Home Dossiers Europese Unie Superlobbyist Jean Monnet

Superlobbyist Jean Monnet

  • Gepubliceerd op: 28 januari 2020
  • Laatste update 27 jun 2024
  • Auteur:
    Bart Stol
  • 11 minuten leestijd
Foto van Jean Monnet
Verkiezingsborden in Den Haag. Nationaal Archief. Fotocollectie Anefo. Foto: Koen Suyk
Dossier Europese Unie Bekijk dossier

Jean Monnet was een visionaire technocraat. Hij was behept met een enorme dossierkennis, wist de weg in de achterkamertjes en zette zijn tegenstanders handig buitenspel. Door aan de juiste touwtjes te trekken kreeg hij het Europese integratieproces van de grond.

Verschillende leden van het Franse kabinet hadden niet goed door waar ze op 9 mei 1950 hun goedkeuring aan gaven. En dat was ook de bedoeling, want in Frankrijk – en bijgevolg het kabinet – bestond grote weerstand tegen samenwerking met West-Duitsland. Ook op het gebied van kolen en staal, het onderwerp waarover de ministers moesten beslissen. Vijf jaar na de oorlog zagen veel Fransen de Duitsers nog als de grootste bedreiging voor hun veiligheid. En de Franse staal- en kolenindustrie was beducht voor de Duitse concurrentie.

Meer lezen over Europa? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Het voorstel om de industrieën van de twee landen samen te voegen was in absolute stilte voorbereid, waarbij sceptici en tegenstanders vakkundig waren omzeild. Dit was vooral het werk van Jean Monnet, hoofd van het commissariat général au Plan, het overheidsorgaan dat zorg droeg voor de reorganisatie van de Franse naoorlogse economie.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Monnet had het plan ontwikkeld en voorgelegd aan minister Robert Schuman, via een contact in diens kabinet. Hij wist dat Schuman niet gekant was tegen Frans-Duitse samenwerking. Bovendien was hij als minister van Buitenlandse Zaken van doorslaggevend belang. Nadat Schuman gewonnen was, werden met zijn hulp twee andere belangrijke ministers overgehaald: René Mayer en René Pleven, respectievelijk minister van Justitie en Defensie.

Tegelijkertijd zochten Monnet en Schuman in het diepste geheim steun van bondskanselier Konrad Adenauer en de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Dean Acheson. Ook zij gaven hun zegen aan het project, dat Schuman vervolgens op 9 mei in vage bewoordingen aan zijn medeministers voorlegde. De steun van Mayer en Pleven deed de rest.

Pas na de persconferentie die Schuman nog dezelfde dag belegde, werd het zijn collega’s duidelijk waar ze precies mee hadden ingestemd. De pers sprak van ‘la bombe Schuman’: Frankrijk en Duitsland zouden hun kolen- en staalindustrie samenbrengen onder een technocratisch bestuur dat boven de staten stond, de zogeheten Hoge Autoriteit. Groot-Brittannië, Italië en de Benelux-landen waren van harte uitgenodigd mee te doen. Het was het begin van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS), de eerste institutionele stap richting een Verenigd Europa. 

Jean Monnet heeft connecties tot in de hoogste kringen, 1944.

Machtig netwerk

Wie de EU beschouwt als een samenspanning van een transnationale elite, heeft beslist een punt. Haar voorlopers zijn ontstaan in de achterkamertjes van Parijs, Bonn, Brussel, Washington en Den Haag.

Niemand speelde daarbij zo’n grote rol als de Fransman Jean Monnet (1888–1979). Deze ambtenaar, lobbyist en Macher werd bij leven al de Vader van Europa genoemd. Monnet heeft nooit een publiek ambt bekleed. Zijn werkterrein lag achter de schermen, in de politieke en diplomatieke coulissen. Kennis was zijn troef: kennis van complexe technische dossiers, maar vooral kennis van en over mensen. Hij zei eens over ministers: als ze geen ideeën hebben, zijn ze graag bereid om de jouwe te accepteren – mits ze die als hun eigen ideeën kunnen presenteren. Monnet had overal lijntjes. Zijn netwerk reikte tot in de toppen van de regeringscentra in Europa en Amerika. Het gaf hem ongekende invloed – en maakte hem tot de man die het Europese integratieproces van de grond kreeg.

Kleine stapjes

Monnet had zijn netwerk opgebouwd gedurende zijn spectaculaire internationale carrière, die begon toen hij op zijn zestiende in dienst trad van het familiebedrijf, een handelshuis in cognac. Nadat hij 1914 was afgekeurd voor militaire dienst, maakte hij zich verdienstelijk als coördinator van de Frans-Britse oorlogsvoorraden. Vervolgens werd hij door Frankrijk voorgedragen als adjunct-secretaris-generaal van de Volkenbond. Tussen 1923 en 1938 werkte hij onder meer als financieel adviseur voor verschillende regeringen, om zich tijdens de Tweede Wereldoorlog opnieuw te onderscheiden als adviseur binnen de geallieerde oorlogsbevoorrading en -productie. Deze banen leverden hem machtige vrienden op.

