Het was een koude winternacht in de heuvels van Boedapest, 4 januari 1945. Zesentwintig kinderen zaten klaarwakker in de kelder van een witte villa, die was ingericht als provisorisch kindertehuis. Kanongebulder klonk boven hun hoofd. De lutherse priester Gábor Sztehlo probeerde hen gerust te stellen.
Na de bezetting van Hongarije door nazi-Duitsland in maart 1944 had hij van zijn kerk de taak gekregen om Joodse kinderen te laten onderduiken. Vervolgens was het Sovjet-leger richting Boedapest opgerukt. Nu belegerde dat de stad, die een van de laatste strategische bastions van Adolf Hitler was. Steeds vaker moesten de kinderen naar de schuilkelder vluchten.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
In 1940 had Hongarije zich aangesloten bij de Asmogendheden, maar Hitler vermoedde dat Hongarije in het geheim een vredesverdrag met de geallieerden zou sluiten. Om dit te voorkomen was nazi-Duitsland Hongarije binnengevallen en had er een marionettenregime van Hongaarse fascisten geïnstalleerd, de Pijlkruisers. Terwijl de Hongaarse Joden tot dan toe nog de dans waren ontsprongen, gingen de Pijlkruisers direct over tot massadeportaties. Van de meer dan 800.000 Joden die voor 1944 binnen de grenzen van Hongarije hadden gewoond, zouden er ongeveer 255.500 de Holocaust overleven. Veel van de kinderen in Sztehlo’s onderduikplaatsen kwamen er na de Slag om Boedapest achter dat ze wees waren geworden.
Die nacht klopte er iemand op het raam van de kelder. Sztehlo kon het niet geloven. Voor hem stonden zes van zijn medewerkers uit een andere schuilplaats. Om hen heen stonden SS’ers in uniform, op hun schouders droegen ze zo’n dertig kinderen. Deze Duitsers wisten dat de volgende ochtend de frontlinie zou opschuiven en wilden de kinderen redden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Sztehlo zou op deze nacht terugkijken als een teken van goddelijke interventie: als de vijand Joodse kinderen wilde redden, dan moest de hand van God in het spel zijn geweest. Hij beloofde de kinderen in de kelder: ‘Als we ooit hieruit komen, moeten we samenblijven. We zullen een gemeenschap oprichten die geen haat kent, maar waar slechts blijdschap en vrede regeren.’ Zo werd die nacht het idee voor een stad van vreugde, Gaudiopolis, geboren.
Stelen en zakkenrollen
‘Talloze versies bestaan er van dat verhaal,’ vertelt Andor Andrási in zijn appartement in de binnenstad van Boedapest. ‘Er zit een kern van waarheid in, maar het blijft een ontstaanslegende.’ Andor is 91 jaar oud, en woonde van zijn twaalfde tot zijn zestiende in Gaudiopolis. Toen het democratische experiment net een maand oud was, kwam hij met zijn kleine broertje bij Sztehlo. Andor was een halfwees, nadat zijn vader in 1943 was omgekomen aan het Russische front. Het lukte zijn chronisch zieke moeder niet om in haar eentje voor de kinderen te zorgen.
Andor herinnert zich nog hoe hij op de eerste dag van Sztehlo een brits kreeg toegewezen in een stapelbed van zes bedjes hoog, en hoe de andere kinderen op de slaapzaal hem inwijdden in de wetten van de kinderrepubliek. ‘Gaudiopolis was de mooiste tijd van mijn leven,’ zegt Andor, ‘maar er waren ook kinderen voor wie het verschrikkelijk was. Het hing ervan af hoe je in Gaudiopolis terechtkwam. Er waren ook kinderen die door perfect gezonde ouders bij Sztehlo werden achtergelaten.’
‘Gaudiopolis was de mooiste tijd van mijn leven’
Andor behoorde tot de vele kinderen die in de oorlog een of allebei hun ouders waren kwijtgeraakt. Toen Boedapest zich op 13 februari 1945 had overgegeven, vestigden de Sovjet-bezettingstroepen zich er. Vervolgens werden ook kinderen van Pijlkruisers of andere Hongaarse fascistische groeperingen ouderloos, toen de Sovjet-soldaten hun ouders als vergelding doodden of gevangennamen. Al deze ouderloze kinderen zwierven in groepjes door het puin in de stad en hielden zichzelf in leven met stelen en zakkenrollen.
