Door de NAVO-top en de onzekere houding van Trumps Amerika laait de discussie over een gezamenlijk Europees leger weer op. In 1951 lanceerde de Franse premier René Pleven een plan voor zo’n Europees leger. Het leek de manier om West-Duitsland te mobiliseren in de Koude Oorlog. Maar drie jaar later zouden de Fransen de Europese Defensiegemeenschap alweer de nek omdraaien.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Maandagavond 30 augustus 1954. De Assemblée nationale – de Franse Tweede Kamer – biedt spektakel. De internationale pers en het toegestroomde publiek kijken verbijsterd toe. Na drie slopende vergaderdagen wijst een meerderheid van de parlementariërs de oprichting van een Europees leger af. Als de Kamervoorzitter de uitslag bekend maakt, breekt chaos uit. De communisten, felle tegenstanders van de zogenaamde Europese Defensiegemeenschap (EDG), heffen de Marseillaise aan. Luid boegeroep uit het kamp van de voorstanders volgt. Bodes moeten voorkomen dat parlementsleden met elkaar op de vuist gaan.
De voorzitter probeert de orde te herstellen door met een liniaal op tafel te slaan en met zijn zilveren bel te rinkelen. De rust is van korte duur. Na een kritisch betoog van een voorstander van de EDG, begint nu het pro-kamp de Marseillaise te zingen. Tegenstanders haken in en proberen daarbij hun rivalen te overstemmen. Franse verslaggevers roepen vanuit de persloge naar de zingende meute: het klinkt vals!
Het was de ontluisterende apotheose van een discussie die Frankrijk, West-Europa en de Verenigde Staten ruim drie jaar lang in zijn greep hield. Het Franse nee tegen een defensie-unie zindert vandaag nog na: nooit is de EU dichter bij de vorming van een Europees leger geweest dan in 1954. Op het moment zelf gold vooral de bange vraag hoe het verder moest met de verdediging van West-Europa in de Koude Oorlog. Voor de Verenigde Staten was de EDG immers een absolute voorwaarde om West-Europa financieel en militair te blijven steunen tegen de Sovjet-Unie.
Bang voor Oost-Duitsland
De teloorgang van de EDG was extra pijnlijk, omdat de Fransen deze zelf hadden bedacht. Premier René Pleven had het plan voor een Europees leger in oktober 1950 gelanceerd, in reactie op de Koreaoorlog, die eerder dat jaar was uitgebroken. De poging van het communistische Noord-Korea om Zuid-Korea te onderwerpen bracht de Koude Oorlog in een gevaarlijke versnelling. Velen in het Westen vermoedden dat de Noord-Koreaanse actie het begin was van een breder offensief van de Sovjet-Unie en zijn ideologische bondgenoten. Westerse commentatoren trokken parelellen tussen de Korea’s en Duitsland, dat na de Tweede Wereldoorlog eveneens was opgesplitst in een aan de Sovjet-Unie gelieerd deel en een met het Westen verbonden stuk. Ze vreesden dat Oost-Duitsland zijn westerse buren weleens zou kunnen binnenvallen.
Dit was geen vreemde gedachte, gegeven de machtsverhoudingen op dat moment. Moskou had Oost-Duitsland groen licht gegeven voor de opbouw van een eigen leger, terwijl West-Duitsland nog wachtte op toestemming van zijn bondgenoten. Verder beschikten de Sovjet-Unie en zijn Oost-Europese satellieten over ongeveer 121 divisies in de regio. De NAVO-landen konden daar slechts 31 divisies tegenoverstellen.

Deze waren ook nog eens slecht uitgerust. West-Europese landen hadden na de Tweede Wereldoorlog voorrang gegeven aan de opbouw van een verzorgingsstaat. Defensie-uitgaven stelden ze op het tweede plan. Ze konden leunen op de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in Europa en de afschrikwekkende werking van de atoombom. Maar de Amerikanen waren hun atoommonopolie kwijt. In 1949 had de Sovjet-Unie zijn eigen kernwapen operationeel. West-Europa lag praktisch voor het grijpen. De Amerikanen hielden er rekening mee dat zij grote gebieden moesten opgeven bij een aanval van de Sovjets. Het beperkte aantal troepen waarover de NAVO beschikte, dwong de VS terug te vallen op verdedigbare posities in Spanje en het Verenigd Koninkrijk.
Amerikaanse bijdrage werd opgeschroefd
De precaire situatie was voor de regering-Truman reden om de Amerikaanse bijdrage aan de verdediging van West-Europa op te schroeven. Maar wel op voorwaarde dat de Europese NAVO-landen hun eigen defensie-uitgaven fors zouden verhogen. Ook wilden ze dat West-Duitsland zich zou herbewapenen en toetrad tot de NAVO.
