Dankzij speciale technieken wist een guerrillaleger eind jaren vijftig de macht in Cuba over te nemen. Strijder van het eerste uur Ernesto ‘Che’ Guevara reisde daarna de wereld rond om de revolutie te exporteren.
Langs de slecht onderhouden autoweg van Bayamo naar de Sierra Maestra, in het zuidoosten van Cuba, staan om de 50 meter portretten van gevallen Cubaanse soldaten. Ze kwamen niet om tijdens de revolutionaire strijd die eind jaren vijftig in deze omgeving werd gevoerd. Maar ze sneuvelden in landen waar ze namens Cuba vochten tegen het imperialisme, zoals Angola, Ethiopië en Congo. Eén portret is het meest te zien: dat van Comandante Ernesto ‘Che’ Guevara.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De in 1928 geboren Argentijnse arts reisde als jongeling door Latijns-Amerika. Hij maakte er kennis met de grote ongelijkheid tussen arm en rijk op het continent en met de economische macht en bemoeienis van de Verenigde Staten. Zo was hij in 1954 in Guatemala getuige van de geslaagde staatsgreep tegen de democratisch gekozen president Jacobo Árbenz Guzmán, die door de CIA was geïnitieerd. Árbenz had landhervormingen doorgevoerd, waarbij braakliggend land van de Amerikaanse multinational United Fruit was onteigend. Woedend op de VS en om zijn eigen onmacht week Guevara uit naar Mexico.
In Mexico-Stad ontmoette hij de Cubaanse advocaat Fidel Castro en diens broer Raúl. Cuba was na een reeks opstanden in de negentiende eeuw onafhankelijk geworden van Spanje. Sindsdien werd het eiland bestuurd door corrupte regeringen en dictators, die werden gedoogd door de VS. In 1953 had Fidel een overval geleid op een legerkazerne in Santiago de Cuba. Met de daar buitgemaakte wapens had hij een revolutie willen beginnen tegen dictator Fulgencio Batista, maar dat was uitgelopen op een bloedbad. De Castro’s werden gearresteerd en kregen lange gevangenisstraffen. Twee jaar later konden ze dankzij amnestie in Mexico in ballingschap gaan.
Dit artikel is exclusief voor abonnees

Daar begon Fidel weer mannen om zich heen te verzamelen om Batista omver te werpen. Che Guevara sloot zich bij hen aan. Zo voeren in november 1956 82 strijders op een gammel jacht naar Cuba. Na een desastreuze landing wisten slechts twaalf mannen, onder wie de Castro’s en Guevara, het verzamelpunt in de Sierra Maestra te bereiken.
Desondanks slaagde hun revolutie ruim twee jaar later. Dat kwam omdat ze ongeletterde boeren en intellectuelen wisten te mobiliseren. Ook versloegen ze meermalen het ongeorganiseerde en ongemotiveerde leger van Batista. Nadat de dictator landelijke stakingen hard had neergeslagen, wist Fidel alle opstandelingen in het land onder zich te verenigen. Op oudejaarsavond 1958 vluchtte Batista naar de VS.
Kleine guerrillagroepen moesten de lokale bevolking overtuigen
Toen de revolutie op Cuba was geconsolideerd en de oppositie geëlimineerd, richtte de communistisch georiënteerde Guevara zich op andere landen: ook die moesten worden bevrijd van het imperialisme. Op basis van zijn ervaringen in de Sierra Maestra schreef hij een handboek over guerrillaoorlogsvoering. Door gebruik te maken van sociale onvrede in afgelegen gebieden konden kleine guerrillagroepen – focos – volgens hem de lokale bevolking voor zich winnen. Die zou hen helpen te overleven en zich bij hen aansluiten. De focos zouden zich als een olievlek uitbreiden en uiteindelijk overwinnen. Zo was het ook op Cuba gegaan.
Che Gevuara hoopte op een nieuwe mens
Vanaf begin jaren zestig zocht Che Guevara contact met revolutionaire bewegingen elders op het Zuid-Amerikaanse continent en in Afrika. Hun vertegenwoordigers werden uitgenodigd op Cuba en getraind in guerrillatechnieken. Ook deelde Guevara zijn ideeën met hen. Hij wilde de onderdrukten in de wereld mobiliseren tegen het imperialisme en hoopte dat de socialistische samenleving een nieuwe mens zou voortbrengen, de hombre nuevo. Volgens hem was dat het enige doel van revolutie. Die ‘nieuwe mens’ zou niet geven om luxe en rijkdom, maar solidair zijn met anderen en zich verantwoordelijk voelen voor hun welzijn.
