Home Dossiers Interbellum Hongaarse kinderen mochten aansterken in Nederland

Hongaarse kinderen mochten aansterken in Nederland

  • Gepubliceerd op: 14 juli 2022
  • Laatste update 17 jul 2023
  • Auteur:
    Teun Willemse
  • 6 minuten leestijd
Hongaarse kinderen mochten aansterken in Nederland
Cover van
Dossier Interbellum Bekijk dossier

Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak, stelden duizenden Nederlanders hun huis open voor vluchtelingen. Dat gebeurde ook na de Eerste Wereldoorlog: Nederlandse gezinnen namen destijds verzwakte Hongaarse kinderen op. Maar net als tegenwoordig verliep de opvang niet vlekkeloos. De kinderen kregen heimwee, hadden aanpassingsproblemen of vergaten hun moedertaal.

Op 8 februari 1920 vertrok de eerste zogeheten ‘kindertrein’ uit Boedapest. Tussen 1920 en 1930 zouden er bijna 30.000 Hongaarse kinderen naar Nederland afreizen om een paar maanden aan te sterken. Historicus Maarten Aalders deed onderzoek naar de Hongaarse kindertreinen en de ervaringen van kinderen en pleeggezinnen. Volgens hem was de grootschalige hulpactie voor veel kinderen levensreddend, maar was hulp in Hongarije zelf beter geweest.

Waarom boden Nederlanders in de jaren twintig hulp aan Hongarije?
‘Na de Eerste Wereldoorlog dreigde Hongarije om te vallen. Het Hongaarse koninkrijk verbrokkelde: delen van het land scheidden zich af en gingen bij Tsjecho-Slowakije en Roemenië horen. Er bleef slechts een derde van het oorspronkelijke koninkrijk over. In 1919 kreeg het land bovendien te maken met een vreselijke winter. In Boedapest waren de omstandigheden zo slecht, dat mensen op straat dood neervielen. Het was een van de strengste winters in vijftig jaar, en de Hongaarse bevolking had na de Eerste Wereldoorlog geen weerstand meer.

De Nederlandse en Hongaarse calvinisten hadden destijds goede contacten, dus trok de Hongaarse kerk met een grote delegatie aan het eind van 1918 naar Nederland om geestverwanten aan te sporen zich in te zetten voor hun land. Onder anderen Hendrik Colijn heeft zijn internationale contacten ingezet ten bate van Hongarije. In 1919 ontstond een concreet plan om de Hongaren te helpen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er al kinderen uit België, Duitsland en Oostenrijk naar het neutrale Nederland gehaald, nu mochten ook Hongaarse kinderen een paar maanden aansterken bij Nederlandse pleeggezinnen.’

Hoe stelde de Nederlandse overheid zich op?
‘De overheid hield gepaste afstand. Het kabinet stelde alleen randvoorwaarden. De kindertreinen begonnen als een particulier protestants initiatief, dat direct werd beantwoord door de katholieken. Uiteindelijk kwamen er 28.000 kinderen naar Nederland, tussen de vijf tot vijftien jaar oud. De ene helft was protestants, de andere katholiek. Regionale afdelingen plaatsten de kinderen na aankomst bij pleeggezinnen door heel Nederland.

Hongaarse kinderen in de trein terug vanuit Amsterdam.

Het was de bedoeling dat kinderen drie maanden zouden blijven, maar in de praktijk werden dat er vaak vier of vijf. Er zijn ook gevallen bekend van kinderen die anderhalf jaar in Nederland zijn geweest. De verblijfperiode werd dus vaak opgerekt, maar bij sommige kinderen liep het zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Een gehandicapt meisje is hier bijvoorbeeld drie maanden geweest: ze woog 50 kilo toen ze in Nederland aankwam, en keerde zes kilo zwaarder terug naar Hongarije. Haar verblijf liep zoals het moest: kind gelukkig, Hongaarse ouders gelukkig, pleegouders gelukkig.’

Dat klinkt alsof er ook kinderen waren bij wie het minder goed verliep.
‘Daar krijgen we steeds meer oog voor. De goede intenties van pleegouders hadden de overhand, maar sommigen maakten misbruik van de situatie. Er waren bijvoorbeeld meisjes die uitgebuit werden en heel hard moesten werken op een boerderij.’

Nederlanders die hun huis willen openstellen voor gevluchte Oekraïners worden eerst gescreend. Gebeurde dat destijds niet?
‘Er werd niet gecontroleerd. In het beste geval keek de vreemdelingenpolitie wel eens mee hoe het ging bij een pleeggezin. We weten ook niet of er overleg plaatsvond met ouders in Hongarije wanneer een kind naar een ander pleeggezin werd verplaatst.

Zo was er een meisje dat bij aankomst in Nederland zo zwak was, dat ze de trein uit moest worden gedragen. Ze werd opgenomen in een gezin waar al vijf kinderen waren, maar toen de moeder van haar pleeggezin ziek werd, moest ze naar nieuwe pleegouders in Friesland. Ze zou uiteindelijk in Nederland blijven. Maar of er overleg met haar moeder in Hongarije heeft plaatsgevonden, is mij onbekend.’

Lopen gezinnen die nu Oekraïense vluchtelingen opvangen tegen dezelfde problemen aan als de pleegouders van toen?
‘Het is een heel verschil of je een kind in huis neemt of een gezin met daarin ook volwassenen. De Hongaarse kinderen hadden vaak last van heimwee en kregen te maken met aanpassingsproblemen als ze terugkeerden. Kinderen die hier lang verbleven pikten het Nederlands snel op, maar vergaten soms hun eigen taal. Dat kon dramatische gevolgen hebben. In Leiden kwam een Hongaars meisje haar zusje tegen, dat een jaar eerder naar Nederland was vertrokken. Ze konden elkaar niet meer verstaan, want het zusje sprak geen Hongaars meer.’

Was de hulp aan deze kinderen dan wel succesvol?
‘Het was een mooie actie die voor veel kinderen levensreddend is geweest, maar ik denk dat Nederland de hulp beter in Hongarije op had kunnen zetten. Het verplaatsen van kinderen was problematisch, want achteraf vroegen velen zich af: “Hoe hebben mijn ouders mij kunnen afgeven?”

Destijds was er overigens nauwelijks kritiek: in kranten uit de jaren twintig staan vooral positieve berichten over de kindertreinen. Alleen de afdeling Volksgezondheid van het ministerie van Arbeid suggereerde dat hulp in Hongarije beter zou zijn, maar die afdeling was vooral bang dat er met de kinderen allerlei ziektes naar Nederland zouden komen.’

Waarom staat deze hulpactie niet prominenter in de geschiedenisboeken?
‘In Hongarije is er weinig over dit initiatief bekend, want daar was tot 1989 ieder contact met het Westen verdacht. De geheime dienst volgde bijvoorbeeld kinderen die na hun verblijf met Nederlanders bleven communiceren. Het verleden is daar weggepoetst.

Maar het is mij een volkomen raadsel waarom de actie in Nederland zo onbekend is. De opvang van Hongaarse, Duitse, Oostenrijkse en Belgische kinderen was een gigantisch hulpverleningsproject, misschien wel de grootste vooroorlogse hulpactie. Toch is er onder historici nog weinig aandacht voor geweest.’

Hongaarse kinderen op het station in Amsterdam.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.