Home Dossiers Oudheid Het kanaal van koning Darius

Het kanaal van koning Darius

  • Gepubliceerd op: 4 november 2024
  • Laatste update 11 nov 2024
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
  • 10 minuten leestijd
Een officier toont zijn respect voor koning Darius, circa 515 v.Chr
Cover van
Dossier Oudheid Bekijk dossier

Waarom nu?

Houthi’s beschieten vanuit Jemen schepen in de Rode Zee die via het Suezkanaal willen varen. Daarmee is de scheepvaart door een van de belangrijkste waterwegen ontregeld.  

De Perzische koning Darius heerste over een immens rijk en had een goddelijke status. Om zijn macht te tonen liet hij een waterweg door Egypte graven. Een voorloper van het huidige Suezkanaal. 

Ongeveer 125 kilometer ten oosten van Caïro ligt het Grote Bittermeer. Nu staat het vol water, maar in 1866 was het zo ingedroogd dat het niet veel meer dan een zoutvlakte was. Aan de zuidwestelijke rand daarvan lag destijds een dorpje, Kibrit, en daar was een groepje Franse cartografen neergestreken om onderzoek te doen. Ze stonden onder leiding van Charles de Lesseps, zelf geen cartograaf, maar wel zoon van Ferdinand de Lesseps, de baas van de Compagnie universelle du canal maritime de Suez en grondlegger van het Suezkanaal

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Het Grote Bittermeer was onderdeel van het geplande traject van dat kanaal, vandaar het cartografische onderzoek. Maar De Lesseps en zijn mannen zouden met meer thuiskomen dan alleen meetresultaten. Want daar waar de nieuwe waterweg moest komen te liggen, vonden ze het bewijs van een oeroude voorloper: de resten van een roze granieten zuil van tweeënhalfduizend jaar oud. Een zogeheten stèle, met onder meer deze inscriptie: ‘Koning Darius zegt, ik heb het bevel gegeven dit kanaal te graven.’ 

Verschillende antieke auteurs maken melding van een oerkanaal door dit deel van Egypte. Herodotos, Aristoteles, Plinius de Oudere en nog anderen, allemaal schreven ze erover, al verschilden ze van mening over het wie en wanneer, en ook over het succes van het project. De een wist zeker dat lang vóór Darius de Egyptenaren zelf al de spade in het zand hadden gezet, de ander deed melding van navolging in de latere hellenistische en Romeinse tijdperken. Maar voor geen van die veronderstelde kanalen bestaat hard archeologisch bewijs – alleen voor dat ene. Het kanaal van de Perzische koning Darius I ‘de Grote’ heeft echt bestaan. 

Antieke auteurs schrijven al over een oerkanaal 

De vondst van Charles de Lesseps en zijn mannen is niet het enige bewijs. In diezelfde eeuw zijn door anderen nog drie kanaalstèles gevonden. Samen markeerden die zuilen de loop van het Dariuskanaal, dat bij benadering 130 kilometer lang was en voor een behoorlijk deel dezelfde route volgde als het huidige Suezkanaal. 

Inhuldiging van het Suezkanaal in 1869. Illustratie door Edouard Riou.
Inhuldiging van het Suezkanaal in 1869. Illustratie door Edouard Riou. Bron: Bridgeman Images.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vier dagen varen 

Elke scheepvaarder die in de vijfde eeuw voor Christus het noordelijke puntje van de Rode Zee bereikte, kon de eerste van die vier stèles zien staan. Een robuuste zuil, hoog op een platform, als een wegwijzer: hier begint het door mensenhanden gegraven kanaal dat dwars door Egypte voert. 

Voor de schepelingen van destijds moet die nieuwe waterweg een bijzondere ervaring zijn geweest. Of je nu een handelaar was van een van de verder gelegen kusten of een Pers op dienstreis of een terugkerende Egyptische graantransporteur: ineens opende zich het land en kon je er zomaar binnenvaren. Het was nog een flink kanaal ook. De Griekse reisschrijver Herodotos bezocht Egypte halverwege diezelfde eeuw en wist te melden dat het zo breed was ‘dat twee triremen elkaar al roeiend konden passeren’. Van het begin naar het eindpunt was het volgens hem vier dagen varen.  

