De historici Edwin Klijn en Robin te Slaa werken bijna twintig jaar samen aan een monsterproject: de integrale geschiedenis van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland. Deze maand verschijnt het tweede deel, over de periode 1936-1940. Hierin beschrijven zij hoe NSB-leider Anton Mussert zijn dalende populariteit compenseerde door toenadering tot Hitler-Duitsland te zoeken.
Het eerste deel besloeg de periode vanaf de oprichting van de NSB in 1931 tot en met 1935. Waarom hebben jullie juist daar een markeringslijn in de tijd getrokken?
Klijn en Te Slaa: ‘We hebben ervoor gekozen de NSB in het tweede deel in internationaal perspectief te plaatsen, en dan is dit een logische cesuur. In oktober 1935 begon Mussolini een oorlog tegen Abessinië en in maart 1936 liet Hitler het Rijnland opnieuw bezetten, dat in het Verdrag van Versailles tot gedemilitariseerd gebied was verklaard. De steeds agressievere houding van fascistisch Italië en nazi-Duitsland had grote gevolgen voor de positie van de nationaal-socialisten in Nederland. De NSB praatte het optreden van Rome en Berlijn goed. Dat ging ten koste van haar populariteit: in 1936 nam het aantal leden fors af.’
Waarom wekte de Italiaanse inval in Abessinië zoveel verontwaardiging? Nederland had zelf toch ook kolonies?
‘Abessinië was lid van de Volkenbond, en over deze internationale organisatie was men hier positief gestemd. Nederland zag de Volkenbond als een waarborg voor de eigen veiligheid en veroordeelde de Italiaanse agressie daarom sterk. Dat Mussolini zijn gang kon gaan werd gezien als openlijk falen van de Volkenbond. In de jaren daarna nam de Nederlandse regering dan ook meer afstand van het idee van collectieve veiligheid en keerde ze terug naar de oude neutraliteitspolitiek van tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Doordat de Volkenbond sancties oplegde aan Italië, groeiden Mussolini en Hitler naar elkaar toe. Dat was prettig voor de NSB, want die wist in de eerste jaren van haar bestaan niet goed met welk van de twee dictators ze zich het meest verwant voelde. Dat probleem was nu min of meer opgelost. Het betekende tegelijk dat de NSB zich steeds meer op Duitsland ging richten.
Vanaf 1936 knoopte de partij betrekkingen aan met de NSDAP. Dat gebeurde op initiatief van Anton Mussert zelf. In november had hij zijn eerste ontmoetingen met Hitler, Göring en Goebbels. Het nieuwe NSB-lid Meinoud Rost van Tonningen, die door Mussert was benoemd als hoofdredacteur van Het Nationale Dagblad, was al eerder hartelijk ontvangen door de Führer en de nazipropagandaminister. Al deze ontmoetingen werden geheim gehouden, maar iedereen kon zien dat de NSB-pers steeds onvoorwaardelijker partij koos voor het Hitler-regime.’
Tegelijkertijd beweerde Mussert dat zijn Nederlandse nationaal-socialisme anders en gematigder was dan het Duitse. Met dat verhaal wist hij in 1935 8 procent van het electoraat voor zich te winnen. Had hij niet beter afstand tot Duitsland kunnen bewaren?
‘Zelfs als Mussert dat had gewild, was het hem waarschijnlijk toch niet gelukt. Want veel NSB-leden waren een stap verder dan hun leider en liepen al achter Hitler aan. Af en toe probeerde hij wel op de rem te trappen, maar de radicale onderstroom kwam steeds meer naar boven en was niet te stoppen. Misschien had Mussert met een meer gematigde koers de slag naar een groter publiek wel kunnen maken, maar dan had hij een groot deel van zijn achterban verloren. Die dynamiek had ook te maken met een bepaalde geestesgesteldheid. Zo stond in 1937 in het partijblad Volk en Vaderland: “Het nationaal-socialisme kent geen compromis. Voor ons is er alleen volledige overwinning óf ondergang.” Dat schreef het blad nota bene in vredestijd. De NSB was dan ook een revolutionaire beweging.’