Steeds meer kinderen werden naar Sztehlo gebracht. Algauw had hij niet genoeg middelen om voor hen allemaal te zorgen en werd zijn oude plek te klein. Maar de kerk wilde hem niet helpen uit te breiden, omdat de kinderen niet tot het lutheranisme zouden worden bekeerd. Daarom richtte hij zijn eigen stichting op, genaamd PAX, die tot het einde financieel afhankelijk bleef van buitenlandse hulporganisaties, zoals het Rode Kruis.
Dankzij de Weiss-familie, een familie van welvarende industriemagnaten in Hongarije, vond Sztehlo een plek om al die nieuwe kinderen onder te brengen. Zij doneerde zeven villa’s in de heuvels van Boeda. Deze stonden ver van de drukte van de binnenstad, wat het saamhorigheidsgevoel van de kinderen versterkte. In totaal woonden zo’n 200 kinderen in Sztehlo’s tehuizen. De oudere jongens, tussen de 12 en 16 jaar, woonden in een villa die de kinderen omdoopten tot de ‘Wolvenboerderij’, terwijl de kleinere jongens verhuisden naar het ‘Zwaluwnest’ in de naburige gebouwen. De meisjes woonden samen in het ‘Meisjeskasteel’. Alleen in de Wolvenboerderij zou Sztehlo het democratische experiment Gaudiopolis starten.
De eerste maanden waren zwaar. De kinderen leden honger, de hygiëne was slecht, en er was constant ruzie tussen de oudere jongens. Kinderen van allerlei verschillende achtergronden moesten met elkaar samenleven: zonen van Pijlkruisers, fascisten, Holocaustslachtoffers, communisten en andere Hongaarse burgers. Ze waren allemaal op zoek naar erkenning van hun leed. Wat op grote schaal in Hongarije aan het gebeuren was, gebeurde in de Wolvenboerderij in het klein. De verschillende oorlogsslachtoffers konden elkaar niet uitstaan.
Meisjes minder rechten
Twee derde van de kinderen in de kindertehuizen van Sztehlo waren jongens. De meisjes woonden in hun eigen villa, die het ‘Meisjeskasteel’ werd genoemd en later de pesterige bijnaam ‘Addernest’ kreeg. Ze hadden geen politieke rechten binnen de grondwet van Volksstaat Gaudiopolis en mochten zich niet verkiesbaar stellen. Zo erg vonden de meisjes dat niet. Zij vonden Gaudiopolis een jongensspel dat ze niet serieus hoefden te nemen. Wel studeerden ze, speelden en aten ze samen met de jongens – als er iets te eten viel.
Wanneer de jongens elkaar op basis van hun achtergrond pestten, greep Sztehlo in, vertelt Andor. ‘Dan wees hij naar het Bijbelse citaat dat hij op de muur van de eetzaal had geschilderd: “Liefde raakt nooit op”.’ In de eerste maanden van PAX verzon Sztehlo een plan om de ruzies in de Wolvenboerderij tot een minimum te beperken. ‘De kinderen moeten sociale grenzen overwinnen, ze moeten opgroeien tot onafhankelijke en zelfkritische burgers,’ schreef Sztehlo in zijn memoires. ‘Daarom droeg ik de organisatie van het tehuis aan hen over.’
Bloedserieus spel
Sztehlo hoorde bij een generatie Centraal-Europese intellectuelen voor wie de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog een periode van hoop en vernieuwing was. Na de verwoesting van de oorlog waren zij ervan overtuigd dat Hongarije met een schone lei kon beginnen en tot een democratische natie kon uitgroeien. Zij wilden de volgende generatie opvoeden op een manier die een radicaal andere sociale structuur zou inluiden. Op een middag in september 1945 riep hij daarom de oudere jongens bij elkaar in de grote ontvangstruimte van de Wolvenboerderij en zei: ‘Maak er een republiek van!’ Toen verliet hij de kamer.