Deze eerste stèle stond zo’n 6 kilometer ten noorden van de huidige stad Suez. Er zijn nu alleen nog fragmenten van over, maar hij zal er grotendeels hebben uitgezien als de andere, verderop. Bovenaan was een gevleugelde schijf gegraveerd, het wijdverbreide zinnebeeld van goddelijk koningschap. En meteen daaronder een dubbelportret van Darius I, getooid met de voor Perzische vorsten typerende cilindervormige kroon, zodat iedereen kon zien aan welke grootheid dit waterwerk te danken was. 

Niet altijd bevaarbaar

Het kanaal van Darius liep vanuit het zuiden vol met water uit de Rode Zee. Maar het noordwestelijke deel moest het in elk geval deels hebben van toevoer uit de Nijl. Het gevolg was dat het complete kanaal waarschijnlijk niet het hele jaar door bevaarbaar was, want het waterpeil van de Nijl fluctueert enorm door de seizoenen heen. Dit zou betekenen dat Darius’ kanaal alleen in het najaar en een deel van de winter genoeg water bevatte voor de scheepvaart, zo ongeveer de periode van september tot februari. 

Het water van de Nijl zakt. Schilderij door Frederick Goodall, 1873.
Het water van de Nijl zakt. Schilderij door Frederick Goodall, 1873. Bron: Bridgeman Images.

Hij wás ook echt een grootheid. Van 522 tot 486 v.Chr. heerste hij over een immens territorium, dat in het oosten tot in India reikte en waarvan Egypte het meest westelijke deel was. Het was het welvarendste rijk in de Oudheid, met een goed georganiseerd centralistisch bestuur. Anders was een enorm waterwerk als dit ook niet mogelijk geweest. 

Herodotos vertelt niet hoe de aanleg ervan in zijn werk is gegaan. Wel vertelt hij over een later kanaal, in Griekenland gegraven onder bevel van Darius’ zoon Xerxes: ‘Naarmate het kanaal diep werd en men onderaan aan het graven was, werd de uitgespitte grond telkens doorgegeven aan anderen die op hoger gelegen treden stonden, en die gaven het aan nog weer anderen, tot de bovensten aan toe, en die droegen het weg en gooiden het opzij.’ Eenzelfde soort aanpak zullen de mannen van Darius ook hebben toegepast. 

Zij groeven een vore dwars door het Egyptische landschap, daarbij slim gebruikmakend van de Landengte van Suez, de ‘naad’ tussen Afrika en Azië. Die lag al laag ten opzichte van de omgeving en was daarom uitermate geschikt voor een kunstmatige waterweg. Niet voor niets volgt het huidige kanaal hetzelfde traject noordwaarts. 

Handige schakel 

Na ongeveer 30 kilometer varen bereikten de scheepvaarders van toen het Grote Bittermeer, dat zo ondiep was dat ook hierin een vaargeul was gegraven. Op de oever konden zij de tweede stèle zien staan: het exemplaar dat zoveel later door Charles de Lesseps zou worden gevonden. Alle kanaalzuilen van Darius waren aan twee zijden beschreven: spijkerschrift voor de Perzische passanten, hiëroglyfen voor de Egyptische. Van deze tweede stèle is alleen het spijkerschrift vrij goed bewaard gebleven.  

In die tekst presenteerde Darius zich zoals een Perzisch vorst betaamde: als uitverkorene van de zoroastrische oppergod Ahoera Mazda, ‘die de hemel daarboven schiep, die deze aarde schiep, die de mens schiep, die geluk voor de mensen schiep, die Darius tot koning maakte, en die koning Darius het grote koninkrijk gaf dat goede paarden en goede mensen bezit.’ Vervolgens liet hij weten wat de bedoeling was van dit grote werk. ‘Nadat deze waterweg was gegraven, zoals ik had bevolen, voeren schepen door het kanaal tussen Egypte en Perzië, zoals mijn wens was.’ 

Nu is het niet zo dat dit kanaal voor een snelle directe verbinding zorgde tussen die twee landen – daarvoor lag het Arabisch schiereiland te veel in de weg. Maar wel vormde het kanaal een handige schakel in het transport- en vervoersnet van het Perzische rijk. 

