Home Dossiers Middeleeuwen 1453: de val van Constantinopel

1453: de val van Constantinopel

  • Gepubliceerd op: 27 augustus 2003
  • Laatste update 07 dec 2023
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 10 minuten leestijd
Schilderij van Constantinopel
Banner Middeleeuwen
Dossier Middeleeuwen Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De verovering van Constantinopel door de Ottomanen, op 29 mei 1453, is dankzij historische mythes van zowel christenen als moslims de geschiedenisboekjes in gegaan als een gebeurtenis van groot belang. Ze zou het begin inluiden van ‘de Nieuwe Tijd’. Maar in werkelijkheid was ‘1453’ geen wereldschokkend evenement. 

In 1953 werd de val van de Byzantijnse hoofdstad Constantinopel, vijfhonderd jaar daarvoor, herdacht. In al die eeuwen had de katholieke Kerk het verlies van de stad aan de Turken nooit helemaal kunnen verkroppen. Hoe hoog de gebeurtenis de katholieken een halve eeuw geleden nog zat, blijkt uit een artikel in de Katholieke Illustratie van 5 juni 1953. Daarin werd de val van Constantinopel op typerende wijze weergegeven: ‘Het ongedachte was werkelijkheid geworden,’ schreef het familietijdschrift. ‘De stad, die eeuwenlang als bolwerk tegen de Aziatische barbaren gegolden had, was nu de hoofdstad van de Halve Maan.’ Met nauwverholen wrok vervolgde de auteur: ‘Dankzij een grenzeloze verblindheid, waardoor men liever de tulband dan de tiaar zag heersen, had men zijn innerlijke kracht verzwakt in onderlinge twist om nu ook de macht van het kromzwaard te ondergaan.’

Meer lezen over de Middeleeuwen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Van christelijk naar islamitisch

De Turken hadden intussen hun eigen draai aan de gebeurtenissen gegeven, met behulp van de nodige religieuze symboliek. Net als de christenen stelden de Ottomaans-Turkse geschiedschrijvers de verovering van Constantinopel voor als een heilige strijd tussen het ware geloof en de ongelovige barbaar. De zestiende-eeuwse Turkse historicus Saad Eddin verwoordde de gebeurtenis als volgt: Constantinopel ‘werd, van nest der dwaling, tot hoofdstad van roem en eer. Door de edele inspanningen van de sultan van de islam, werd het kwaadwillende geschal van de klokken van de schaamteloze ongelovigen vervangen door de islamitische gebedsoproep, zodat de oren van het volk van de Heilige Oorlog werden gevuld met de zoetgevooisde melodieën van de oproep tot het gebed.’

Constantinopel ‘werd, van nest der dwaling, tot hoofdstad van roem en eer

De chroniqueur beschreef vervolgens op even evocatieve wijze hoe de christelijke kerken tot islamitische gebedshuizen werden omgevormd: ‘De tempels van de dwalenden veranderden in moskeeën voor de vromen, en de stralen van het licht van de islam verjoegen de gastheren van de duisternis van de plek, die zo lang de verblijfplaats van de verachtelijke ongelovigen is geweest.’

Kruisvaarders naar Constantinopel

Deze dramatische taal van zowel christenen als de moslims ontneemt het zicht op de werkelijke gebeurtenissen in 1453, die de geschiedenis weliswaar hebben beïnvloed, maar niet radicaal hebben veranderd.

Op een landkaart uit het voorjaar van 1453 zou het Byzantijnse rijk nog slechts bestaan uit twee vogelpoepjes, waarvan er één – het kleinste – de stad Constantinopel voorstelde. Maar Constantinopel was een felbegeerd vogelpoepje, omdat het op een strategisch zeer belangrijke plek lag: op een landtong in de Bosporus, waardoor het de lucratieve handel via de Zwarte Zee beheerste. Bovendien was Constantinopel de zetel van de Byzantijnse keizer en de rooms-orthodoxe patriarch. Samen vormden die de top van de rooms-orthodoxe Kerk, zoals de christelijke Kerk in het Byzantijnse rijk heette. De keizer was als Gods plaatsvervanger op aarde zowel wereldlijk als geestelijk leider, het laatste ook over de rooms-orthodoxen buiten zijn gestaag afbrokkelende rijk.

Constantinopel had meer dan materiële voorspoed

De verovering van Constantinopel betekende dus niet alleen materiële voorspoed, maar bood ook de mogelijkheid de christelijke bewoners van Anatolië en Zuidoost-Europa – voor het merendeel rooms-orthodoxen – via de Kerk te beïnvloeden. De Ottomaanse sultans, die een groot deel van dit gebied beheersten, hadden daarom al eerder een begerig oog op Constantinopel laten vallen. Maar ze werden in hun ambities tegengestreefd door de katholieke Kerk, die droomde van een hereniging van rooms-orthodoxen en rooms-katholieken onder leiding van de paus in Rome.

