De Zwitsers spreken drie talen, kennen twee religies en ontbeerden lang een sterke centrale overheid. In andere landen zou dat het recept zijn voor heftige conflicten, maar in Zwitserland niet. Waarom is het daar zo rustig gebleven?
Hier trennt der Weg
O, Freund, wo gehst du hin?
Willst du zum ew’gen
Rom hinunterziehn.
Hinab zum heil’gen Köln
zum deutschen Rhein,
Nach Westen weit in’s
Frankenland hinein?*
In deze tekst naast de ingang van de Karlskapelle bij een driesprong in het 186 inwoners tellende Hospental, het allerlaatste dorpje voor de Gotthard-pas, ligt de oorsprong en de essentie van Zwitserland besloten. In Zwitserland komt Europa samen: hier bevindt zich het culturele drielandenpunt van het Duitse, het Franse en het Italiaanse taalgebied. Van de bevolking is twee derde Duitstalig, een vijfde Franstalig en spreekt 8 procent Italiaans, geconcentreerd in het kanton Ticino. Drie andere kantons zijn tweetalig Duits en Frans. Voor veel buitenstaanders is het raadselachtig hoe een land bijeen kan blijven dat van oudsher drie belangrijke natievormende factoren heeft ontbeerd: één taal, één religie en de dwingende hand van een monarch.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Wie bij de kapel in Hospental links afslaat, wacht, na een extra klim van 600 meter door een volledig verlaten berglandschap, vanaf de Gotthard-pas de afdaling naar het Italiaanstalige Ticino-dal, en vervolgens de weg naar Rome. Wie rechts afslaat, belandt over de nog eens 300 meter hogere Furka-pas in het al snel Franstalige Rhône-dal, om uiteindelijk de Frankenmetropool Parijs te bereiken. En wie ten slotte op zijn schreden terugkeert, daalt via het Duitstalige dal van de Reuss af naar de Vierwaldstättersee, en kan uiteindelijk over de Rijn verder reizen naar het heilige Keulen, ooit een van de belangrijkste geestelijke centra van het Heilige Roomse Rijk.
In Zwitserland komt Europa samen: hier bevindt zich het culturele drielandenpunt van het Duitse, het Franse en het Italiaanse taalgebied
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Aan de Gotthard dankt Zwitserland zijn ontstaan. De wandelaar die de laatste route kiest, belandt een paar kilometer verderop namelijk plotseling vanuit een lieflijk hoogdal in een donkere, door ongenaakbare rotswanden omgeven kloof, de Teufelsschlucht. Tot in de hoge Middeleeuwen liep hier de weg door het Reuss-dal tegen het Gotthard-massief dood. Het gebied dat nu het middelpunt van Zwitserland vormt, was daarmee tamelijk ontoegankelijk. De boeren in deze afgelegen dalen werden daarom door de hogere autoriteiten met rust gelaten en bestierden in feitelijk autonome landschappen als collectief zichzelf.
Rond 1230 slaagde men er echter in om een weg door de Teufelsschlucht aan te leggen, en dat veranderde de internationale verkeerssituatie volkomen. Nu het laatste gat gedicht was, groeide de Gotthard-pas uit tot een belangrijke spil in het Europese netwerk van handelswegen. De weg erover vormt, door het dal van de Reuss en de Ticino met elkaar te verbinden, de meest directe verbinding tussen Basel en Milaan. Dat maakte de nieuwe Gotthard-route uiteraard ook politiek interessant voor enkele adellijke heren in de buurt.
Een van hen was Rooms-koning Rudolf von Habsburg, wiens geslacht op dat moment nog niet in Wenen resideerde, maar in een stamburcht ten noordwesten van Zürich. Zijn hardnekkige pogingen om van daaruit met allerlei juridisch dubieuze claims greep op het Reuss-dal te krijgen, deden de vrije boeren van de afzonderlijke landschappen Uri, Schwyz en Unterwalden amper twee weken na zijn dood in 1291 besluiten zijn opvolger bij voorbaat de pas af te snijden. Ze stelden zich voortaan gemeenschappelijk teweer tegen de Habsburgse expansiedrang. Op 1 augustus van dat jaar zou op de Rütli, een bergalm even boven de Vierwaldstättersee, dit eedverbond – de mythische Rütlischwur – zijn getekend.
Kenmerkend: het was een verbond van soevereine communes die zich tegen inmenging van buiten en van boven keerden, van vrije boeren die op basis van gelijkheid een eed aan elkaar zwoeren, en niet aan een feodale heer. Dit egalitaire karakter, wars van alle hoofse etiquette en formalistische plichtplegingen, is sindsdien een grondtrek van Zwitserland gebleven.