Darius ziet toe op de aanleg van een weg, waarbij een inscriptie wordt aar het noorden. En zo was er
aangebracht in de rots. Twintigste-eeuwse afbeelding.
Darius ziet toe op de aanleg van een weg, waarbij een inscriptie wordt aar het noorden. En zo was er aangebracht in de rots. Twintigste-eeuwse afbeelding. Bron: Bridgeman Images.

Darius was niet zozeer een veroveraar zoals zijn voorgangers. Hij was een bouwer. Het is vooral aan hem te danken dat Perzië een infrastructuur bezat waar geen andere antieke beschaving aan kon tippen. Er kwam een uitgebreid wegennet dat tot in de uithoeken van het Perzische territorium reikte. Goed voor handel én communicatie. Het maakte bijvoorbeeld een postdienst mogelijk waar Herodotos lyrisch van werd: ‘Geen sterveling is sneller dan het systeem dat de Perzen hebben bedacht om berichten te versturen.’ 

Waterwegen maakten intrinsiek deel uit van die infrastructuur. Het wegennet werd handig aangesloten op transporthavens en aanlegplaatsen, en Darius liet ook echt onderzoek doen naar veilige vaarroutes. Zo huurde hij de Griekse ontdekkingsreiziger Skylax in om de Rode Zee te verkennen. Wanneer Skylax deze opdracht uitvoerde is onbekend, maar het ligt voor de hand dat zijn reis voorafging aan Darius’ bevel een kanaal op die zee aan te sluiten. 

‘Nooit eerder vertoond’ 

Na het passeren van het Grote Bittermeer koersten de vijfde-eeuwse schepen eerst nog een eindje verder noordwaarts, net als de Suezkanaalvaarders van nu. Maar dan, in de buurt van de huidige stad Ismaïlia, wendden de stuurmannen van weleer de steven. Terwijl ‘ons’ Suezkanaal verder naar het noorden voert, om bij Port Said in de Middellandse Zee uit te monden, sloeg het kanaal van Darius linksaf, westwaarts, om aansluiting te vinden bij de Nijl. Een derde stèle markeerde die bocht, maar de opgegraven fragmenten daarvan zijn zoekgeraakt. 

Vanaf dat punt volgden Darius’ kanaalgravers de Wadi Toemilat, een drooggevallen rivierbedding. Volgens de overlevering hadden de oude Egyptenaren hier al eerder een waterweg gegraven. Als dat waar is, dan hadden zij daar een andere bedoeling mee: geen complete doorsteek naar de Rode Zee, maar bewatering van de dorre streken ten oosten van de Nijldelta. 

De verovering van Egypte

Darius I was geen veroveraar, maar zijn voorganger Cambyses II wel. Die richtte zijn vizier in 526 v.Chr. op Egypte, op een moment dat het land nog in rouw was om de dood van farao Amasis II. Cambyses viel Egypte van twee kanten aan. Over land rukte zijn leger op door de Sinaïwoestijn, geholpen door de daar wonende Arabieren. Ondertussen verzamelde zijn vloot zich bij de havenstad Akko aan de Palestijnse kust, om vervolgens koers te zetten naar de Egyptische kuststad Pelusium. Daar gaf de Egyptische vlootcommandant zich onmiddellijk over hij sloot zich zelfs bij de Perzen aan. Bij hetzelfde Pelusium werd vervolgens het Egyptische leger verslagen. De illustere hoofdstad Memfis werd de residentie van het Perzische bestuur, en was dat nog steeds toen Darius zijn kanaal aanlegde. 

Ontmoeting tussen de Perzische koning Cambyses II, veroveraar van Egypte, en farao Psammetichus III. Schilderij door Adrien Guignet, negentiende eeuw
Ontmoeting tussen de Perzische koning Cambyses II, veroveraar van Egypte, en farao Psammetichus III. Schilderij door Adrien Guignet, negentiende eeuw. Bron: Bridgeman Images.

