maar ik weiger in te stemmen met de meest voor de hand liggende mening, zeker als die niet op waarheid berust.’

In je boek schrijf je heel stellig dat je vader geen antisemiet was.

‘Nee, dat was hij niet. Ja kijk, hij heeft aan het begin van de oorlog, toen hij carrière wilde maken in de nationaal-socialistische studentenorganisatie, een paar antisemitische uitspraken gedaan. Ik denk dat dat meer was om in het gevlij te komen. Natuurlijk weet ik dat de discussies rond het boek vooral hierover zullen gaan. Dat is onvermijdelijk. Maar het gekke is – en dat zal niemand geloven: mijn vader dacht niet zo. Hij beoordeelde mensen niet op het feit dat ze Joods waren. Hij las in de oorlog bijvoorbeeld fanatiek de filosoof Karl Jaspers, die zeer bezig was met Joodsheid en getrouwd was met een Joodse vrouw. De Tweede Wereldoorlog is voor ons het verhaal van de Shoah geworden. Maar voor mijn vader ging het helemaal niet over de Jodenvervolging. Mijn vader was echt een fascist, maar geen nationaal-socialist.’

Zou het voor jouw relatie met je vader uitmaken als zijn antisemitisme er dikker bovenop lag?

‘Dat weet ik eerlijk gezegd niet. Ik denk dat ik er wel heel wat meer moeite mee zou hebben. Hij was natuurlijk zo fout als wat, maar het is wel fijn dat ik met een redelijke mate van zekerheid kan concluderen dat hij geen oorlogsmisdadiger was. Het maakt het voor mij makkelijker om met liefde aan hem terug te denken.’

Oordeel je daarom misschien niet te positief over hem?

‘Dat zou kunnen. Maar je moet dus niet vergeten dat ik er jaren over gedaan heb om een goede relatie met mijn vader te ontwikkelen. Zeg maar tussen mijn twintigste en veertigste. Pas na zoveel jaren begon mijn woede te verdwijnen. Goed, jullie hebben natuurlijk in zekere zin gelijk. Maar in alle eerlijkheid heb ik nergens geprobeerd iets te verhullen. Dat geloof ik niet.’

Je citeert een brief die je vader aan je moeder schreef, nadat hij begin oktober 1942 het getto van Krakau had bezocht: ‘Dat is een stadsdeel met prikkeldraad omheind waarin joodjes en jodinnetjes van allerlei aard en slag in rondkrioelen. Het geheel vind ik een demonstratie van de onvoldoendheid van deze oplossing.’

‘Ik denk dat je die zinnen moet duiden met het perspectief dat mijn vader op dat moment had. Hij zal ook wel gedacht hebben dat er een oplossing moest komen voor het zogenaamde “Jodenprobleem”. In zijn hele omgeving speelde die discussie. Dat is natuurlijk heel erg. In ieder geval dacht hij, toen hij daar rondliep: je kunt mensen niet zo op elkaar stapelen. Hij heeft zeker niet gedacht aan vergassing. Daar was toen ook nog niets over bekend.

Het woord “rondkrioelen” lijkt hier te duiden op antisemitisme, maar ik heb ontdekt dat ook Jacques Presser dat woord gebruikte om situaties te beschrijven waarin Joden zich bevonden. Dan zie je hoe zo’n woord je op het verkeerde been kan zetten. Ik denk dat de interpretatie die wij tegenwoordig geven vaak te rechtlijnig en te gemakkelijk is. Als iemand iets antisemitisch riep of schreef betekende dat niet meteen dat hij voorstander was van alles wat er gebeurde. Mijn vader heeft dingen gezien en vermoed, maar nooit in zulke proporties dat hij wist dat Joden massaal werden vermoord. Ik heb dat nergens in de bronnen gevonden. Pas na de oorlog heeft hij zich dat allemaal gerealiseerd, zei hij. Is dat waar? Ik heb de neiging dat te geloven. Maar goed, misschien wil ik dat ook graag.’

Ook uit het dagboek van je moeder citeer je. Zij schreef op 20 mei 1940 dat ze hoopte dat de Duitse bezetter ‘een zuiveringsactie voor de slappe elementen en de geldjoden’ zouden doorvoeren.

‘Dat is ook wel erg, natuurlijk. Maar ik denk ook dat je de term “geldjoden” op twee manieren kunt uitleggen. De meest voor de hand liggende uitleg is: zie je wel, een echte antisemiet! Maar ik denk dat die term veel minder betekende dan wij tegenwoordig denken. Wij zien nu het hele kader van het nationaal-socialisme en de oorlog, en dat is ook terecht. Want het zijn al die kleine dingetjes die uiteindelijk tot de Shoah hebben geleid. Maar dat wil niet zeggen dat mijn moeder daar een voorstander van was.