Toch probeerde Mussert aanvankelijk via verkiezingen aan de macht te komen. Dus je zou kunnen zeggen dat hij geen echte revolutionair was.
‘Zo geredeneerd zou Hitler na de mislukte putsch van 1923 ook geen revolutionair meer zijn geweest. Naar onze mening hanteer je een te beperkte definitie van revolutie als je er alleen een gewelddadige omwenteling onder schaart. Als men openlijk zou pleiten voor een staatsgreep, kon dat strafrechtelijke consequenties hebben. Weliswaar kwamen er NSB’ers in het parlement, maar ze zeiden erbij dat ze liever het hele “praathof” zouden afschaffen. Bovendien ging het de nationaal-socialisten om veel meer dan alleen een machtswisseling. Ze wilden een nieuw staatsbestel, een nieuwe maatschappij, zelfs een nieuwe mens. Ze wilden een “omkering aller waarden”, bijvoorbeeld in het recht. De NSB zei: recht is wat de Germaan denkt dat juist is. Het gesundes Volksempfinden. Dat was een totale afwijzing van de grondprincipes van een democratische staat.’
Als Mussert oorspronkelijk een revolutie via de stembus wilde, waarom had de NSB dan knokploegen?
‘Om tegenstanders te intimideren. Ze waren er meer om de legale weg naar de macht te ondersteunen dan om een gewelddadige staatsgreep voor te bereiden. En ze hadden een ventielfunctie voor de meest radicale leden. Zo hield Mussert hen gebonden aan de beweging. Zolang de NSB een legale partij was in een democratisch bestel, moesten ze bijna ondergronds opereren. Maar mocht er op een gegeven moment in de toekomst een politieke omslag plaatsvinden, dan kon zo’n partijleger van pas komen. Dat was hoe Mussert erover dacht. Het zat ook gewoon in de ideologie: fascisme was strijd.’
Streefde de NSB ook naar een sociaal-economische revolutie?
‘Daar had de beweging geen heel uitgewerkte ideeën over, maar wel een aantal grondprincipes. In het eerste partijprogramma werd gepleit voor een ordening naar Italiaans fascistisch model, dus met corporaties die onder supervisie van de staat de economie moesten aansturen en sociale conflicten oplossen. Op een gegeven moment kwam de eigen Raad voor Volkshuishouding met een manifest dat veel meer op nazi-Duitsland was gericht. Het corporatisme werd afgezwakt, maar producenten moesten nog steeds produceren naar behoefte, de banken moesten aan banden worden gelegd, en in het bedrijfsleven moest het Führer-principe worden ingevoerd. De NSB-leiding wilde het liefst een autarkische economie, en daarvoor was het overzeese imperium belangrijk.
Er zaten bepaalde progressieve kanten aan het economische programma van de NSB. Er zou een markteconomie met particulier initiatief blijven bestaan, maar de overheid moest als dirigent optreden. Ook op sociaal gebied wilde de beweging allerlei voorzieningen invoeren, zoals winstdeling en een algemeen ouderdomspensioen. Het particulier belang mocht niet indruisen tegen het algemeen belang. Winst maken was niet per definitie verboden, mits die winst weer ten goede kwam aan de volksgemeenschap.’
De electorale aanhang bleek bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1937 gehalveerd. Wat voor effect had de uitslag op de NSB?