De paus leek aanvankelijk aan het langste eind te trekken. De Byzantijnse keizer Johannes VIII had, ten einde raad vanwege het opdringen van de Turken uit het oosten én het westen, in 1439 toegestemd in een hereniging met de rooms-katholieke Kerk. Het hoogste gezag zou bij de paus komen te liggen. Dit was in de ogen van Johannes’ onderdanen een ongehoorde ketterij. Johannes besloot dan ook wijselijk de eenwording voor zijn onderdanen verborgen te houden.

De overlevenden vluchtten halsoverkop over de Oost-Europese steppe terug naar de schoot van de moederkerk

De westerse christenheid vierde intussen feest: tot in het verre Engeland luidden parochiekerken de klokken om de heuglijke eenwording te vieren. De paus trommelde – als onderdeel van de overeenkomst – een leger van kruisvaarders op. In 1444 stuitte dit bij Varna, aan de Zwarte Zee, op de troepen van de Ottomaanse sultan Murad II. De kruisvaarders verloren op dramatische wijze. De overlevenden vluchtten halsoverkop over de Oost-Europese steppe terug naar de schoot van de moederkerk.

Sultan van Rome

Toen het Turkse leger in het vroege voorjaar van 1453 opdook voor de eeuwenoude driedubbele ommuring van de stad, werd Constantinopel nog wel bijgestaan door Genuese huursoldaten en vierhonderd Napolitaanse boogschutters. De laatsten waren door de paus gezonden op voorwaarde dat de nieuwe Byzantijnse keizer, Constantijn XI, de eenwording van de rooms-orthodoxe en de katholieke Kerk openlijk zou afkondigen. Constantijn gaf toe en bracht zijn onderdanen in de Hagia Sofia-kerk het grote nieuws; met als gevolg dat de Kerk voortaan door de gelovigen werd gemeden.

Ook militair leverde Constantijns verklaring weinig goeds op. De Turken bleken te sterk voor het kleine groepje Napolitaanse boogschutters. Aan de Genuese huurlingen hadden de inwoners van Constantinopel ook niet veel, want die vluchtten lafhartig de stad uit op een boot. Op 29 mei 1453, na wekenlange beschietingen met kanonnen van Hongaarse makelij, viel de stad voor de Turken. Er volgden drie dagen van plundering, waarbij de strijders van de nieuwe, strijdlustige sultan Mehmed II rijkdommen en inwoners buitmaakten, die direct werden verkocht – de vrouwen veelal na verkrachting. Met het leger waren slaven- en goederenhandelaren meegereisd die de kostbare waar graag doorverhandelden. Alle onroerende goederen in de stad waren voor de sultan.

Mehmed was nu wél sultan-i Roem – sultan van ‘Rome’

Mehmed zag de verovering van de hoofdstad op de ‘Romeinen’ – zoals de Byzantijnen zichzelf waren blijven noemen – als voorlopige bekroning van de Turkse veldtochten in Europa en Klein-Azië. De Arabieren die eerder hadden geprobeerd het gebied te veroveren, waren daar nooit in geslaagd. Mehmed was nu wél sultan-i Roem – sultan van ‘Rome’, dat wil zeggen: van het voormalige Byzantijnse rijksgebied. De Turken waren zich er dan ook sterk van bewust dat zij een gebied met een rijke beschaving innamen. Mehmed had een fascinatie voor het Westen – ook voor het gebied ten westen van Constantinopel -, wat mogelijk met zijn afkomst te maken had: zijn moeder was een Griekse slavin.

Rooms-orthodoxe kerk

Die fascinatie uitte zich niet alleen militair: Mehmed liet zich onderwijzen over de Romeinse geschiedenis en de westerse staten en vorsten. Ook nodigde hij westerse wetenschappers en kunstenaars uit aan zijn hof, zoals de Venetiaanse schilder Gentile Bellini, die een beroemd portret van hem schilderde. Mehmed mag dan op het slagveld niet erg fijngevoelig zijn geweest, hij was geenszins de cultuurloze barbaar die de westerse geschiedschrijving van hem heeft gemaakt.

Een van de eerste taken waar Mehmed zich toe zette, was het onder zijn gezag brengen van de rooms-orthodoxe Kerk. De kinderloze Byzantijnse keizer had bij de aanval op de stad het leven gelaten. Als nieuwe patriarch koos Mehmed een Griekse monnik uit, die zich met woord en daad tegen de eenwording met de katholieke Kerk had verzet. Zo werd de rooms-orthodoxe Kerk in de Ottomaanse staat geïnstitutionaliseerd. Hoe succesvol die politiek is geweest blijkt wel uit de rooskleurige beschrijvingen van Mehmed de Veroveraar in latere rooms-orthodoxe tradities.