Die dag verzonnen de jongens de structuur voor de Jonge Volksstaat Gaudiopolis. De hoofdstad van de Volksstaat werd de stad Gaudiopolis in de Wolvenboerderij. Deze stond onder leiding van de burgemeester van de Wolvenboerderij, die ook de rol van minister-president vervulde. De andere villa’s stonden onder leiding van eigen burgemeesters, die democratisch door de inwoners van de villa werden gekozen. Ook introduceerden de jongens rechtbanken en hun eigen munteenheid, de Gapo-dollar, gemaakt van gekleurd papier, die ze koppelden aan de prijs van een tramkaartje. Zodra je een maand in het tehuis woonde, kreeg je automatisch een burgerschapsbewijsje, maar zodra je achttien werd, werden al je rechten als burger van Gaudiopolis ingetrokken. De jongens namen hun spel bloedserieus.
Sztehlo had gelijk gekregen. Dankzij de verantwoordelijkheid en de organisatie die bij het democratisch spel van Gaudiopolis kwamen kijken, verbroederden de jongens – al was het maar omdat ze het nu te druk hadden om nog aan het verleden te denken. Dit bleek tijdens de verkiezing van hun eerste minister-president. Dat werd László Keveházi, wiens vader leraar was geweest voor de extreem-rechtse Hongaarse Vernieuwingspartij, die nauw samenwerkte met de Pijlkruisersregering. Zelfs de zonen van Joodse ouders die door diezelfde Pijlkruisers waren vermoord, stemden unaniem met deze keuze in. In het democratische spel van Gaudiopolis leek het niet meer uit te maken wat buiten de muren van het kindertehuis nog steeds de samenleving verscheurde: wat deed je vader tijdens de oorlog?
De regering van Keveházi duurde niet lang. In maart 1946 ontving hij een briefje waarop stond: ‘Wij vinden dat jullie ons niet goed vertegenwoordigen.’ Het was ondertekend door de jongste jongens uit Gaudiopolis, die vonden dat de oudere jongens te veel de baas speelden. Ze wikkelden zich in beddengoed, en marcheerden op en neer onder de ramen van de villa, terwijl ze ‘Revolutie, revolutie’ riepen. Ze eisten vetorecht en meer functies in de regering. Toen hun leider dreigde om de Wolvenboerderij te bezetten, nam premier László een wijs besluit: hij trad af.
Gewikkeld in beddengoed riepen de jongens: ‘Revolutie!’
Naast het democratische experiment waren er ook andere manieren waarop Sztehlo de verdraagzaamheid tussen de jongens bevorderde: de kinderen werden aan het werk gezet. Sztehlo had namens PAX een contract met een speelgoedbedrijf gesloten waarvoor de kinderen in hun eigen werkplaats keramiek, houtsnijwerk en naaiwerk maakten in ruil voor een uurloon. ‘In Gaudiopolis heb ik leren timmeren en boomstammen klieven,’ vertelt Andor. Ook stimuleerde Sztehlo de weerbaarheid van de kinderen met vernieuwende onderwijsvormen. Hij had een team van progressieve leraren om zich heen verzameld, die de kinderen via tekeningen, eigen krantjes en in hun zelf verzonnen taal hun gevoelens lieten uitdrukken.
Terwijl de jaren in Gaudiopolis verstreken, werden de kinderen mondiger en sterker. Ze waren klaar om deel uit te gaan maken van een democratie. Maar tegen de tijd dat de eerste kinderen Gaudiopolis begonnen te verlaten, bestond er geen Hongaarse democratie meer. In 1949 was een einde gekomen aan de instabiele coalitieregeringen en had de Sovjet-Unie een Volksrepubliek in Hongarije geïnstalleerd, waarin alleen de communistische partij was toegestaan. Aan het hoofd stond Mátyás Rákosi, een communistische hardliner die zichzelf de bijnaam ‘Stalins beste leerling’ had gegeven. Barre jaren van terreur en showprocessen volgden.