Langs deze laatste etappe van het kanaal, bij de archeologische vindplaats Tell El-Maschoeta, is een vierde stèle aangetroffen. Op dit exemplaar is juist alleen nog de Egyptische inscriptie leesbaar, die zich richt tot de plaatselijke bevolking. In deze tekst presenteert Darius zich dan ook niet als de uitverkorene van een Perzische godheid, maar als zoon van de oergodin Neith, moeder van de zonnegod Ra. Sterker nog, hij is ‘degene die door Ra op de troon is gezet om af te maken wat Ra is begonnen’. 

Zo legitimeerde de Perzische vorst zich als heerser van Egypte. ‘Alles wat de majesteit heeft uitgesproken, bestaat nu, net als wat uit de mond van Ra komt.’ Dus ook dit kanaal. ‘Zoiets als dit,’ vertelt de stèle, ‘is nog nooit eerder vertoond.’ 

Deze woorden raken aan een ander belangrijk motief om dit grote waterwerk aan te leggen: Darius toont zich superieur aan de farao’s van weleer. Van oudsher waren de Egyptenaren geoefende watermanagers, hun grotendeels droge land met die eigenzinnige Nijl dwong ze daartoe. Maar wat Darius hier tot stand had gebracht, stak daar ver bovenuit. Wat Herodotos over de kanaalgraverij van Xerxes schreef is hier evengoed van toepassing: ‘Als ik het zo naga, liet hij dat graafwerk verrichten omdat hij zijn macht wilde tonen.’ 

Darius laat zien dat hij superieur is aan de farao’s  

Aan het eind van deze etappe kwamen de oude scheepsvaarders aan bij Boebastis, een stad aan de oostelijkste arm van de Nijl. Dat was weliswaar het eindpunt van het kanaal, maar de rivier zelf stroomde verder naar het noorden. En zo was er voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid een ononderbroken waterverbinding tussen de Rode Zee en de Middellandse Zee. 

Een kanaal heeft veel onderhoud nodig, anders verzandt het. Zeker in een landschap als dat van Egypte. En dat was dan ook wat er met het Dariuskanaal gebeurde. Wanneer en hoe precies is niet aan te geven. Maar terwijl het kanaal zelf door de tijd werd toegedekt, overleefde het idee dankzij Herodotos en anderen. Niet alleen in de Oudheid, ook lang daarna. 

In de zeventiende en achttiende eeuw begon men serieus te denken over uitdieping van het oude kanaal. Illustere namen hielden zich ermee bezig, onder wie filosoof en wiskundige Gottfried Leibniz en veroveraar Napoleon Bonaparte. Maar niemand durfde het waagstuk aan – tot Ferdinand de Lesseps. 

Niemand durft een nieuw kanaal te graven – tot De Lesseps 

Op 8 juli 1852 schreef hij zijn eerste officiële brief over het plan, en wel aan de Nederlandse consul-generaal in Egypte, Samuël Willem Ruyssenaers. De Lesseps verzocht hem de mening te polsen van de gouverneur van Egypte, dat toen een semi-autonome Ottomaanse provincie was. Het ging om een project, schreef hij, ‘waaraan al van oudsher is gedacht’. 

Zeventwintig jaar later werd het Suezkanaal geopend. Een imposante stoet van Europese hoogwaardigheidsbekleders maakte de eerste doortocht van noord naar zuid, onder hen de Franse keizerin Eugénie, de Oostenrijkse keizer Franz Joseph I, de Pruisische prins Frederik en, voor Nederland, prins Hendrik ‘de Zeevaarder’, de broer van koning Willem III. Op raderstoomboot De Valk voeren zij langs de plaatsen waar zich ooit de stèles van Darius I verhieven: Ismaïlia, het Grote Bittermeer en Suez aan de Rode Zee – en daarna weer terug naar het noorden – in het kielzog van de kanaalvaarders van weleer. 

Meer weten

  • De Perzen (2022) door Lloyd Llewellyn-Jones beschrijft de eerste supermacht. 
  • Historiën (1987) door Herodotos (vert. Onno Damsté) behandelt ook de Perzen en de Egyptenaren. 
  • www.koninklijkeverzamelingen.nl bevat de correspondentie tussen Suezkanaalbouwer Ferdinand de Lesseps en prins Hendrik ‘de Zeevaarder’. 

Openingsbeeld: Een officier toont zijn respect voor koning Darius, circa 515 v.Chr. Bron: Bridgeman Images.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2024