Omdat de Habsburgers zich niet door een paar stinkeigenwijze boeren uit het veld lieten slaan, kwam het daarna regelmatig tot militaire botsingen, waarbij de Zwitsers meestal aan het langste eind trokken. De eigen veiligheid dwong bovendien soms tot preventieve agressie. Het defensieve Eedverbond kreeg zo een offensief karakter, met gestage uitbreiding van het grondgebied als gevolg. Soms onder dwang, soms vrijwillig traden ook de boeren van andere landschappen of de burgers van nabije steden als Luzern, Bern en Zürich toe.
Zo ontstond al in de veertiende eeuw een confederatie van dertien dwergrepubliekjes. In de loop van de volgende eeuw plakten ook andere steden en landschappen zichzelf aan het Eedgenootschap vast – tot in het noorden en oosten met de Rijn een soort natuurlijke eindgrens was bereikt.
Inmiddels was tevens in beide richtingen de taalgrens ruimschoots overschreden. Bern onderwierp in 1475 de eerste stukken van het Franstalige Vaud, dat overigens als een van de nieuwe zogeheten Untertanenlande elke inspraak werd ontzegd. Dat gold nadien ook voor diverse andere veroverde territoria. Uri had al in 1441 het bovendeel van het Ticino-dal onderworpen; de later veroverde rest van Ticino zou door de confederatie in gezamenlijkheid als Gemeine Herrschaften (een soort generaliteitslanden) worden bestuurd.
Aan alle krijgslust kwam in 1515 plots een einde met de Slag bij Marignano, waarin de Zwitsers vernietigend door de in Italië oprukkende Fransen werden verslagen. Vanaf dat moment koos Zwitserland, dat inmiddels ongeveer zijn huidige omvang had gekregen, voor een politiek van neutraliteit. Een gaandeweg groeiende praktijk werd uiteindelijk tot een ideologisch principe – het tweede hoofdkenmerk van het land.
Die neutraliteit werd ook belangrijk vanwege het derde nationale hoofdkenmerk: de religieuze verdeeldheid. Van de Zwitsers is de helft katholiek, de helft protestants. Al snel na Marignano zouden Ulrich Zwingli en Johannes Calvijn hun stempel op Zürich en Genève gaan drukken, en van daaruit verspreidde de Reformatie zich snel. Tegelijk kreeg die niet overal voet aan de grond: zowel een deel van de Franstalige als van de Duitstalige Zwitsers bleef trouw aan de Moederkerk, net als voor vrijwel alle Italiaanstaligen gold.
Aan alle krijgslust kwam in 1515 plots een einde met de Slag bij Marignano
Om niet door de godsdienstoorlogen elders in Europa in een bepaald kamp getrokken en daardoor verscheurd te worden, werd neutraliteit een basisvoorwaarde voor interne stabiliteit. Nadat in Europa de strijd in 1648 was uitgewoed, zou die overigens alsnog binnen Zwitserland uitbreken, ook al zou die veel minder bloedige vormen aannemen. In 1712 werden met de Landfriede von Aarau de ruzies beslecht. Het uitgangspunt vormde een verlate versie van het eius regio, cuius religio (‘wiens gebied, diens gebed’) van de Vrede van Augsburg uit 1555. Op basis van de eigen soevereiniteit mocht elk kanton op zijn manier zalig worden, maar moest dan wel de ketterse zaligheid van de andere slikken. De kantons kenden dus elk slechts één toegestane religie. Pas in 1830 zou er overal grondwettelijke godsdienstvrijheid komen.
De nationale samenhang zou nadien herhaalde malen ernstig op de proef worden gesteld. De eerste keer was in 1798, toen Napoleon een vergeefse poging deed om van Zwitserland staatkundig iets zinnigs te maken: een nieuwe moderne eenheidsstaat in plaats van de bestaande middeleeuwse lappendeken. De door hem gecreëerde Helvetische Republiek bezweek als gevolg van de grote interne weerstand al na vijf jaar, en zelfs Europa’s oppermachtige dwingeland moest zich erbij neerleggen dat de Zwitsers het gewoon op hun eigen particularistische manier bleven doen. Wel bleef Napoleons opwaardering van de Untertanenlande en Gemeine Herrschaften tot gelijkwaardige kantons gehandhaafd.
De nationale dominantie van een radicaal liberalisme in vooral de protestantse kantons leidde na 1815 bijna tot splijting van de confederatie, toen de conservatief-katholieke kantons zich daartegen in een Sonderbund verenigden en het centrale gezag in Bern vervolgens het leger liet ingrijpen. Maar na hun militaire nederlaag in 1847 werden de opstandige kantons niet gestraft. In plaats daarvan kwam het jaar daarop als een compromis tussen federalisme en centralisme de huidige grondwet tot stand, met een duaal stelsel dat wel iets weg heeft van het Amerikaanse, met een Senaat en Huis: een Ständerat waarin alle kantons ongeacht hun grootte even sterk vertegenwoordigd zijn, en een Nationalrat waarbij het aantal zetels per kanton aan het aantal inwoners is gerelateerd.