Truman wilde dat Europese NAVO-landen hun defensie-uitgaven fors zouden verhogen
Maar hier wrong de schoen. De wederopbouw van de Duitse Wehrmacht lag gevoelig in Europa, indachtig de twee wereldoorlogen die het continent in puin hadden achtergelaten. Vooral de Fransen waren tegen. Dankzij de naoorlogse bezetting, ontwapening en deling van Duitsland was Frankrijk weer de leidende macht op het continent, behoudens de Sovjet-Unie. Toch bleven veel Fransen bang voor de Duitsers. In de oorlogen die ze sinds 1870 met elkaar hadden uitgevochten, waren de Fransen steevast de zwakkere partij gebleken. Ook West-Duitsland was in potentie nog altijd sterker dan Frankrijk.
Om de Amerikanen de pas af te snijden, stelde premier René Pleven voor om een gezamenlijk Europees leger te vormen. Het zou ressorteren onder een Europese minister van Defensie, die verantwoording moest afleggen aan een Europees parlement. Op deze manier kon West-Duitsland troepen en materieel leveren voor de verdediging van West-Europa, maar geen eigen leger krijgen – met alle gevreesde risico’s van dien. De andere deelnemende landen behielden de mogelijkheid om een deel van hun strijdkrachten naast het Europese leger te handhaven.

Het Pleven-plan was bedacht door de invloedrijke ambtenaar Jean Monnet. Hij was ook het brein achter de oprichting van een de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Deze bovenstatelijke instelling moest de belangrijkste grondstoffen voor oorlogvoering in West-Europa gaan controleren. Het voorstel hiertoe had de Franse minister Robert Schuman in mei 1950 gelanceerd, met name om greep te krijgen op de machtige West-Duitse oorlogsindustrie. Franse politici als Pleven en Schuman zagen Europese integratie als de manier om controle te houden op de wederopstanding van de sterkere Duitse buur.
Britten bedanken voor het Europees leger
Na aanvankelijke aarzeling omarmden de Amerikanen het Pleven-plan. De realisatie van wat al snel de Europese Defensiegemeenschap zou gaan heten, werd volgens de Belgische ambassadeur in Washington ‘het elfde gebod’ voor de Amerikaanse diplomatie. De Amerikanen waren groot voorstander van Europese integratie. Zij zagen het als de beste kans om de eeuwige cyclus van rivaliteit en oorlog in Europa te doorbreken. En om West-Europa op eigen benen te laten staan in de naoorlogse internationale arena. Een Verenigd Europa zou makkelijker de eigen broek kunnen ophouden tegenover de Sovjet-Unie, waardoor de VS zich meer konden richten op het indammen van het communisme in Azië.
Een gezamenlijk leger moest de cyclus van rivaliteit en oorlog in Europa doorbreken
De Europese reacties waren terughoudender. De meeste Europese regeringen voelden meer voor herbewapening van West-Duitsland onder toezicht van de NAVO. Het Verenigd Koninkrijk bedankte voor deelname aan de EDG. De focus kwam te liggen bij de vijf landen die samen met Frankrijk onderhandelden over de EGKS: België, Italië, Luxemburg, Nederland en West-Duitsland. De Italianen en Duitsers wilden wel meedoen met de Fransen. De West-Duitse regering zag de EDG – net als de EGKS – als een kans voor West-Duitsland om zichzelf internationaal te rehabiliteren, en zijn eigen verdediging op te bouwen.
De Belgische en Nederlandse regeringen waren ronduit sceptisch. Zij beschouwden het Pleven-plan vooral als een Franse poging om West-Europa te overheersen. Frankrijk zou immers de dominerende positie binnen de EDG innemen. Minister van Buitenlandse Zaken Dirk Stikker vreesde dat Nederland ‘vast in het Franse net’ verstrikt zou raken en via de EDG werd losgeweekt van de NAVO en de VS. Den Haag was ook fel tegen het Franse voorstel om de EDG een eigen budget en bewapeningsprogramma te geven, bekostigd door de lidstaten. Politici als Willem Drees gruwden bij de gedachte dat de Nederlandse belastingbetaler via de EDG de industrie van spilzieke landen als Italië en Frankrijk moest gaan financieren.
Onderhandelingen over de EDG
Onder invloed van het Amerikaanse EDG-enthousiasme zou Nederland toch aanschuiven bij de onderhandelingen in Parijs. Het kabinet-Drees wilde voorkomen dat het de grote Amerikaanse broer van zich vervreemde. Maar van harte was het niet.
Tijdens de beraadslagingen verzette Nederland zich met hulp van de Belgische regering tegen belangrijke aspecten van het Pleven-plan. En met succes. Op Belgisch-Nederlands aandringen kwam de macht binnen de EDG te liggen bij een Raad van ministers, die besluiten zou nemen bij unanimiteit. Dit betekende dat individuele lidstaten vetorecht kregen. Verder werd de band tussen de EDG en de NAVO sterker benadrukt en de budgetclausule wat aangepast.
Dat de onderhandelaars überhaupt overeenstemming bereikten was te danken aan de Amerikanen. De regering-Truman manifesteerde zich achter de schermen als bemiddelaar en dealmaker. Wie weigerde mee te doen, hoefde niet langer op nieuwe Amerikaanse economische en militaire steun te rekenen. In mei 1952 tekenden de EGKS-landen het EDG-verdrag. Wat restte was de goedkeuring door de nationale parlementen.
