In 1582 werd de gregoriaanse kalender ingevoerd: om twaalf uur ’s nachts werd het geen 5, maar 15 oktober. De nieuwe kalender moest orde in de tijdberekening scheppen. Maar de correctie was zo omstreden dat die nog jaren voor chaos zorgde.
Stadhouder Willem vertrok op 11 november 1688 vanuit de haven van Hellevoetsluis naar Engeland om er het koningschap op zich te nemen. Maar toen hij vier dagen later aankwam in Torbay, was het daar 5 november 1688.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Alleen al dit voorbeeld laat zien hoe de in 1582 geïntroduceerde gregoriaanse kalender, bedoeld om duidelijkheid te scheppen, ook de nodige verwarring en geschillen veroorzaakte. De naamgever en drijvende kracht achter de wijziging, paus Gregorius XIII, had bij voorbaat elk verzet verboden. Hij verklaarde uitdrukkelijk dat wie toch weerstand bood, ‘dient te weten dat hij zich blootstelt aan de toorn van de Allerhoogste en van zijn heilige apostelen Petrus en Paulus’. Maar de tijdgeest maakte dat lang niet ieder mens en iedere vorst daar nog van onder de indruk was. In de jaren die volgden op de pauselijke ordonnantie liep het debat hoog op en gehoorzaamde lang niet iedereen braaf aan het Vaticaan.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Tot aan het besluit van Gregorius XIII was de juliaanse kalender, ingevoerd onder Julius Caesar in het jaar 45 v.Chr., op de meeste plekken de standaard. Die was op zijn beurt een correctie op de kalender die de Romeinen grotendeels hadden overgenomen van de Egyptenaren. Maar ook de juliaanse kalender kende nog onnauwkeurigheden. De berekening voor de tijd die de aarde nodig had om één keer rond de zon te draaien klopte niet helemaal. Elk jaar duurde zo’n elf minuten te lang.
Zo op het oog misschien geen enorm verschil, maar omdat inmiddels ruim vijftien eeuwen waren verstreken sinds de invoering van de juliaanse kalender was de totale afwijking inmiddels zo’n twaalf dagen. De paus zette een commissie met deskundige geestelijken en geleerden aan het werk. Die moest bekijken of een ingreep noodzakelijk was en zo ja, welke.
Gregorius luisterde eigenlijk naar de naam Ugo Boncompagni. Als telg uit een adellijk geslacht werd hij opgeleid tot jurist. Hij kwam als dertiger naar Rome, waar hij op den duur doorgroeide naar hoge posities in de curie. In 1558 werd hij gewijd tot priester en bisschop, zes jaar later tot kardinaal en in 1572 werd hij op zijn zeventigste gekozen tot paus. Hij noemde zich Gregorius XIII.

De oude man trof een kerk aan die volop worstelde met de gevolgen van de Reformatie. Maar de nieuwe kerkvorst was geen man van concessies aan de nieuwlichters. Toen drie maanden later tijdens de Bartholomeusnacht duizenden Franse protestanten in koelen bloede werden vermoord, vond hij dat aanleiding voor een lofzang op de Heer en een speciale gedenkpenning. Gregorius trok ook ten strijde tegen wetenschap die morrelde aan de zekerheden van het katholieke geloof. Het aantal geschriften dat op de index van verboden boeken belandde nam onder zijn gezag snel toe.
Maar deze paus wilde toch ook laten zien dat de rede binnen de grenzen van het geloof wel ruimte kon krijgen. Hij hechtte bovendien aan precisie en stiptheid. Op een eerder concilie was bovendien al een voorschot genomen op een correctie van de kalender.
Protestantse weerstand
De commissie overhandigde haar eindrapport in september 1580 aan de paus. Het was de bedoeling dat de kalender in 1581 zou worden gewijzigd. In oktober, want die maand telde weinig heiligendagen. Het kwam er niet van, omdat Gregorius nog verder advies inwon. Dat veranderde weinig aan de voorstellen.
Een jaar later kwam het er alsnog van: 4 oktober 1582 was wat de paus betreft de laatste dag van de juliaanse kalender. Om twaalf uur ’s nachts werd het als bij toverslag 15 oktober 1582 volgens de nieuwe kalender. Ook de commissie had dit overslaan geadviseerd. De rest van het tijdverschil werd gerepareerd met schrikkeljaren. In een alternatief scenario had alles in de loop van een paar decennia stapje voor stapje kunnen worden rechtgetrokken.
Voor gewone stervelingen viel de hele operatie lastig te begrijpen. Sommigen dachten dat autoriteiten op deze manier ook tien dagen van hun leven afpakten. Het schiep ook verwarring: wanneer moesten mensen nu precies naar de kerk? Op welke dagen vielen de belangrijke markten?
Mensen dachten dat er tien dagen van hun leven af gingen
Substantiëler bleek de weerstand van protestanten. Die verweten de katholieke kerk inmiddels veel meer dan corruptie en dwaalleer. Bij een toenemend geloof in een spoedige apocalyps zagen velen van hen de paus als antichrist en de katholieke kerk als ‘de Synagoge van de Satan’. Dat op Gregorius’ wapen ook een draak zichtbaar was, sprak volgens hen boekdelen.
Met ‘de geest van een slang en de sluwheid van een vos’ probeerde deze paus onder het mom van een efficiëntere tijdrekening de afgoderij de wereld in te smokkelen. Met het tarten aan de goddelijke ordening ontstond namelijk verwarring en zouden ware christenen verrast worden door een onvermijdelijke ondergang van de wereld. Ware gelovigen zouden dan tijdens de eindstrijd het onderspit delven tegen de werktuigen van de duivel.