Cuba werd vanwege zijn steun aan revolutionaire bewegingen op 31 januari 1962 op aandringen van de Amerikaanse president John F. Kennedy uit de Organization of American States (OAS) gezet. Door het eiland economisch en politiek te isoleren hoopten de VS dat het communisme zich niet verder over het continent zou verspreiden.

De VS bemoeiden zich op dat moment ook al met de Vietnamese burgeroorlog. In december 1964 sprak Guevara in New York de Verenigde Naties toe. Hij verweet de VS de Derde Wereld te plunderen en noemde de interventies in Vietnam en Congo als voorbeeld daarvan. In Congo, dat sinds 1960 onafhankelijk was van België, was in 1961 de democratisch gekozen president Patrice Lumumba, een voormalige onafhankelijkheidsstrijder, afgezet en vermoord. Volgens velen op last van de VS en België, die hun economische belangen in gevaar zagen komen.
Maar Guevara had niet alleen kritiek op de VS. Hij ergerde zich ook steeds meer aan de Sovjet-Unie, die volgens hem te weinig deed om de revolutie te exporteren en zich als een kolonisator gedroeg ten opzichte van andere socialistische landen. Hij pleitte voor meer samenwerking tussen de kleinere socialistische landen, zodat ze een eigen, onafhankelijke koers konden varen. Toen hij die mening begin 1965 verkondigde op de tweede Aziatisch-Afrikaanse conferentie in Algiers bracht hij Fidel in een lastige positie. Want door de Amerikaanse sancties was Cuba op economisch en militair gebied steeds afhankelijker geworden van de Sovjet-Unie.
Congolese onwil
In april 1965 verdween Che Guevara spoorloos. Het gerucht ging dat Castro hem vanwege zijn populariteit had laten vermoorden. Maar Guevara was op weg naar Congo, waar na de moord op Lumumba linkse groeperingen de wapens hadden opgenomen. Hij was voor zijn gevoel klaar op Cuba, het was tijd om de daad bij het woord te voegen. In een afscheidsbrief aan Fidel deed hij afstand van de bestuurlijke functies die hij bekleedde. ‘Mijn inspanningen zijn elders nodig,’ schreef hij. Hij besloot met de legendarische geworden woorden: Hasta la victoria siempre! (‘Tot de overwinning altijd!’).
Castro had hem afgeraden naar Congo te gaan en verzocht hem te wachten tot er een sterke guerrillagroep actief was. Guevara negeerde dat. Daarom stuurde Castro ter bescherming 136 van zijn beste mannen mee, de meeste van Afrikaanse origine. Eind april 1965 arriveerde Guevara via het Tanganyikameer in Oost-Congo. Meteen al ondervond hij problemen. De lokale guerrillero’s waren afkomstig van verschillende stammen, waardoor er taalproblemen waren en van een eenheid geen sprake was. Discipline ontbrak. Hij verbaasde zich over het grote aantal strijders met geslachtsziekten.
Angolese burgeroorlog
Eind 1975 stuurde Fidel Castro 4000 Cubaanse soldaten naar de voormalige Portugese kolonie Angola. Ze moesten de communistische MPLA helpen in de burgeroorlog met de door het Westen gesteunde UNITA en FNLA. De Cubaanse troepenmacht groeide uit tot 60.000 man. Met succes wisten ze de binnenlandse tegenstanders en Zuid-Afrikaanse interventietroepen te verdrijven. In 1988 werd in New York een wapenstilstand getekend, waarin werd afgesproken dat Zuid-Afrika en Cuba hun troepen terugtrokken. In 1991 verlieten de laatste Cubanen Angola, zo’n 10.000 van hen waren gewond geraakt, gedood of vermist. De Angolese burgeroorlog duurde tot 2002.

Het bevel in de regio was in handen van Laurent Kabila. Hij liet Guevara met de nog ongetrainde guerrillero’s een stuwdam aanvallen. Ze stuitten op goed getrainde Belgische parachutisten, waarna sommige lokale guerrillero’s zonder een schot te lossen de benen namen. Vier Cubanen sneuvelden. Hun papieren kwamen in Belgische handen, waardoor de Cubaanse aanwezigheid in Congo wereldkundig werd.