‘De eerste reactie van Mussert was: we moeten gematigder worden, wat minder aandacht hebben voor Duitsland en de “volkse” Blut und Boden-ideologie. Maar hij kon de ontwikkeling binnen de partij niet meer terugdraaien. Een aantal van Musserts eigen vertrouwelingen zat al op de volkse koers; die waren volop bezig met theorieën over de superioriteit van het Germaanse ras. Zij organiseerden zich buiten de NSB in een studiegenootschap naar voorbeeld van de gelijksoortige SS-organisatie Ahnenerbe. Het was voor Mussert een schrikbeeld dat de hele beweging zou desintegreren, net zoals met menig andere fascistische partij in Nederland was gebeurd. Daarom moest hij wel meedoen met die radicalisering.’
Mussert heeft lang volgehouden dat de NSB niet principieel antisemitisch was. Deed hij dat om tactische redenen, of heeft hij zich het antisemitisme pas gaandeweg eigen gemaakt?
‘Hij dacht aanvankelijk dat openlijk antisemitisme niet zou aanslaan bij het Nederlandse volk. Maar we hebben ook geconstateerd dat Mussert nooit principieel níét antisemitisch is geweest, ook niet in de beginjaren van de NSB. In 1933 probeerde hij het handjevol Joodse leden gerust te stellen met een open brief, waarin hij schreef dat de situatie in Nederland anders was dan in Duitsland. Kortom, als de situatie zou veranderden, bestond er wél een reden om afkeer van Joden te hebben.
‘Mussert nam het waanbeeld van een Joods wereldcomplot over’
Mussert raakte er steeds meer van overtuigd dat Joden hem belemmerden in zijn politieke ambities. Hij probeerde nog krampachtig onderscheid te maken tussen “goede” en “slechte” Joden. Maar het deel van de Joden dat in zijn ogen “goed” was, werd almaar kleiner. Door zijn toenemende oriëntatie op nazi-Duitsland nam hij het waanbeeld van een Joods wereldcomplot over. Musserts vijandbeelden werden internationaler: het Jodendom, de vrijmetselarij en het politieke katholicisme – allemaal bovenstatelijke machten – zouden een funeste invloed uitoefenen op de volksgemeenschap.’
Was Mussert zelf de motor achter het toenemende antisemitisme van de NSB?
‘Ja en nee. Tijdens een toespraak op 22 oktober 1938 in de RAI stelde Mussert zichzelf de retorische vraag: “Zijn wij antisemiet, ja of neen?” Hierop liet de zaal een overweldigend “Ja!” horen. Uit verschillende interne partijbronnen weten we dat Mussert die reactie niet had verwacht. Dat was wel ongelooflijk naïef van hem, want voortdurend stonden er heel nare dingen over Joden in de NSB-pers. Dus wat hadden de leden anders moeten antwoorden? Zelf wilde Mussert nog een positief voorbehoud maken voor “nationaal voelende” Joden, maar dat was voor de leden een gepasseerd station.
‘De NSB werd een instrument in de Duitse propagandaoorlog’
Maar Mussert was niet alleen maar volgend. Kort na de bijeenkomst in de RAI nam hij zelf het initiatief om een radicale sprong te maken. Hij startte een serie antisemitische artikelen in Volk en Vaderland en kwam met een plan om Europese Joden te deporteren naar Guyana. Het was Musserts reactie op de Reichskristallnacht van 9 november en de toename van Joodse vluchtelingen in Nederland. Ook dat was typerend voor Musserts leiderschap: eerst hobbelde hij een tijdje achter de kar aan, daarna sprong hij erop en binnen no-time zat hij zelf op de bok. We denken dat Mussert deels een tacticus was. En dat hij de berekening maakte dat als hij meer naar nazi-Duitsland toe kroop, hij ook meer anti-Joods moest worden. Ook speelde mee dat Mussolini rond dezelfde tijd antisemitische wetten invoerde.’
Het plan om miljoenen Joden weg te stoppen aan de andere kant van de wereld kwam aardig overeen met wat de Duitsers van plan waren op dat moment – dat wil zeggen, voordat ze besloten de Joden direct te vermoorden.