Dat de paus in zijn ordonnantie sprak van een calendrum gregorianum perpetuum (‘eeuwige kalender’) hield volgens sommige protestanten ook geen enkele rekening met een spoedig einde der tijden. Een deel van de kritiek was helemaal niet inhoudelijk, maar volledig op de man gericht. Een jezuïet die deel uitmaakte van de commissie werd bijvoorbeeld uitgemaakt voor ‘Duitse vetzak’.
Keurige katholieke landen gehoorzaamden de paus en voerden de nieuwe kalender in. Het bezorgde het wereldlijk gezag en anderen nog de nodige hoofdbrekens, want het Vaticaan had geen aanwijzingen gegeven voor het omgaan met de huur, pacht, rente en belastingen over de dagen die plots wegvielen.
Naar keizers vernoemd
Niet alleen de door hem gemoderniseerde kalender kreeg de naam van Julius Caesar. Behalve de juliaanse kalender kwam er ook een naar hem vernoemde maand: juli. Ook keizer Augustus kreeg later die eer. Opvolgers waren ijdel genoeg om hetzelfde te willen. Nero vond het een goed idee om april voortaan aan te duiden als neronius. Voorstellen voor claudius (mei) en germanicus (juni) haalden het niet. Keizer Tiberius moest juist niets weten van het omdopen van september ter meerdere eer en glorie van hemzelf. Hij zei: ‘Wat doen jullie als de dertiende keizer aan het bewind komt?’
In het Heilige Roomse Rijk wees de Rijksdag het verzoek van keizer Rudolf II om over te gaan op de nieuwe kalender af. De keizer liet de beslissing daarna over aan de afzonderlijke gebieden. Het betekende dat de meeste protestantse streken vasthielden aan de juliaanse kalender.
De Nederlanden waren op het moment van de ordonnantie van Gregorius in de ban van de Tachtigjarige Oorlog. Politieke, religieuze en economische overwegingen leidden tot verschillende beslissingen op verschillende plekken. Holland, Zeeland en Brabant namen met een paar maanden vertraging de nieuwe kalender over. Utrecht, Friesland en Drenthe wachtten tot 1700 en 1701.
Utrecht, Friesland en Drenthe voerden de kalender pas 120 jaar later in
Engelse eigenwijsheid
In Engeland gaf koningin Elizabeth I haar vriend en adviseur John Dee, wetenschapper en astroloog, de opdracht om de voors en tegens van de gregoriaanse kalender grondig te bestuderen. Zijn conclusie was heel duidelijk: ‘De correctie is mijns inziens astronomisch correct en noodzakelijk voor het burgerleven.’ In 1583 zou Elizabeths rijk zich volgens hem aan moeten sluiten bij de landen die inmiddels al waren overgegaan tot de nieuwe kalender.

Om de overgang iets minder rigoureus te maken stelde Dee voor om niet tien dagen ineens weg te poetsen. In plaats daarvan zou dat stapsgewijs moeten gebeuren: drie in mei, een in juni en zes in de maanden juli en augustus.
De koningin kon de motivering volgen, maar raadpleegde voor invoering toch ook nog even de Anglicaanse clerus. Die spartelde tegen. De geestelijken spraken van ‘de dubieuze daad van de Antichrist’. Daarmee bedoelden ze de paus. Dat die de nieuwe kalender had opgelegd via een zogenaamde ordonnantie zinde hun evenmin. Want met datzelfde machtsmiddel had de paus in 1570 Elizabeth in de kerkban gedaan. Echt ‘nee’ zeiden de bisschoppen overigens niet. Ze kozen voor vertragen. Het moest allemaal nog maar eens bekeken en overlegd worden.
Kalender klopt niet helemaal
De calculaties die voorafgingen aan de invoering van de gregoriaanse kalender in 1582 waren behoorlijk precies. Toch zit er nog steeds een klein verschil tussen de officiële tijdrekening en de duur van het jaarlijkse rondje van de aarde om de zon: dik 25 seconden. Op de korte termijn zorgt dat niet voor onoverkomelijke problemen. Op langere termijn wel. Over duizend jaar gerekend loopt de achterstand op tot 0,3 dagen. Het kan dat nog veel later ooit wordt besloten tot een correctie, bijvoorbeeld door een schrikkeljaar over te slaan.