Monnet was al jong een pleitbezorger van Europese eenwording. Daarin was hij niet uniek. Sinds de Eerste Wereldoorlog wemelde het van de voorstanders. En niet alleen in Europa. Ook veel Amerikanen zagen integratie als de manier om Europa’s eeuwige cyclus van rivaliteit en oorlog te doorbreken. De grote vraag was hoe staten verleid konden worden om bevoegdheden over te dragen aan een bovenstatelijk bestuur.

Monnet behoorde tot de school van de kleine stapjes: staten moesten beginnen op economisch vlak met de integratie van één bedrijfssector, bijvoorbeeld kolen en staal, onder een Hoge Autoriteit. Als dat lukte, zouden de deelnemende landen de druk voelen om verwante bedrijfssectoren, zoals transport, te integreren. Zo zou een dynamiek ontstaan die de deelnemers vanzelf richting een Verenigde Staten van Europa dirigeerde. Monnet koos kolen en staal niet zomaar als beginpunt: dit waren de belangrijkste grondstoffen voor de wederopbouw. En voor oorlogvoering: fusie van de Duitse en Franse kolen- en staalsector zou een nieuwe oorlog tussen deze erfvijanden nagenoeg onmogelijk maken.

Strategisch voordeel

Het was dit strategische aspect dat zijn plan zo aantrekkelijk maakte voor Franse politici als Robert Schuman. Frankrijk stond in 1950 onder grote druk om zich soepeler op te stellen tegenover West-Duitsland. De Koude Oorlog was heet; de Amerikanen wilden de in 1949 gevormde Bondsrepubliek betrekken bij het economisch herstel van Europa en de versterking van de NAVO. Maar de Fransen trapten voortdurend op de rem, bang als ze waren voor de in potentie machtiger buur.

Het geduld van de Amerikanen raakte op: Frankrijk moest met een voorstel komen om West-Duitsland in West-Europa te integreren, en snel. Het plan van Monnet bood de uitweg. Frankrijk moest weliswaar zijn zeggenschap over delen van zijn oorlogsindustrie opgeven, maar dat moesten de Duitsers ook. En aangezien de Duitse kolen- en staalindustrie aanzienlijk sterker was, leverde dit strategisch voordeel op voor Frankrijk. Het plan maakte van Frankrijk zelfs de onbetwiste leider van de EGKS, waartoe ook Italië, Nederland, België en Luxemburg in 1951 zouden toetreden. Als dank voor bewezen diensten werd Monnet de eerste voorzitter van de Hoge Autoriteit, de voorloper van de huidige Europese Commissie.

Europa in gerommeld

In december 1955 noteerde premier Willem Drees getergd in zijn dagboek dat Monnet Nederlandse politici probeerde te winnen voor nieuwe integratieplannen. Monnet had ministers Sicco Mansholt (Landbouw) en Jelle Zijlstra (Financiën) gevraagd ‘om hem bij fractievoorzitters te introduceren, hetgeen zij hebben gedaan’. Drees had al twijfels over de wijze waarop de Europese integratie vorm kreeg, maar wat hij hier zag ontstaan was ‘staatsrechtelijk een monstrum’. Monnet ijverde om ‘bij voorbaat parlementaire meerderheden vast te leggen, zonder dat discussie met de regering heeft plaatsgehad’. Dat was ondemocratisch. Nederland mocht niet op deze wijze Europa in gerommeld worden!

De EU is ontstaan als samenspanning van een transnationale elite

Monnet probeerde niet alleen de parlementaire besluitvorming in Nederland te beïnvloeden, maar ook in andere EGKS-landen. Dat kwam doordat een ander integratieplan, de oprichting van een Europese Defensiegemeenschap (EDG), in 1954 was gesneuveld in het Franse parlement. De EDG was ook een geesteskind van Monnet en had tot doel om de Duitse militaire macht te mobiliseren via de creatie van een geïntegreerd Europees leger. De EDG moest tevens dienen als opmaat naar een politieke unie. Maar deze stappen gingen veel Franse politici te ver. De afwijzing van de EDG door het Franse parlement was een mokerslag voor de voorvechters van een Verenigd Europa. Het leek er zelfs op dat het pas gestarte integratieproces volledig zou stilvallen.

Geen wezenlijk debat

Voor Monnet was het EDG-debacle aanleiding om de Hoge Autoriteit vaarwel te zeggen en fulltime lobbyist te worden. In 1955 richtte hij het Actiecomité voor de Verenigde Staten van Europa op. Zijn doel: zo veel mogelijk politici mobiliseren voor een doorstart (relance) van de Europese integratie via economische weg. De kern van zijn comité bestond uit een handvol trouwe medewerkers, onder wie de Nederlandse topdiplomaat Max Kohnstamm.