‘Dat viel ons ook op: de NSB-plannen liepen aan de vooravond van de oorlog redelijk parallel aan de Duitse. De Duitsers propageerden eerst het zionisme, omdat ze hoopten dat de Joden zelf naar Palestina zouden vertrekken. Dat deed de NSB ook heel lang, totdat de Duitsers daarvan terugkwamen – want een eigen staat in het Midden-Oosten zou de Joodse wereldheerschappij vergemakkelijken. Toen gingen ze pleiten voor deportatie naar een verafgelegen gebied, in hun geval Madagaskar. En niet lang daarna kwam Mussert met zijn Guyana-plan. Hij haakte daarbij aan op uitspraken van hoge nazi’s. Hij probeerde de nazitop voor het Guyana-plan te interesseren, als dé oplossing voor het “Jodenvraagstuk”. De overgang naar de bezettingstijd, toen het Judenrein maken van Nederland een van de prioriteiten van de Duitsers werd, was voor de NSB niet zo heel groot.’
Wat vonden de Duitsers eigenlijk van de NSB?
‘In de Nederlandse literatuur wordt vaak verwezen naar een uitspraak van Julius Streicher, de hoofdredacteur van nazi-krant Der Stürmer, die het in 1935 had over de “Judenpartei” van Mussert. Maar wij hebben in de Duitse archieven ook heel andere beoordelingen van de NSB aangetroffen. Bijvoorbeeld een rapport uit hetzelfde jaar, waarin staat dat eigenlijk 95 procent van de leden al antisemiet was, inclusief Mussert. Maar wel op “de Hollandse manier”, dus er waren uitzonderingen mogelijk. Een scherpe observatie. Verschillende Duitse partij- en overheidsdiensten oordeelden positief over de NSB. De Gestapo meende dat de beweging goed was georganiseerd. Het Propagandaministerie van Goebbels zag met tevredenheid dat Volk en Vaderland de loftrompet stak over nazi-Duitsland. Op een gegeven moment kreeg Het Nationale Dagblad steun vanuit Duitsland in de vorm van goedkoop papier en subsidies. Zo werd de NSB een instrument in de Duitse propagandaoorlog.’
Hadden de Duitsers al vóór de oorlog het doel om Nederland te nazificeren?
‘Hitler zag het nationaal-socialisme als een Germaanse revolutie, die zich ook in Nederland zou voltrekken. De titel van ons nieuwe boek, Twee werelden botsen, slaat op de voorstelling dat er een internationale strijd op leven en dood plaatsvond tegen “de Joodsche wereld”. Voor de NSB’ers was het een geruststellend idee dat zij deel uitmaakten van een internationale revolutie. Hoe verder hun populariteit in eigen land daalde, hoe meer ze zich vastklampten aan buitenlandse voorbeelden. Nu waren ze misschien nog marginaal, maar ze voelden zich aan de goede kant van de geschiedenis staan.
Hetzelfde zag je bij de communistische partij in Nederland. Die was ook onbeduidend, maar voelde zich eveneens verbonden met één grote partij in het buitenland die de macht had en een internationale revolutie predikte. Zoals communisten en fellow travellers naar de Sovjet-Unie reisden voor inspiratie, zo bezochten NSB-kaderleden regelmatig nazi-Duitsland. Maar door die toenemende vereenzelviging met nazi-Duitsland werden de NSB’ers in eigen land steeds meer als landverraders gezien. Waardoor ze nog zich nog meer op de grote Duitse broer richtten. Een vicieuze cirkel.’
Hoewel Mussert tussen 1936 en 1940 snel radicaliseerde, bleef hij in de ogen van volkse NSB’ers zoals Rost van Tonningen en Henk Feldmeijer een slappeling. Waarin verschilden zij van elkaar?