Dee probeerde de tegenstanders opnieuw te overtuigen. Hij benadrukte dat het niet ging om religieuze haarkloverij, maar om de geopolitieke en economische belangen van Engeland. Dat breidde zijn (maritieme) macht en handel overzee in rap tempo uit. Eén universele kalender zou die ontwikkeling alleen maar stimuleren.
De politiek steunde de lijn van de staatskerk. Het advies van Dee belandde in een la. Daar kwam het in de decennia die volgden niet meer uit. Engeland volhardde in eigenwijsheid en had bovendien vanwege spanningen met onder anderen de Spanjaarden andere zaken aan het hoofd.
Lappendeken
Met het van rijkswege opleggen van de nieuwe kalender bleek gehoorzaamheid niet gegarandeerd. In Hongarije besloot de landdag in 1599 om iedereen die nog steeds tegenstribbelde enorme boetes op te leggen. Het werkte slechts een beetje. In hun privécorrespondentie bleven veel protestanten de oude juliaanse kalender gebruiken.
Sommige landen werden een soort lappendeken. In Zwitserland namen katholieke kantons en steden de gregoriaanse kalender vanzelfsprekend over. Protestantse kantons en steden hielden het bij de juliaanse. In gebieden met aanhangers van beide religies mochten de plaatselijke gemeenschappen kiezen. Om het allemaal nog verwarrender te maken kwam een aantal regio’s na een tijdje terug van de gregoriaanse kalender en grepen ze weer terug op de juliaanse. Een afgelegen dal in het zuidoosten van Zwitserland zweerde tot in 1812 bij die kalender. In Alpenzell wordt Nieuwjaar nog steeds op twee momenten gevierd.
In Engeland werden in 1645 en 1699 nieuwe pogingen ondernomen om de handen op elkaar te krijgen voor de gregoriaanse kalender. Maar twee keer was het verzet van anglicanen en puriteinen te krachtig: in hun ogen was de juliaanse de enige ware kalender, namelijk die van God.
Volgens puriteinen was de juliaanse kalender die van God
In 1752 kwam het dan toch nog tot de al zolang bediscussieerde omschakeling. Het maakte van 1751 een extreem kort jaar, beginnend op 25 maart (Nieuwjaar volgens de juliaanse kalender) tot 31 december. Ook 1752 was korter. In dat jaar werden dagen overgeslagen om definitief parallel te gaan lopen met de in het grootste deel van Europa gehanteerde gregoriaanse kalender. Op woensdag 2 september 1752 volgde donderdag 14 september 1752.
Volgens sommige geschiedenisboeken ontstonden als gevolg van de diefstal van zoveel dagen rellen in diverse Britse steden. Bewijzen voor dat soort oproer zijn echter nooit gevonden. Het fabeltje is mogelijk de schuld van schilder-satiricus William Hogarth. Op zijn werk An Election Entertainment uit 1755 is namelijk een vaandel te zien met de leuze ‘Give us our eleven days’.

Zeker is wel dat er weerstand bestond tegen de overgang naar de gregoriaanse kalender. Die werd door menigeen gezien als ‘paaps’. Velen hadden het ook niet op de verplaatsing van de talrijke aan heiligen gewijde dagen.
De maatregel van Londen betekende wel een verdere doorbraak voor de gregoriaanse kalender. Die ging namelijk niet alleen gelden in Groot-Brittannië, maar evengoed in zijn uitgestrekte wereldrijk. Dat zou op het hoogtepunt bijna een kwart van het aardoppervlak beslaan. De Sovjet-Unie volgde in 1918. Dat verklaart waarom de politieke omwenteling van een jaar eerder soms de Oktoberrevolutie en soms de Novemberrevolutie wordt genoemd.
De orthodoxe christelijke geloven hechtten sterk aan hun traditie. Aan de ‘nieuwe’ kalender kleefde bovendien de naam van Gregorius, een paus. En van het Vaticaan moesten ze weinig hebben. Dat gaf lang problemen in Griekenland, dat in 1923 overstapte. Grieks-orthodoxe tegenstanders richtten uit verzet hun eigen kerk op, die van de Authentieke Orthodoxe Christenen. Dat zorgde nog jaren voor rumoer en geweld, met name op feestdagen die de aanhangers van de twee religies op verschillende dagen vierden. Om het nog ingewikkelder te maken, ontstonden binnen de aanhangers van de oude kalender door onenigheid diverse afsplitsingen. De tijd heelt niet altijd alle wonden, maar veroorzaakt ze soms zelf.
Meer weten
- De kalender (1998) door David Ewing Duncan, over pogingen de tijd te vangen van prehistorie tot atoomklok.
- Our Calendar (2024) door George Nichols Packer beschrijft de juliaanse kalender en de gregoriaanse kalender.
- Het verhaal van de tijd (2011) door Adam Hart-Davis combineert cultuurgeschiedenis met de natuurkundige aspecten.