Vanaf dat moment zaten door de CIA gerekruteerde witte Zuid-Afrikaanse huurlingen Che Guevara en zijn mannen op de hielen. In brieven aan Fidel beklaagde hij zich over de onwil van de Congolezen om voor hun vrijheid te vechten. En als ze al wilden vechten, ondergingen ze eerst urenlang een ritueel dat hen onzichtbaar zou maken. Van gedode vijanden aten ze het hart op, omdat dat kracht zou geven. Hun commandanten waren vooral druk met alcohol en prostituées en vertoonden zich zelden aan het front. Kabila zelf bezocht hem tot zijn grote ergernis in een dure Mercedes – als hij al kwam.
Congolezen aten het hart van gedode vijanden op
Hoewel hij zelf wél gemotiveerd was en tot het uiterste wilde gaan, had Guevara in de vochtige jungle veel last van astma-aanvallen, die hem in de Sierra Maestra ook parten hadden gespeeld. Het deed zijn imago als ‘krachtig’ leider geen goed. Guevara was ervan uitgegaan dat de campagne in Congo tien jaar zou duren, het werden zeven maanden. Via het Tanganyikameer, waar de CIA inmiddels patrouilleboten had varen, wisten de Cubanen met veel geluk te ontsnappen, met aan boord een doodzieke Guevara.
Che Guevara wilde nog meer ‘Vietnams’
Wat in Afrika niet was gelukt, moest wel kunnen in Latijns-Amerika, geloofde Guevara. Na het Congo-debacle zat hij ondergedoken op de Cubaanse ambassade in Praag, vanwaar hij veelvuldig correspondeerde met Fidel. Guevara schreef dat hij naar zijn geboorteland Argentinië wilde. Maar toen daar in de noordoostelijke provincie Salta een door Cuba getrainde guerrilla-foco werd vernietigd, liet hij zijn oog vallen op Bolivia.
De vele mijnen daar werden geëxploiteerd door Amerikaanse multinationals, die de indiaanse mijnwerkers uitbuitten. Stakingen werden met veel bloedvergieten neergeslagen door een bewind dat door de VS werd gesteund. Tweeënveertig procent van de bevolking leed honger, 10 procent had geen dak boven het hoofd. Een paar vooraanstaande families streken alle rijkdom op. Che Guevara verwachtte dat de arme Bolivianen zich massaal bij de revolutie zouden aansluiten. En als de revolutie daar slaagde, dan zou die zich over het continent verspreiden omdat Bolivia aan alle kanten grensde aan de grootste landen van het continent.
Zijn ideaal was om zo meerdere ‘Vietnams’ te creëren, die onmogelijk allemaal door de VS bestreden konden worden. De oproep zou begin 1967 in een pamflet worden gepubliceerd. Daarin predikte hij haat en verheerlijkte hij geweld om het imperialisme te verslaan. Net als de communistische Vietcong moesten overal kameraden de strijd aangaan met de VS, ‘de grote vijand van de mensheid’.

Fidel adviseerde Guevara ook in Bolivia te wachten tot daar een solide guerrillagroep opereerde. Maar Che had uit het debacle in Congo de conclusie getrokken dat hij vanaf het begin het leiderschap van de revolutie op zich moest nemen. In juli 1966 keerde hij in het geheim terug naar Cuba, waar hij begon met de voorbereidingen. Vermomd als een kalende, brildragende man van middelbare leeftijd arriveerde hij vier maanden later als de Uruguayaan Adolfo Mena Gónzalez in de Boliviaanse hoofdstad La Paz. Op een vervalst document stond dat hij voor de OAS onderzoek kwam doen naar de economische situatie op het Boliviaanse platteland. Een paar dagen later reisde hij door naar het zuidoostelijke departement Ñancahuasu. Sinds juli dat jaar waren daar zeventien Cubaanse veteranen op een gehuurde boerderij in training.
De vraag is nog altijd waarom Guevara deze streek uitkoos voor een nieuw ‘Vietnam’. Het gebied was ontoegankelijk. De zomers waren er snikheet en vochtig, waardoor hij continu last had van astma-aanvallen. Doorgaans was hij zo verzwakt dat hij zich per ezel verplaatste. De indianen spraken er Guaraní in plaats van Spaans of het Quechua van de mijnwerkers dat de Cubanen voor deze missie hadden geleerd. En dat was niet het enige. Tegenslag volgde op tegenslag.