‘Verschillende volksen vonden dat Musserts te “staats” dacht: hij wilde eerst de regeringsmacht verwerven en daarna de revolutie van bovenaf doorvoeren. Terwijl zijzelf meenden dat het nationaal-socialisme van nature in de Germaan zat; hij moest het alleen nog in zichzelf terugvinden. De revolutie zou dus van onderaf komen. Een ander verschil was dat diverse volkse NSB’ers pan-Germaans dachten, terwijl Mussert nooit het idee losliet van een zelfstandig nationaal-socialistisch Nederland. We moeten ons echter realiseren dat Musserts visie niet per definitie minder radicaal was. Want hoe zou het zelfstandige Nederland eruitzien als hij de macht kreeg? Etnisch homogeen. Zoals Mussert zei in een redevoering in november 1939: “Wat niet in ons volk behoort, zal eruit moeten.”’
Hoe viel het ideaal van raszuiverheid te rijmen met het feit dat in Nederlands-Indië de meerderheid van de NSB-leden Indo-Europees was?
‘Net als bij de Joodse leden probeerde Mussert de Indo-Europese NSB’ers gerust te stellen. In 1937 verklaarde hij dat niet huidskleur, maar geestesgesteldheid beslissend was om te bepalen wie zich Groot-Nederlander mocht noemen en wie niet. Maar intussen had de beweging in Nederland de rassenleer al min of meer aanvaard. Het was dus heel erg laveren voor Mussert, want hij wist hoe gevoelig dit in Indië lag. Daar hadden veel NSB-kaderleden zelf Indonesische vrouwen, en die functionarissen eisten garanties. Daar kon Mussert niet zomaar aan voorbijgaan, want de Indische afdeling was belangrijk voor de partij als bron van inkomsten.
Een tijdlang lukte het de geest in de fles te houden, maar op een gegeven moment was zijn ambivalente houding niet meer geloofwaardig. Nederlandse NSB-bladen waarin de rassenleer werd gepropageerd, bereikten ook Indië en zorgden daar voor een neergang van het aantal leden. Ook het anti-Kominternpact dat Duitsland in 1936 sloot met Japan was een heikel punt. Mussert wist niet goed hoe hij zich daartoe moest verhouden. Strikt genomen waren de Japanners bondgenoten, en hij vond het prima dat ze aan landjepik deden, maar niet in Nederlands-Indië. Hij beschouwde de Japanse expansie als het “gele gevaar”.’
Een ander punt waarop Mussert schipperde, was religie. De NSB telde zowel christenen van katholieken en protestanten huize als volkse ideologen die neigden naar een Germaans heidendom. Waar lag zijn eigen voorkeur?
‘Religie viel vooral buiten Musserts eigen belevingswereld. Toen hem na de oorlog werd gevraagd of hij katholiek of protestant was, wist hij daarop geen antwoord te geven. Dat hele mystieke van de volksen zal hem ook niet erg hebben aangegrepen. Daarvoor was hij te veel ingenieur. Maar hij zag wel de noodzaak van een goede verstandhouding met de kerken vanwege de confessionele kiezers. Daarom kwam hij in 1936 met het concept van “de Godbelijdende staat”. En in 1937 verhief hij “Godsvertrouwen” tot een van de pijlers van de NSB. Dat was een heel algemeen begrip, waar ook de volksen mee uit de voeten konden. Zo probeerde hij de leden van diverse geloofsrichtingen binnenboord te houden.’
Desondanks botste hij hard met de katholieke kerk.
‘Ja, want de bisschoppen veroordeelden parochianen die de NSB ondersteunden. En dat was een domper voor Mussert, die voor zijn streven naar macht substantiële steun vanuit het katholieke volksdeel nodig had. Hij probeerde herhaaldelijk te lobbyen bij het Vaticaan en riep daarbij de hulp in van Mussolini. Hij dacht: als de katholieke kerk tot overeenkomst kan komen met de fascisten in Italië en de nazi’s in Duitsland, waarom dan niet met de NSB? Maar hij vergat dat de situatie in die landen heel anders was dan in Nederland, waar de nationaal-socialisten nog lang niet hadden gewonnen. Het Vaticaan zag geen enkele aanleiding om de Nederlandse bisschoppen te vragen de strijdbijl te begraven. Tot grote frustratie van Mussert, die op zijn beurt steeds heftiger te keer ging tegen de “verpolitiekte” kerk en de “dictatuur” van de Rooms-Katholieke Staatspartij.’
