De Fransman Pierre Poujade moest niets hebben van de elite. In de jaren vijftig leidde hij een partij die opkwam voor de gewone man. Politici van de gevestigde orde konden wat hem betreft net zo goed worden opgeknoopt.
Felle protesten tegen ‘de politiek’, wilde beschuldigingen aan het adres van de elite en een beroep op het gezond verstand van het volk – tegenwoordig noemen we deze vorm van politiek meestal populisme. Nog niet zo lang geleden bestond er een andere benaming voor: poujadisme. Het poujadisme was vernoemd naar Pierre Poujade, een kleine middenstander die midden jaren vijftig in Frankrijk veel aanhang kreeg met nogal wilde protestacties tegen de Franse fiscus.
Meer lezen over Frankrijk? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De charismatische Poujade wist zijn populariteit te verzilveren bij de Franse parlementsverkiezingen van 1956: zijn partij haalde 52 van de 485 zetels. Hoewel de partij daarna vrij snel uit elkaar viel, wordt ze dikwijls beschouwd als een voorloper van het Front National. Een van de poujadisten die in 1956 in het Franse parlement werden gekozen was namelijk een jonge advocaat, genaamd Jean Marie Le Pen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Pierre Poujade was het type man waar je niet omheen kon. Met zijn luide stem vulde hij hele zalen, zijn humor was provocerend en scherp, en ook fysiek was hij met zijn brede schouders, forse borstkas en donkere haardos een indrukwekkende verschijning. Het liefst sprak hij de menigte toe gekleed in een eenvoudig hemd, dat hij als hij goed op dreef kwam soms zelfs uittrok.
Pyjama van Poujade
Daags na zijn verkiezingsoverwinning ontving hij de nationale en internationale pers in zijn pyjama, een fles rode wijn in zijn hand. Na een tirade tegen de corrupte elite en de bloedzuigers van de belastingdienst kondigde hij aan dat hij zelf niet in het parlement zou plaatsnemen: ‘Ik vis liever’, zo liet hij de verbouwereerde journalisten weten.
Poujade profileerde zich graag als een doodnormale Fransman, die niets van politiek moest hebben. In werkelijkheid was de in 1920 geboren Poujade al sinds de jaren dertig politiek actief. Eerst had hij zich als tiener aangesloten bij de jeugdafdeling van de semi-fascistische Parti Populaire Français. In 1940 werd hij vervolgens actief in een door het Vichy-regime opgezette organisatie, die streefde naar een moreel herstel van het Franse volk onder leiding van maarschalk Philippe Pétain.
Meer dan eens zinspeelde Poujade op de macht van de Joden
Toen de Duitsers Vichy-Frankrijk bezetten, vluchtte Poujade via Spanje (waar hij een tijd in een gevangenenkamp werd vastgehouden) en Algerije (waar hij zijn vrouw ontmoette) naar Groot-Brittannië, waar hij dienst nam bij de Royal Air Force. In 1945 keerde hij terug naar zijn geboortedorp Saint-Céré in Zuidwest-Frankrijk en begon er een boekhandeltje.
Poujade was bepaald niet de enige Fransman die na de Tweede Wereldoorlog een eigen winkeltje opende: geen enkel land kende in de jaren vijftig zoveel kleine zelfstandigen als Frankrijk. Maar het Franse belastingsysteem was niet berekend op zoveel ondernemingslust, met als gevolg dat de overheid met toenemende tekorten kampte. Pogingen om de kleine middenstanders meer te belasten wekten grote weerstand en leidden tot massale ontduiking. Gewelddadige botsingen van kleine zelfstandigen met deurwaarders hoorden tot de orde van de dag.
De voorloper: generaal Georges Boulanger
as vervuld van wraakgevoelens over het Duitse keizerrijk dat Frankrijk in 1870 had vernederd. Als minister van Defensie stuurde hij herhaaldelijk aan op een confrontatie met het buurland, maar tot zijn frustratie deinsden zijn collega-ministers steeds terug voor een nieuw conflict. Gesteund door enkele rijke aristocraten besloot Boulanger een eigen beweging op te zetten die streefde naar een revanche op Duitsland, maar ook naar invoering van een meer autocratisch politieksysteem. De beweging werd een verzamelbekken van nationalisten, monarchisten, conservatieven en revanchistische militairen. Bij tussentijdse districtsverkiezingen in 1891 verpletterde Boulanger zijn tegenstander, waarop in Parijs een klein volksfeest uitbrak. Verschillende boulangisten meenden dat de tijd rijp was voor een staatsgreep, maar Boulanger trok zich op het laatste moment terug. Toen de plannen uitlekten, moest hij vluchten naar het buitenland. In Brussel vond hij troost bij zijn minnares Marguerite de Bonnemains. Toen zij aan tuberculose overleed, pleegde Boulanger zelfmoord op haar graf.