Hongerig en ziek
Op 31 december 1966 ontmoette Che Guevara de leider van de Boliviaanse Communistische Partij Mario Monje. Die eiste het bevel over de strijd. Guevara weigerde, want Monje had geen enkele ervaring met de guerrillaoorlogsvoering. Als gevolg daarvan trok Monje zijn steun in en was de guerrilla op zichzelf aangewezen. In maart 1967 werden twee gedeserteerde Boliviaanse guerrillero’s gevangengenomen door Boliviaanse troepen en ze vertelden hun over Guevara’s aanwezigheid.
De VS begonnen meteen Boliviaanse soldaten op te leiden in anti-guerrillatechnieken. Het gebied werd afgegrendeld en de guerrillero’s konden niet meer worden bevoorraad vanuit Cuba. Verschillende malen moesten ze vluchten, met achterlating van hun voorraden. Op 17 april raakte een groep onder leiding van een Cubaan met de schuilnaam ‘Joaquín’ gescheiden van de hoofdmacht. Ze vonden elkaar niet meer terug. Op 31 augustus liep Joaquíns groep bij het oversteken van de Rio Grande in een hinderlaag en werd uitgemoord; ze waren verraden door een ‘foute’ gids.
Toeristische trekpleister
Che Guevara’s lichaam werd samen met andere gedode guerrillero’s in een geheim massagraf gegooid. In 1995 verklapte een Boliviaanse officier de plek: het lag bij het vliegveld van Vallegrande. Na twee jaar graven vonden ze op 28 juni 1997 de locatie. Guevara’s overblijfselen werden bijgezet in het mausoleum in Santa Clara op Cuba, het stadje dat hij eind 1958 veroverde op Batista’s troepen. Het is nu een drukbezochte toeristische trekpleister, net als het Che-museum en het washok in Vallegrande en de replica van het schoolgebouwtje in La Higuera.

Boliviaanse rangers jaagden Guevara’s groep daarna op. De leden ervan waren voornamelijk op zoek naar iets eetbaars, het merendeel was ziek. De lokale bevolking hielp hen niet omdat ze banger was voor represailles van het leger dan voor hen.
Op 8 oktober werd Guevara’s groep door een boer gezien in een ravijn, de Quebrada del Churo. Diens zoon waarschuwde de soldaten op een militaire post in het nabij gelegen dorpje La Higuera. Vanuit de stad Vallegrande werden 500 rangers aangevoerd die hen omsingelden. Na een kort vuurgevecht werd de uitgeputte en zwaar vervuilde Guevara gevangengenomen. Hij woog slechts vijftig kilo. Tien guerrillero’s wisten te ontkomen.
Uitgeput en zwaar vervuild werd Guevara gevangen
Guevara werd meegevoerd naar La Higuera, waar hij de nacht doorbracht in een schoolgebouwtje. De volgende ochtend werden buiten foto’s van hem gemaakt, met naast hem lachende soldaten en CIA-agenten. Even later gelastte een van hen op bevel van hogerhand Guevara’s executie in de school. Zijn lichaam werd die middag per helikopter overgebracht naar Vallegrande. In een washok bij het ziekenhuis waste een verpleegster hem en knipte zijn baard bij. Ze spoot formaline in zijn lichaam tegen ontbinding.
Toen ze klaar was, kwamen enkele officieren binnen om het stoffelijk overschot te inspecteren. Een fotograaf legde het tafereel vast. Ze hadden Guevara’s hemd uitgedaan en wezen naar de kogelwonden in zijn lichaam. De volgende ochtend moest de lokale bevolking komen kijken, ook de internationale pers was uitgenodigd. Wat veel mensen opviel: Guevara leek op Jezus Christus. Het beeld inspireerde wereldwijd velen om zijn voorbeeld te volgen in de strijd tegen het imperialisme.

Zijn iconische portret, gemaakt in 1960 door fotograaf Alberto Korda, werd meegevoerd in demonstraties en hing in menig studentenkamer, als symbool voor rebellie. Nog altijd wordt hij door velen gezien als een martelaar en voorbeeld van onbaatzuchtige inzet voor de bevrijding van onderdrukten. En op Cuba is hij nog altijd een nationale held. ‘Che’ is daar overal.
Meer weten:
- Cuba and Revolutionary Latin America (2017) door Dirk Kruijt is gebaseerd op interviews met ruim zestig Cubaanse officials en veteranen.
- Che. A Revolutionary Life (2010) door Jon Lee Anderson is een briljante en gedetailleerde biografie.
- Che in Africa. Che Guevara’s Congo Diary (1999) door William Gálvez bevat ook notities van Guevara zelf.
Openingsbeeld: Che Guevara (links) in Congo, 1965. Bron: ANP.