Het oude Rome was geschokt. De legendarische Griekse stad Constantinopel, die natuurlijkerwijs onder het gezag van de enige ware Kerk had moeten vallen, was veroverd door de islamitische Turk, berucht vanwege zijn afkeer van de Beschaving en aangeboren vernietigingsdrang. De latere paus Pius II weeklaagde dat de Kerk ‘een van haar twee ogen’ had verloren. Maar tot een nieuwe kruistocht tegen de Turken zou het, ondanks verwoede pogingen daartoe van Pius II, niet meer komen. Europa had andere, dringender zaken aan het hoofd, zijn onderlinge oorlogen bijvoorbeeld .

Maar de redding van de christelijke beschaving was niet alleen afhankelijk van kruisridders. Dat vond ook de auteur van het artikel in de Katholieke Illustratie uit 1953. Gelukkig, beweerde hij, konden enkele Grieken aan de plunderende barbaren ontkomen door op de schepen van vluchtende Genuese huursoldaten een veilig heenkomen te zoeken. Ze waren daarbij zo slim ’talrijke handschriften’ met zich mee te nemen. ‘Zo joeg de storm die de stad teisterde, de levens dragende kiemen van onze cultuur, klassieke en christelijke, westwaarts, waar zij een ontvankelijke bodem zouden vinden voor hernieuwde bloei.’ Het is de renaissancetheorie in een roomse notendop.

De latere paus Pius II weeklaagde dat de Kerk ‘een van haar twee ogen’ had verloren.

Nog geen veertig jaar later zou de Genuees Christoforo Colombo, in Spaanse katholieke dienst, Amerika ontdekken. Daarbij maakte hij gebruik van het werk van de Oudgriekse geograaf Ptolemaeus. De klassieke auteurs, van wie de Genuezen kort daarvoor zoveel teksten zouden hebben gered van de moslims, hielpen het Spaanse rijk dus aan een periode van grote bloei. Zo had God de geschiedenis alsnog een voor de katholieken gunstige wending gegeven.

1453: de val van Constantinopel

Zowel de westerse als de oosterse religieus-geïnspireerde geschiedschrijving benadrukt, om propagandistische redenen dan wel uit oprechte religieuze overtuiging, het belang van de val van Constantinopel, en daarmee van de datum 29 mei 1453, voor de wereldgeschiedenis. Daar zijn nog wat minder bekende tradities aan toe te voegen, zoals die van de rooms-orthodoxe Kerk, die de heerschappij van de Ottomaanse sultans in latere tijden zou beschrijven als ‘van God gezonden’. De Turken zouden de rooms-orthodoxen hebben beschermd tegen de doctrinaire agressie van de paus. Sultan Mehmed II, ‘de Veroveraar’, wordt in deze traditie opvallend genoeg geëerd als degene die Constantinopel als hoofdstad van de rooms-orthodoxe christenheid herstelde.

Maar ‘1453’ wordt niet alleen om religieuze redenen herinnerd als een belangrijk jaartal. Het jaar wordt ook vaak genoemd als scheidslijn tussen de Oude en Nieuwe Tijd, tussen de Middeleeuwen en de renaissance. Die opvatting blijkt ook uit het artikel uit de Katholieke Illustratie: volgens de auteur hadden de Genuezen, met behulp van uit Constantinopel meegebrachte klassiek-Griekse geschriften, de ‘revolutie’ van de renaissance tot stand gebracht.

Die opvatting gaat terug op de humanisten, met hun grote bewondering voor de oudheid. Zij bedachten de termen ‘renaissance’ en ‘Middeleeuwen’. Als eindpunt van de klassieke oudheid en het begin van de duistere tijden van de Middeleeuwen kozen zij ofwel de regeerperiode van keizer Constantijn de Grote, de christelijke stichter van Constantinopel (306-337), ofwel de val van Rome aan het einde van de vijfde eeuw. En wat is er dan logischer om het einde van de Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijd samen te laten vallen met de val van ‘het Tweede Rome’, Constantinopolis?

Het jaar wordt ook vaak genoemd als scheidslijn tussen de Oude en Nieuwe Tijd, tussen de Middeleeuwen en de renaissance.

Maar het valt te betwijfelen of de val van Constantinopel wel zoveel gevolgen had. Het idee dat grote hoeveelheden antieke manuscripten uit Constantinopel werden gered en zo de renaissance hielpen inluiden, lijkt in elk geval niet te kloppen. Ook de Genuees Columbus lijkt er geen gebruik van te hebben gemaakt. Het laatste nieuws omtrent de gevierde ontdekkingsreiziger is dat hij zich niet op Ptolemaeus baseerde, maar op Chinese kaarten. De traditionele christelijk-humanistische visie op ‘1453’ kan hiermee definitief in de ijskast; de wereldgeschiedenis is te weerbarstig om zich naar welke ideologie dan ook te laten modelleren.

Met dank aan Maurits van den Boogert.