Charles de Gaulle noemt Europees leger ‘een monster’
Terwijl de lidstaten een voor een het ratificatieproces voltooiden, ontspoorde het in Frankrijk volledig. Het land was diep verdeeld geraakt over de EDG. De scheidslijn liep dwars door politieke partijen. Senator René Coty grapte in 1953 dat hij dat jaar tot president was gekozen dankzij zijn prostaatoperatie. De ingreep had hem zolang aan de kant gehouden dat hij zich niet had hoeven uitspreken in het EDG-debat.
Franse politici op de rechterflank vonden het idee van een Europees leger afschuwelijk
Vooral rechtse politici zagen de EDG als een grotere bedreiging voor de Franse soevereiniteit dan een herbewapend West-Duitsland. Het trotse Franse leger was een symbool van de Franse onafhankelijkheid. Het idee dat een fors deel van het militaire apparaat zou opgaan in een Europees leger, vervulde hen met afschuw. Ook prominente militairen waren woest. Generaal Charles de Gaulle noemde een Europees leger ‘een kunstmatig monster, een Frankenstein’ en een gevaar voor het land. Tegenstanders wezen ook op de atoombom die Frankrijk ontwikkelde. Deze zou de Fransen een veel sterkere positie geven in het internationale krachtenveld – zeker tegenover West-Duitsland. Ze wilden niet dat andere landen via de EDG een vinger aan de trekker konden claimen.
Amerikanen raken gefrustreerd
De verdeeldheid zorgde ervoor dat opeenvolgende kabinetten de ratificatie voor zich uitschoven. Ze maakten hierbij gebruik van de verminderende internationale spanningen. In 1953 overleed de geharnaste Sovjet-leider Jozef Stalin en bereikten de strijdende partijen in de Korea-oorlog een bestand. De Koude Oorlog leek in een kalmere fase terecht te komen.
Maar het Franse talmen wekte de woede van de Amerikanen. De nieuwe regering-Eisenhower voerde de druk op. Tijdens een bijeenkomst van de Noord Atlantische Raad in december 1953 dreigde Minister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles openlijk met een ‘agonizing reappraisal’ van de Amerikaanse steun aan Europa als het ratificatieproces spaak liep.
‘Integrate, damn you, integrate’, schreeuwde de forsgebouwde Amerikaan tegen de kleine Fransman
Hoe groot de Amerikaanse frustratie was, bleek uit het gerucht dat de vooraanstaande beleidsmaker Paul Hoffman zijn geduld had verloren tijdens een gesprek met de Franse politicus Georges Bidault. ‘Integrate, damn you, integrate’, zou de forsgebouwde Amerikaan hebben geschreeuwd, terwijl hij de kleine Fransman bij zijn revers greep en bijna van de grond tilde.
EDG werd waarschuwing voor te ambitieuze stappen
Uiteindelijk was het premier Pierre Mendès France die in 1954 besloot om het EDG-verdrag aan het parlement voor te leggen. Wat zijn motieven waren, is onderwerp van discussie. Duidelijk is dat hij Frankrijk wilde verlossen van een kwestie die de politiek verziekte. Insiders beweren dat hij er ook op uit was om de EDG te torpederen. De kans dat het verdrag het zou halen was immers bijzonder klein. Tijdens de fatale debatten in augustus deed hij in ieder geval weinig om de EDG te redden. Het leek er sterk op dat hij zich prima in de onvermijdelijke uitkomst kon vinden.

De Amerikanen daarentegen waren furieus. Maar ook machteloos. Ze wisten donders goed dat ze vooral zichzelf in de voet schoten als ze hun dreigementen waar zouden maken. West-Europa was omwille van zijn grote industriële complex en strategische ligging de hoofdprijs in de Koude Oorlog. Het beperken van Amerikaanse steun aan Europese NAVO-partners kon enkel de Sovjetunie in de kaart spelen.
Na beraad met de Britten besloot de regering-Eisenhower daarom terug te vallen op het oorspronkelijke plan: herbewapening van West-Duitsland binnen de NAVO. Na het torpederen van de EDG konden de Fransen zich hier niet langer tegen verzetten. In 1955 werd zo het grootste gat in de Westers-Europese verdediging gedicht. De gevolgen van het EDG-debacle waren vooral zichtbaar in de Europese samenwerking. Sinds de jaren vijftig geldt het Pleven-plan als een waarschuwing voor al te ambitieuze stappen, zeker op gevoelige terreinen als defensie. Het is een van de belangrijkste redenen waarom het integratieproces tot nu toe vooral via economische weg verloopt.
Bij het schrijven van dit artikel is gebruik gemaakt van verschillende bronnenpublicaties, waaronder Foreign Relations of the United States (FRUS), de online database Nederland en de Europese integratie 1950-1986 en Delpher krantenarchief.
Meer weten:
- Michel Dumoulin (red.), The European Defence Community, Lessons for the Future? (2000).
- Mathieu Segers, Reis naar het continent. Nederland en de Europese integratie, 1950 tot heden (2013).
- Jan van der Harst, The Atlantic Priority. Dutch Defence Policy at the Time of the European Defence Community (2003).