Poujade begreep dat de kleine zelfstandigen zich alleen konden verweren tegen de belastingdienst als zij zich organiseerden en bereid waren elkaar te steunen in de conflicten met deurwaarders. In Saint-Céré had Poujade samen met enkele lokale middenstanders al het goede voorbeeld gegeven door enkele deurwaarders het dorp uit te jagen.
Ontevreden kleine zelfstandigen
In 1953 richtte hij daarom de Union de Défense des Commerçants et Artisans (UDCA) op als spreekbuis van de ontevreden kleine zelfstandigen. In zijn zwarte Citroën reisde Poujade koortsachtig door het zuiden en westen van Frankrijk om lokale afdelingen van de beweging op te zetten en protestacties te leiden. In zijn toespraken beschuldigde hij de Franse politieke elite ervan dat zij het eigen volk met de toenemende belastingdruk het land uit wilde jagen om vervolgens van Frankrijk een kolonie van de Verenigde Staten te maken.
Meer dan eens zinspeelde Poujade bovendien op de zorgwekkend grote macht van Joden in Frankrijk: zij beheersten volgens hem de banken, de multinationals en de Franse politiek. Poujades campagne sloeg geweldig aan: in 1954 had de UDCA al honderdduizenden leden, een dagblad en weekblad, en een goed gevulde kas om in nood gekomen middenstanders te kunnen bijstaan. Manifestaties van de UDCA trokken inmiddels tienduizenden bezoekers. In oktober 1954 gaf de Franse minister van Financiën toe dat de Franse belastingdienst ten zuiden van de Loire nauwelijks nog zijn gezag kon doen gelden als gevolg van de activiteiten van de UDCA.
Opkomst van Poujade
De opkomst van Poujade was de zoveelste tegenslag voor de gekwelde Franse Vierde Republiek. Politicologen beschouwen de in 1946 gestichte Vierde Republiek als een schoolvoorbeeld van een niet-functionerend democratisch bestel. Door de politieke versplintering en sterke polarisatie was de vorming van een daadkrachtige regering vrijwel onmogelijk. In haar twaalfjarige bestaan, tussen 1946 en 1958, kende de Vierde Republiek maar liefst 25 regeringen, die gemiddeld een halfjaar aan de macht waren.
De republiek lag onder vuur van de grote communistische partij en van de gaullistische partij, waarin zich de aanhangers van de op een zijspoor geraakte generaal Charles de Gaulle hadden verzameld. Het land kampte voorts met een flinke inflatie, toenemende overheidstekorten en eindeloze stakingsgolven. De Franse economie was sterk verouderd: een derde van de bevolking werkte nog steeds in de agrarische sector, terwijl meer dan de helft van de Fransen in plattelandsdorpjes woonde.
De leerling: Jean-Marie Le Pen
‘Een voorbeeldfiguur voor de strijd van de middenklasse tegen de bureaucratie’, zo reageerde Jean-Marie Le Pen op het overlijden van Poujade in 2003. In het kielzog van Poujade maakte Le Pen zijn entree op het Franse politieke toneel, om daar nooit meer vanaf te gaan. Na avonturen in het Franse Vreemdelingenlegioen sloot Le Pen zich in 1955 aan bij de UDCA.
Namens de partij van Poujade werd de 28-jarige Le Pen in 1956 lid van het Franse parlement. Al snel kwam hij in conflict met de autoritaire Poujade en in 1958 stapte hij over naar een andere Franse protestpartij, het Centre National des Indépendants et Paysans. Na een fase waarin Le Pen een platenmaatschappij bestierde die onder meer nazi-liederen uitbracht, richtte hij in 1972 het Front National op. Pas in 1982 wist de partij electoraal door te breken en werd Le Pen in het Europees Parlement gekozen.
Het grootste succes behaalde de partij in 2002, toen Le Pen pas in de tweede ronde van de Franse presidentsverkiezingen werd verslagen. Bij die gelegenheid noemde Poujade zijn oud-leerling ‘een gevaar voor de democratie’. Dat hij in 1956 Le Pen een verkiesbare plaats had gegeven, beschouwde Poujade als de grootste fout van zijn politieke leven. In 2011 gaf Jean Marie Le Pen het stokje door aan zijn dochter Marine Le Pen, die hem in 2015 uit de partij zette.
Het zelfvertrouwen en de sociale cohesie van de ooit zo trotse Franse natie waren flink aangetast door de traumatische gebeurtenissen tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog. Tot overmaat van ramp raakte Frankrijk in 1954 de kolonie Indochina kwijt na een vernederende nederlaag in de slag bij Dien Bien Phu.
Voor het Algerijnse Front de Libération Nationale (FLN) was de nederlaag het signaal om ook de wapens tegen de Franse kolonisator op te pakken. In de herfst van 1955 had de Franse regering onder leiding van Pierre Mendès France inmiddels honderdduizenden Franse soldaten naar Algerije gestuurd om de orde te herstellen.