Kun je zeggen dat de democratische instituties in Nederland zich goed staande hebben gehouden tegen de fascistische uitdaging?
‘Die indruk hebben wij wel. In zijn bekende studie uit 1968 stelde A.A. de Jonge dat er in brede kringen kritiek bestond op het functioneren van de democratie. Hij sprak zelfs van een crisis. Dan verwacht je misschien dat meer partijen sympathie hadden voor het nationaal-socialistische standpunt. Maar eigenlijk was er van begin af aan een cordon sanitaire rond de NSB. En de argumenten waarmee dat in het parlement werd verdedigd, gingen over de grondprincipes van de democratie. Hoewel veel Kamerleden vonden dat het parlementaire stelsel niet optimaal functioneerde, was zo’n beetje iedereen het erover eens dat je niet aan de fundamentele vrijheden mocht komen. Daar waren sociaal-democraten, confessionelen en liberalen eensgezind over. Allemaal stonden ze afwijzend tegenover typisch fascistische ideeën zoals de eenpartijstaat en de horigheid van het individu hieraan. Zulke dingen vond men on-Nederlands.’
‘Mussert stelde alvast zijn kabinet samen’
Wanneer zette Mussert zijn kaarten op een mogelijke Duitse invasie?
‘In april 1939, dus voordat er sprake was van een oorlog. Toen ging Mussert naar Berlijn en maakte hij zijn wensen kenbaar. Bij een toekomstige oorlog zou de NSB het liefst aan Duitse kant meevechten. De Duitsers moesten Mussert daarom na een inval als leider installeren van een Groot-Nederland, waaraan België en zijn koloniën waren toegevoegd en waaruit Joden en Walen waren verdreven. Goebbels merkte daarover cynisch op: “Wij moeten voor hem de kastanjes uit het vuur halen en dan weer opdonderen.” Mussert was dus al een landverrader voordat er een Duitse inval was.
Hij trof ook voorbereidingen voor als het moment eenmaal daar was. Schokkend is zijn verklaring begin 1940 tegenover NSB-kaderleden dat zodra hij de macht had, iedere partijgenoot die eventueel tijdens de omwenteling door tegenstanders werd omgebracht, zou worden gewroken met meervoudige represaillemoorden. Er werd een vluchtplan voor hemzelf opgesteld, belangrijke posities in de partij moesten een dubbele bezetting krijgen, en hij stelde alvast zijn kabinet samen. Mussert dacht: als de Duitsers binnenvallen en heel Nederland in rep en roer is, dan verschijn ik als redder in de nood. Maar dat getuigde van een grenzeloze zelfoverschatting.’
Bas Kromhout is senior redacteur van Historisch Nieuwsblad.
Over de auteurs
Edwin Klijn is programmamanager bij Netwerk Oorlogsbronnen, dat digitaal toegang geeft tot de collecties van meer dan 250 organisaties met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog. Robin te Slaa is zelfstandig onderzoeker en schrijver. Hij heeft meerdere boeken op zijn naam, waaronder Wat is fascisme? en 1941. Het masker valt. In 2017 onderzocht hij hoe de gemeente Den Haag direct na de oorlog Joodse inwoners ‘achterstallige’ erfpacht en straatbelasting liet betalen.
Klijn en Te Slaa publiceerden in 2009 De NSB. Ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging 1931-1935, het eerste deel van een driedelige reeks. Het boek werd genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs. Deze maand verschijnt De NSB. Deel 2: Twee werelden botsen, 1936-1940 (1000 p. Boom Uitgevers, € 49,90).