Het Europese nationalisme van de negentiende eeuw, waarbij taal een belangrijk criterium vormde, zette ook Zwitserland van buitenaf onder druk. Al in 1798 was door de Fransen aan Vaud en Ticino de mogelijkheid van onafhankelijkheid respectievelijk aansluiting bij de nieuwe Cisalpijnse Republiek geboden. Maar zij kozen vol overtuiging voor de status van kanton binnen Zwitserland.
Met de Italiaanse en Duitse eenwording werd opnieuw hard aan de Zwitsers getrokken. En tijdens de Eerste Wereldoorlog dreigde het land langs de Frans-Duitse taalgrens – de zogeheten Röstigraben – verscheurd te raken tussen sympathisanten van de Entente en van de Centralen. In het Interbellum waren het Benito Mussolini en Adolf Hitler die openlijk aan het bestaansrecht van het land twijfelden en het als een historische aberratie wegzetten.
Het Europese nationalisme van de negentiende eeuw zette ook Zwitserland van buitenaf onder druk
Om de centrifugale krachten de baas te kunnen, was een politiek nodig die alle etnische minderheden de ruimte gaf. Op nationaal niveau werden de drie talen daarom al in 1798 aan elkaar gelijkgesteld; in Graubünden geldt dat sinds 1938 ook nog eens voor de minuscule Reto-Romaanse minderheid. Tegelijk leeft elke bevolkingsgroep nog steeds sterk binnen het eigen taalgebied, en kijkt van daaruit naar de taalgenoten over de grens. Dat geldt het minst voor de Duitstaligen, niet alleen omdat zij de overgrote meerderheid vormen en zij Zwitserland hebben doen ontstaan, maar ook omdat zij het duidelijkst een eigen subtaal ontwikkeld hebben, het Schwizerdütsch. Zwitserland is daardoor nog het meest van hen.
De Italiaanse en Franse Zwitsers spreken veel minder een apart dialect, en zijn daardoor meer op de buitenwereld georiënteerd. De Franstaligen vormen meer deel van een groter cultureel geheel; Parijs is belangrijker dan Berlijn, maar tegelijkertijd is door de grote afstand tot Parijs Franstalig Zwitserland ook meer ‘provincie’. Nog sterker geldt dat voor de Ticinezen: Milaan is voor hen dé metropool. Zeker tot de opening van de Gotthard-spoorwegtunnel in 1882 verkeerden zij door de Alpen in een sterk isolement, terwijl deze natuurlijke barrière voor de twee andere groepen ontbreekt. Bovendien is Lugano veel kleiner dan Genève en is tegelijk Milaan veel groter en veel dichterbij dan Lyon.
Om de centrifugale krachten de baas te kunnen, was een politiek nodig die alle etnische minderheden de ruimte gaf
Waarom vonden al die irredentistische bewegingen in Zwitserland amper gehoor en bleef het land uiteindelijk bijeen? Door het Zwitserse vrijheidsbesef, dat binnen alle volksdelen centraal stond en waardoor men niets moest hebben van autoritaire dictatoren. Een vrijheidsbesef dat nauw gekoppeld was aan het idee van een democratie-van-onderop met ruimte voor de grootst mogelijke lokale eigengereidheid. Ook het Franse centralisme bezat daardoor weinig aantrekkingskracht.
De Zwitsers beschouwen hun land zodoende als de van oudsher betere variant van dat van hun buren: de Duitstalige als het democratischer en eerlijker Duitsland, de Franstalige als het protestantse andere, niet-etatistische en niet-hiërarchische Frankrijk, de Italiaanstalige als het meest ordentelijke en best functionerende deel van Italië. Dat hun land kon ontstaan en kon blijven bestaan is te danken aan het feit dat het, met zijn uit het ancien régime overgeleverde verbrokkelde structuur, vergaand ontsnapt is aan drie Europese verschijnselen die het anders fataal hadden kunnen worden: aan rationeel centralisme, aan etnisch nationalisme en aan gewelddadige religieuze conflicten.
Meer weten
- Mythos Schweiz: Identität, Nation, Geschichte, 1291–1991 (1991) door Ulrich Im Hof.
- Why Switzerland? (2015) door Jonathan Steinberg.
- Eine kleine Geschichte der Schweiz: der Bundesstaat und seine Traditionen (1998) door Manfred Hettling e.a.