Allen beschikten over een groot eigen netwerk. Mede dankzij de populariteit die het eenheidsideaal in de jaren vijftig nog genoot, slaagden zij erin om de meeste politieke partijen én vakbonden uit de EGKS-landen over te halen lid te worden van het Actiecomité. Via de netwerken van de politieke partijen gaven ook de belangrijkste werkgeversorganisaties hun steun. Met zo’n grote pan-Europese achterban kreeg Monnet ongekende mogelijkheden om het integratieproces te beïnvloeden.
Ook in Nederland sympathiseerden veel politici en vakbondsleiders met de ambities van Monnet. Ze waren bereid zich ervoor in te zetten. KVP-leider Carl Romme, PvdA-fractievoorzitter Jaap Burger en ARP-leider Sieuwert Bruins Slot werden namens hun partijen lid van het comité; Jac. Alders en Henk Oosterhuis tekenden voor respectievelijk de Katholieke Arbeidersbeweging en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen.

Naast de steun van Mansholt en Zijlstra kon het comité rekenen op de inzet van andere politiek zwaargewichten als KVP-minister Marga Klompé (Maatschappelijk Werk) en PvdA-minister Ivo Samkalden (Justitie). De invloed van het Actiecomité en zijn sympathisanten was zo groot dat een wezenlijk parlementair debat over Nederlandse toetreding tot nieuwe Europese gemeenschappen feitelijk uitgesloten was – Drees’ ergernis over de gang van zaken ten spijt. Ook in Frankrijk en Duitsland zouden Monnet en zijn Actiecomité er uiteindelijk in slagen om de besluitvorming naar hun hand te zetten.

Duitse twijfels

Ondertussen ontwikkelde Monnet samen met staatslieden als de Belg Paul-Henri Spaak en de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Johan Willem Beyen nieuwe voorstellen om het integratieproces vlot te trekken. De meeste kans maakten plannen voor een gemeenschap voor atoomenergie (Euratom) en een bredere economische gemeenschap (EEG), met als voornaamste onderdeel een gezamenlijke Europese markt. Euratom was vooral aantrekkelijk voor de Fransen, omdat zij zo ook technische kennis kregen voor de ontwikkeling van een eigen atoombom. De EEG was door haar bredere opzet interessant voor een belangrijke factie binnen de Duitse politiek.

Koppeling van de plannen kon een doorbraak forceren. In 1956 haalden Monnet en zijn naaste medewerkers alles uit de kast om de Fransen en Duitsers samen te brengen. Als zij akkoord gingen met de combinatie Euratom/EEG zouden de andere EGKS-leden volgen.

Eigenlijk waren veel West-Duitse politici niet gelukkig met de manier waarop de integratie zich ontwikkelde. Sommige CDU-politici wilden bijvoorbeeld de economische samenwerking met de Fransen verruilen voor een groter en vrijer samenwerkingsverband, waaraan ook de Britten deelnamen.

De Duitse integratiepolitiek werd vooral gesteund door een kleine elite rond kanselier Adenauer. Hij zag de Frans-Duitse samenwerking als middel om de BRD aan het Westen te binden. Door in Bonn aan de juiste touwtjes te trekken wisten Monnet en de zijnen Adenauer zover te krijgen dat hij de weerstand in zijn eigen land negeerde en akkoord ging met de instelling van Euratom en de EEG. Met de Verdragen van Rome in 1957 richtten de EGKS-landen de nieuwe gemeenschappen op. De medewerkers van Monnet fungeerden als schakel in het Frans-Duits overleg dat de laatste onderlinge twistpunten omtrent EEG en Euratom neutraliseerde.

Verwaterd enthousiasme

De Verdragen van Rome waren een grote nieuwe stap richting een Verenigd Europa. Andermaal waren de Amerikanen daarbij van groot belang geweest. De oprichting van Euratom vereiste Amerikaanse technische kennis, en de regering-Eisenhower was uiteindelijk bereid die te delen. Daarmee gaf ze de onderhandelingen het laatste zetje. Ook hierbij speelden Monnet en zijn naaste medewerkers een voorname rol. Ze hielpen onder meer de voorwaarden formuleren waaronder de Amerikaanse hulp tot stand kon komen.

Het Euratom-dossier bewijst hoe sterk de banden waren tussen Monnet en de Amerikanen. Inmiddels is bekend dat het Actiecomité direct werd gefinancierd door de Ford Foundation, een machtige Amerikaanse non-profitorganisatie. Volgens complotdenkers was Monnet niets minder dan een CIA-agent, maar bewijs voor deze claim ontbreekt. Feit is dat Monnet en de Amerikanen hetzelfde doel nastreefden – een verenigd Europa – en elkaar daarbij waar mogelijk steunden.

Eind jaren vijftig was Monnet op het hoogtepunt van zijn macht. Maar de gouden jaren van de Europese integratie waren voorbij. Nieuwe Europese leiders als Charles de Gaulle trapten op de rem, waardoor het enthousiasme voor nieuwe grote stappen verwaterde. Toch zouden Monnet en zijn Actiecomité nog successen boeken. Zo speelden ze een rol bij de instelling van directe verkiezingen voor het Europees Parlement in 1979. Het was Monnets laatste wapenfeit. Hij stierf in maart van dat jaar.

Meer weten:

  • Jean Monnet. The First Statesman of Interdependence (1994) door François Duchêne.
  • Jean Monnet (1994) door Eric Roussel.
  • De Europese dagboeken van Max Kohnstamm (2008 en 2011) door Mathieu Segers (red.).

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 2 - 2020