Tegen deze achtergrond besloot Poujade om deel te nemen aan de verkiezingen voor de Nationale Assemblee op 2 januari 1956, met als voornaamste programmapunt: sortez les sortants (‘weg met de politici’). Sommige politici mochten wat Poujade betreft direct worden opgeknoopt, zo vertelde hij tijdens verkiezingsbijeenkomsten. Zijn voornaamste bête noire was premier Mendès France, die als socialist, Jood en melkdrinker geen ware Fransman genoemd kon worden.
Het parlement bestond volgens Poujade in zijn geheel uit verraders en nietsnutten, en kon dan ook maar beter worden afgeschaft. In plaats van het parlement stelde Poujade voor om de in 1789 ontbonden Staten-Generaal in ere te herstellen, zij het in het modernere jasje van een corporatistisch samengesteld orgaan. Het Frankrijk zoals Poujade zich dat voorstelde was een natie van boeren en middenstanders die leefden in plattelandsdorpjes. Veel concreter werd zijn politieke programma niet.
Charles de Gaulle
Bijna 12 procent van de Franse kiesgerechtigden stemde op de poujadistische partij. Het electoraat bestond – hoe kan het ook anders– uit middenstanders en boeren uit het zuiden en westen van het land, waar de UDCA haar aanhang had. Zowel in binnen- als buitenland deed het resultaat veel stof opwaaien.
Voor het eerst sinds 1945 had een anti-politieke onderbuikpartij weer voet aan de grond gekregen in een belangrijk West-Europees land. In de daaropvolgende jaren zouden in verschillende landen soortgelijke bewegingen opkomen, die dan ook meestal als ‘poujadistisch’ werden aangeduid, zoals de Boerenpartij in Nederland. In Frankrijk zelf was het poujadisme echter een kort leven beschoren. Al snel ontstond er ruzie in de poujadistische fractie over van alles en nog wat. Het ene na het anders parlementslid verliet de fractie.
Poujade kreeg spijt van zijn beslissing om niet in het parlement te gaan zitten en hoopte via een verlate districtsverkiezing tevergeefs alsnog een zetel te krijgen. Ook probeerde hij het tij te keren door zich op te werpen als een fanatiek pleitbezorger van de Franse Algerijnen. Toen Charles de Gaulle in 1958 terugkeerde in de politiek en de Vijfde Republiek stichtte, viel echter definitief het doek voor de poujadisten. Veel van Poujades kiezers vestigden nu hun hoop op de iconische generaal die rust en stabiliteit beloofde.
De volksvertegenwoordiging bestond uit ‘verraders’ en ‘nietsnutten’
Even snel als hij was opgekomen, verdween Poujade van het politieke toneel. Hij richtte zich meer op commerciële activiteiten en schreef een autobiografie, getiteld J’ai choisi le combat (‘Ik heb voor strijd gekozen’). In 1979 deed hij nog een vergeefse poging om in het Europees Parlement te komen. Hij vertegenwoordigde inmiddels een vervlogen tijdperk. Zoals weinigen bij het woord ‘chauvinisme’ nog denken aan de patriottistische soldaat Nicholas Chauvin, zo was ook de term ‘poujadisme’ bekender geworden dan zijn schepper. Toen Poujade in 2002 publiekelijk waarschuwde voor de ooit door hem gelanceerde Jean Marie Le Pen, moest hij bij veel Fransen opnieuw worden geïntroduceerd.
De geestverwant: Hendrik Koekoek
De Poujade van Nederland heette Hendrik Koekoek. Vanaf 1946 leidde Koekkoek een protestbeweging, die zich keerde tegen de verplichte afdracht aan het Landbouwschap. Net als de poujadisten kwamen de ‘Vrije Boeren’ met hun protestacties regelmatig in conflict met het gezag. In de ijskoude winter van 1963 trokken honderden Vrije Boeren naar het Drentse dorp Hollandscheveld om te voorkomen dat drie boerengezinnen uit hun boerderijen werden gezet, omdat zij hadden geweigerd de heffing van het Landbouwschap te betalen.
In hetzelfde jaar kwam de Boerenpartij, die uit de beweging van de Vrije Boeren was voortgekomen, met drie zetels in de Tweede Kamer. Met zijn Drentse tongval en boerenwijsheden groeide fractievoorzitter Boer Koekoek in de daaropvolgende jaren uit tot een van de populairste parlementariërs in het land. In 1966 haalde de Boerenpartij bij de Provinciale Statenverkiezingen in totaal 44 zetels, terwijl de partij bij de gemeenteraadsverkiezingen opvallende resultaten behaalde in steden als Amsterdam (9,4 procent), Utrecht (9,3 procent), Haarlem (13 procent) en Nijmegen (14,4 procent).
De electorale opmars werd gestuit na onthullingen over het foute oorlogsverleden van enkele Boerenpartij-leden. In de daaropvolgende jaren werd de partij geteisterd door interne conflicten en een hele serie afsplitsingen. In 1981 verloor de partij haar laatste, door Boer Koekoek bezette zetel in de Tweede Kamer.