Waarom gaan grote rijken ten onder? Die vraag fascineert vele historici. Maar je zou hem ook kunnen omdraaien: waarom blijven sommige grote rijken zo lang bestaan? Dick Harrison gaat op zoek naar verklaringen. Dat maakt hem optimistisch over de vooruitzichten van de huidige drie grootmachten, de VS, Rusland en China.
In november 2015, ten tijde van de vluchtelingencrisis als gevolg van de Syrische burgeroorlog, zei premier Mark Rutte in een interview met de Financial Times: ‘Zoals we allemaal weten van het Romeinse Rijk: grote rijken storten in als de grenzen niet goed worden beschermd.’ Hiermee suggereerde hij dat het ooit zo machtige Romeinse Rijk ten onder was gegaan omdat het werd overspoeld door migranten, wat aperte onzin is.
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De Germaanse stammen die zich in de vierde en vijfde eeuw in het rijk vestigden, assimileerden razendsnel en bovendien ging het slechts om enkele tienduizenden mensen, op een bevolking van enkele tientallen miljoenen. Als afgestudeerd historicus had Rutte dit moeten weten, want onder vakgenoten werd deze ‘theorie’ al decennialang niet meer serieus genomen. Maar Rutte is echter een beter politicus dan historicus, zodat deze mythe hem gewoon goed uitkwam. Het apocalyptische beeld van een immens rijk dat ineenstort door de komst van ‘buitenlanders’ doet het bij veel kiezers goed.
Grote rijken die na een periode van bloei en expansie ten onder gaan vormen een fenomeen dat veel mensen fascineert. Hoe kan een samenleving die bijzonder succesvol is, relatief snel desintegreren en verdwijnen? En het is vooral het Romeinse Rijk dat tot de verbeelding spreekt, omdat het ooit bijzonder omvangrijk was en geldt als een van de fundamenten van de westerse beschaving. Tot in de achttiende eeuw was het een algemeen aanvaard idee dat het Romeinse Rijk was bezweken onder een tsunami van ‘barbaren’. Vanaf de Renaissance werd gedacht dat de ondergang van dat rijk ook had geleid tot een totale ineenstorting van de cultuur, waardoor op deze glorieuze periode de ‘duistere Middeleeuwen’ waren gevolgd. In dit opzicht stond Rutte in een traditie.
In navolging van de Britse historicus Edward Gibbon (1737-1794) werd daarna verwezen naar interne oorzaken van de verzwakking en uiteindelijke ondergang, zoals de decadentie van veel Romeinse keizers en vooral de opkomst van het christendom. Volgens Gibbon zou het pacifisme van Jezus de Romeinen week hebben gemaakt, waardoor zij het militaire apparaat hadden verwaarloosd. Bovendien kende het christendom zoveel sekten en stromingen, dat dit de eenheid van het rijk aantastte.
De Zweedse historicus Dick Harrison wijst er in zijn nieuwe boek Gevallen grootmachten op dat deze ‘vervalhypothese’ nog altijd populair is. Sinds de Romantiek hebben we een voorkeur voor dramatische verklaringen en zien we ook in kunst en literatuur veel verhalen waarin de organische cyclus van nieuw leven, bloei, verval en sterven centraal staat. En wat betreft het Romeinse Rijk doen er nog altijd theorieën opgeld waarin bijvoorbeeld klassenstrijd, pandemieën, klimaatverandering of een collectieve loodvergiftiging als doorslaggevende factor worden genoemd. Onomstotelijk bewijs is er nooit voor zo’n theorie, en volgens Harrison slaan dergelijke verklaringen de plank mis.
Over het algemeen bestaan grote rijken meestal niet zo lang en gaan ze na enkele generaties alweer ten onder. Daarom is de vraag waarom sommige rijken – zoals het Romeinse, Chinese, Osmaanse en Russische rijk – wél lang hebben standgehouden veel interessanter. Dan blijken factoren als een gezonde economische basis, militaire kracht en efficiënt binnenlands bestuur cruciaal. Wanneer het misgaat, is het vooral een kwestie van verzwakking van het militaire apparaat en een overdaad aan externe vijanden.
Economische en militaire kracht zijn doorslaggevend
Bovendien is de ondergang van grote rijken soms ook optisch bedrog. Vaak zijn er periodes van neergang, die er zelfs toe kunnen leiden dat het karakter van de staat verandert, maar dat wil niet zeggen dat het rijk dan echt verdwijnt. Het Russische tsarenrijk leeft via de communistische Sovjet-Unie voort in de imperialistische kleptocratie van Vladimir Poetin. Ook tussen de eerste Chinese keizer (circa 220 v.Chr.) en het huidige bewind in Beijing bestaat een grote continuïteit. En als het gaat om de Romeinen kijken we altijd alleen naar het westelijke deel van dat rijk, dat in de vijfde eeuw inderdaad ophield te bestaan als centraal bestuurde staat. Maar het vanuit Constantinopel geregeerde Oost-Romeinse Rijk hield het nog duizend jaar vol en kende nog verschillende bloeiperiodes. Bovendien was er in Europa veel meer culturele continuïteit tussen de late Oudheid en de Middeleeuwen dan doorgaans wordt gedacht.
Harrison is vrij optimistisch over de vooruitzichten van de drie grootmachten die vandaag de dag dominant zijn: de VS, Rusland en China. Hij voltooide zijn boek echter in het voorjaar van 2021, zodat de bladzijden die hij hieraan wijdt enigszins merkwaardige lectuur vormen. Maar dit doet niets af aan de betekenis van dit boek, dat een zeer leesbaar overzicht geeft van de opkomst en ondergang van grote rijken vanaf circa 2000 v.Chr. tot nu. Bovendien kan je hieruit opmaken hoe belangrijk het voor Europa is om economisch sterk te blijven, intern de zaak op orde te krijgen en zich grotere militaire inspanningen te getroosten.
Gevallen grootmachten. Van het Akkadische rijk tot de Verenigde Staten
Dick Harrison
448 p. Omniboek, € 39,99

Openingsbeeld: De plundering van Rome in 455. Schilderij door Karl Brjoellov, circa 1833. Bron: Bridgeman Images.