‘Provocatie is niet mijn doel. Het doel is dwarsdenken’

Mijn ouders waren niet bezig met Joden. Omdat ze in het foute kamp zaten waar antisemitische dingen werden geroepen, dachten zij dat ze dat ook af en toe moesten doen. Maar zo waren ze helemaal niet. Voor hen was antisemitisme überhaupt geen motivatie. Dat weet ik bijna zeker. Al kan ik het nooit bewijzen. En daarom zal ik de discussies erover altijd verliezen.’

Je vader heeft kort als pelotonscommandant in Kroatië gevochten tegen partizanen. In een brief schrijft hij over ‘harde maatregelen’ die hij had genomen. Waaruit bestonden die?

‘Dat weet ik dus niet. Ik ben ervan overtuigd dat hij gevangengenomen partizanen heeft geliquideerd, of dat dit in zijn opdracht is gebeurd.’

En burgers?

‘Ja, dat denk ik wel. Het was onduidelijk waar de grens lag tussen burgers en militairen. Ik citeer historicus Nanno in ’t Veld, die schrijft dat het letterlijk een kwestie was van doden of gedood worden. Daar kun je moralistisch over doen, maar als we moeten kiezen denk ik dat we allemaal dezelfde beslissing zouden nemen.’

Het oorlogsrecht verbiedt toch het executeren van krijgsgevangenen?

‘Ja, goed, in die zin zijn dat oorlogsmisdaden. Natuurlijk zijn sommige dingen die ik heb gevonden heftig en choquerend, zoals die uitspraken van m’n ouders over Joden. Ik wou dat ik die niet gelezen had. Ik geloof dat ik in mijn boek genoeg materiaal geef om te roepen dat m’n vader een schoft was. Dat mogen mensen roepen van mij. Maar ik vind het interessanter om te beseffen dat hij een man was met een ander perspectief. Dat maakt het niet beter, eigenlijk alleen maar erger. Dat is wat ik in Grijs verleden ook heb geschreven. Was het maar zo makkelijk dat je kon zeggen: dáár zijn de fouten en dáár zijn de goeden, en dát is goed en dát is fout. Helaas is dat niet zo.’

Je weet bij voorbaat dat jouw boek uiterst kritisch zal worden gelezen. Zoek je de controverse op?

‘Ik vind het interessant om dwars te kijken, niet meteen aan te nemen wat iedereen aanneemt. Dat zie je aan al mijn werk. De titel van mijn boek Israël. Een onherstelbare vergissing uit 2008 was zonder twijfel een vorm van provocatie. Mijn vader was daar trouwens woedend over. “Je hebt het over het oude volk!” zei hij tegen me. Maar provocatie is niet het doel. Het doel is dwarsdenken.

Dat hadden mijn ouders ook. Mijn vader publiceerde in juli 1942 een artikel waarin hij zich nadrukkelijk keerde tegen een ondergeschikte positie van Nederland ten opzichte van Duitsland in een toekomstig Europa. Mijn moeder schreef omstreeks dezelfde tijd een artikel in een Jeugdstorm-blad, waarin zij waarschuwde dat Nederlandse meisjes “hun waardigheid” tegenover Duitse soldaten moesten bewaren en dat zij bij Nederlandse mannen hoorden. Ze werd om die reden uit de NSB geschopt. Ook dat was een beetje rebelleren. Bij mij is het ook meer rebellie dan provocatie. In mijn rebelsheid ben ik geneigd de scherpte te kiezen.’

Wil je ook een boodschap uitdragen?

‘Voor mij is het belangrijk dat mensen zien dat collaboratie tijdens de bezetting geen monolithisch verschijnsel was. Ik denk dat de intenties van mijn beide ouders goed waren, maar de uitwerking was natuurlijk hartstikke slecht. Mijn vader was zonder twijfel zo fout als wat. Hij heeft daar zijn hele verdere leven mee geworsteld. Ik kan niet zeggen dat mijn ouders niet verantwoordelijk waren. Iedereen die een beetje antisemiet was en in het systeem meedraaide, heeft meegedaan. Waar het uiteindelijk toe heeft geleid is een ander verhaal.

Ik kan niet begrijpen dat mensen die zo intelligent waren als mijn ouders, en in het geval van mijn moeder ook zo gevoelig, niet hebben doorzien wat er gebeurde. Dat is wat ik mijn vader persoonlijk en moreel het meeste verwijt. Hij heeft natuurlijk van alles en nog wat gezien, maar altijd gedacht dat het wel meeviel.

De grootste zonde van veel mensen is onverschilligheid. Kijk ook naar wat er in onze eigen tijd gebeurt, zoals in Amerika, Rusland en Israël. Wat er in Gaza gebeurt maakt mij letterlijk fysiek onpasselijk. Maar mensen willen het niet zien en kijken weg. Dus als we eerst kijken naar ons eigen morele kompas, hebben we misschien minder snel een grote mond.’

In een eerdere versie werd de filosoof Karl Jaspers Joods genoemd. Dat klopt niet. De zin is op verzoek van Chris van der Heijden aangepast.