Vanaf de begindagen van Gaudiopolis had de staat druk uitgeoefend op Sztehlo om zijn kindertehuis te laten fuseren met de Jonge Pioniers, de jongerenorganisatie van de communisten. Hij weigerde altijd. Toen in 1949 alle buitenlandse financiële hulp in Hongarije verboden werd, kon Sztehlo de onafhankelijke PAX-stichting niet meer onderhouden. In 1950 werden de PAX-kindertehuizen genationaliseerd. Dat was ook het einde van de kinderrepubliek Gaudiopolis.
Grieven loslaten
Sztehlo bleef zich tot het einde van zijn leven inzetten voor minderbedeelden. Tijdens de Hongaarse revolutie van 1956 vluchtten zijn vrouw en twee kinderen naar Zwitserland, maar hijzelf weigerde om de mensen onder zijn hoede achter te laten. Toen hij in 1961 een hartaanval kreeg, adviseerde zijn dokter hem om Hongarije te verlaten. Hij stierf in Zwitserland in 1974 op 64-jarige leeftijd.
Film over Gaudiopolis
In 1948 verscheen de Hongaarse film Valahol Európában, die later internationaal bekend zou worden onder de Engelse titel Somewhere in Europe. De film vertelt het verhaal van een bende stelende weeskinderen in het naoorlogse Hongarije, die een charismatische dirigent onder zijn hoede neemt. Na de première zette de communistische partij de film op de zwarte lijst. Toen de Hongaren de film na 1989 herontdekten, groeide hij uit tot een populair symbool van de nieuwe Hongaarse democratie. Dat de film op het verhaal van Gaudiopolis is gebaseerd, is nooit bevestigd door de regisseur, maar de parallellen zijn overduidelijk. Een paar kinderen uit Gaudiopolis spelen bijvoorbeeld in de film mee als figuranten.
De kinderen van Gaudiopolis kwamen op allerlei plaatsen terecht. Toen in 1956 de revolutie uitbrak, vluchtten er veel naar het buitenland. Ze kwamen in Oostenrijk, Zwitserland, Zweden, Engeland en zelfs Brazilië terecht. Pas in 1989 kwamen de Gaudiopolis-kinderen voor het eerst weer bij elkaar, ter gelegenheid van de publicatie van de memoires van Sztehlo. Andor is tot op de dag van vandaag een enthousiaste medeorganisator van deze jaarlijkse reünies.
Heeft Gaudiopolis Hongarije een nieuwe generatie democraten bezorgd? Andor denkt van niet. ‘Ieder kind verwerkte zijn Gaudiopolis-tijd anders. Sommigen werden onafhankelijke journalisten die kritische artikelen over de communisten schreven, anderen werden communistische hardliners die propagandablaadjes volschreven. Sommigen bleven elkaar altijd opzoeken, terwijl anderen nooit meer aan Gaudiopolis herinnerd wilden worden, aan de oorlog, de honger en het verlies van hun ouders.’
Wat is dan wel de nalatenschap van Gaudiopolis? ‘De principes,’ zegt Andor meteen. Volgens hem biedt Gaudiopolis een model voor hoe je een samenleving na een collectief trauma kunt heropbouwen: door grieven uit het verleden los te laten. Daarom wil hij dat het verhaal van Sztehlo en Gaudiopolis bekend blijft onder Hongaren. Hij is blij dat er al straten, instituten en een stichting naar Sztehlo vernoemd zijn, dat er standbeelden en plakkaten in de stad hangen, en dat er boeken, films en zelfs een musical over Gaudiopolis zijn gemaakt, maar de geschiedenis kan volgens hem nooit genoeg aandacht krijgen. ‘Daarom blijf ook ik er altijd over preken,’ grapt hij.
Meer weten
- Somewhere in Europe (1948) geregisseerd door Géza von Radványi is waarschijnlijk gebaseerd op Gaudiopolis.
- The Children’s Republic of Gaudiopolis (2022) door Gergely Kunt behandelt de geschiedenis van het weeshuis.
- In Gottes Hand. Die Rettung jüdischer Kinder in Budapest 1944/45 (2020) door Gaudiopolis-oprichter Gábor Sztehlo.
Openingsafbeelding: Kinderen in Gaudiopolis.