Politici op zoek naar de gewone man kunnen nog wat leren van Hendrik Koekoek. In de jaren zestig speelde deze leider van de Boerenpartij handig in op de afkeer van de Haagse kaasstolp onder veel gewone kiezers. Het maakte hem tot een van de populairste parlementariërs − maar niet lang.
Zijn naam valt tegenwoordig bijna alleen nog als er een partij of politicus belachelijk wordt gemaakt. Zestig jaar na de oprichting van zijn Boerenpartij geldt Hendrik ‘Boer’ Koekoek nog steeds als schoolvoorbeeld van politieke onkunde en vulgariteit. Legendarisch zijn aan hem toegeschreven uitspraken als: ‘Statistieken zeggen mij niets. Ik wil cijfers!’, of zijn verzuchting in de Tweede Kamer: ‘Ik krijg nooit geen beurt.’ Hilarisch was ook zijn carnavalssingle ‘Den Uyl zit in den Olie’ uit 1973, die hij met Vader Abraham opnam als protest tegen de door premier Joop den Uyl ingevoerde autoloze zondagen.
Minder onschuldig waren zijn steunbetuigingen aan het apartheidsbewind in Zuid-Afrika, zijn beschuldigingen en verdachtmakingen aan het adres van politici en journalisten die hem dwarsboomden, en de veroordelingen vanwege de verwaarlozing van de pony’s op zijn boerderij in Bennekom. In 1981 vertrok Koekoek als een door vrijwel iedereen gemeden eenling uit de Tweede Kamer nadat de Boerenpartij haar enige zetel had verloren.
Veel stemmen voor Boerenpartij
Toch was Boer Koekoek meer dan een politieke clown, en zijn Boerenpartij ook meer dan een platte protestpartij voor achterlijke boeren. In het hart van de jaren zestig, tussen 1963 en 1967, behoorde Koekoek tot de populairste politici van het land. Niet alleen op het platteland, maar ook in de Randstad wist deze bijna archetypische plattelander aardig wat medestanders te krijgen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1966 boekte de Boerenpartij verrassend goede resultaten in steden als Haarlem (13 procent), Den Haag (11 procent) en zelfs in ‘magies sentrum’ Amsterdam (10 procent).
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Bij de in datzelfde jaar gehouden Provinciale Statenverkiezingen haalde de Boerenpartij 6,7 procent van de stemmen, wat goed zou zijn geweest voor ongeveer 13 zetels in de Tweede Kamer. Zo was 1966 niet alleen het jaar van Provo, Nieuw Links en D’66, maar ook van de Boerenpartij. De uitslag bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 bleef iets achter bij de verwachtingen, maar met zeven zetels haalde de partij er evenveel als het D’66 van Hans van Mierlo. Waaraan dankten Koekoek en de Boerenpartij deze populariteit?
Dat was een vraag waarover in 1966 en 1967 veel commentatoren en politici zich het hoofd braken. Met zijn Drentse tongval, morsige kleding, simplistische boerenwijsheden en slechte dossierkennis leek Boer Koekoek op het eerste gezicht nou niet bepaald een stemmentrekker. Bij de televisiedebatten van 1963 had hij een tegenstander tot wanhoop gebracht door al diens uit doorwrochte rapporten gehaalde feitenmateriaal simpelweg te ontkennen. Van enige partijorganisatie was nauwelijks sprake, de verkiezingscampagne stelde niets voor en in het partijprogramma omarmde de Boerenpartij ouderwetse orthodox-protestantse beginselen. Sociologisch steunde de partij op een snel slinkende groep die in de moderne tijd weinig meer te zoeken leek te hebben, namelijk de kleine boeren in krimpregio’s als Drenthe en de Veluwe.
Hendrik Koekoek op zijn boerderij in Bennenkom in 1966. Later volgt een veroordeling wegens verwaarlozing van zijn pony’s.
In de jaren vijftig had Koekoek, die in deze kringen gold als een gewiekste durfal, al een deel van deze kleine boeren gemobiliseerd met een aantal spectaculaire acties tegen het Landbouwschap. Deze overheidsorganisatie was na de Tweede Wereldoorlog opgezet om de boeren te begeleiden in het noodzakelijk geachte proces van agrarische modernisering en schaalvergroting. Met al zijn bepalingen en in ambtelijk proza opgestelde brochures werd ‘het Schap’ het symbool voor de bemoeizucht van de sociaal-democratische minister van Landbouw Sicco Mansholt.
Boer Koekoek
De zelfbewuste Koekoek riep zijn ‘vrije boeren’ op om de jaarlijkse verplichte contributie aan het Landbouwschap niet te betalen en het zo nodig op confrontaties te laten aankomen. Die confrontaties kwamen er toen het Landbouwschap besloot om de bezittingen van de weigerachtige boeren in het openbaar te gaan veilen. In de ijskoude winter van 1963 kwam het zelfs tot hevige rellen in het Drentse Hollandscheveld tussen vrije boeren en de bereden politie. Radio en televisie brachten verslag uit van de boerenopstand in Drenthe. De beelden van boeren die onder begeleiding van de politie uit hun huizen werden gezet terwijl de sneeuw nog op de velden lag haalden zelfs buitenlandse media.
De vrije boeren ontvingen verschillende steunbetuigingen, onder meer van dagblad De Telegraaf, dat zich ook in die jaren al onderscheidde door haar campagnes tegen ongewenste overheidsbemoeienis. De rechts-anarchistische Telegraaf-columnist Jacques Gans zag de boeren als een soort moderne verzetsstrijders tegen de fascistische dwingelandij van de zuilendictatuur. Steun kreeg Koekoek ook vanuit conservatief-nationalistische partijtjes en organisaties, waarmee hij in de voorgaande jaren al contacten had gelegd, zoals het Oud-Strijders Legioen, de Partij van Vrije Burgers van de journalist Jan Fabius, de Middenstandspartij, enkele organisaties van Indië-gasten en het conservatief-nationalistische blad Burgerrecht. Aldus kon Koekoek het net zo breed uitwerpen dat hij bij de Tweede Kamerverkiezingen van mei 1963 uiteindelijk drie zetels wist te vangen.
‘Hij is iemand die de dingen eenvoudig zegt, niet zo’n wauwelaar’
Eenmaal in het parlement rees de ster van Koekoek snel. Wat veel politiek insiders als zijn grote zwakte zagen – zijn simplistische oplossingen, eenvoudige taalgebruik en gebrek aan dossierkennis – zagen veel gewone Nederlanders juist als zijn kracht. ‘Hij is iemand die de dingen eenvoudig zegt, niet zo’n wauwelaar die zijn volzinnen met Latijn doorspekt,’ zo verwoordde een van zijn aanhangers een breed gedeeld sentiment. Daaraan bestond grote behoefte, want midden jaren zestig was de Haagse politiek een schaakspel geworden waar de gewone kiezer steeds minder van begreep en al helemaal geen invloed op kon uitoefenen.
Zo wisselde de oppermachtige KVP in 1965 de VVD als coalitiepartner gewoon in voor de PvdA en verving zij de zwakke premier Vic Marijnen door de bevlogen Jo Cals. Om het oordeel van de kiezer werd niet gevraagd. Pas in 1967 waren er weer verkiezingen: Cals was tegen die tijd overigens alweer vervangen door de derde premier in vier jaar tijd, de antirevolutionair Jelle Zijlstra. Koekoeks verwijt dat de politieke partijen eigenlijk één pot nat waren en dat de kiezer niets te zeggen had, was in het midden van de jaren zestig dus zo gek nog niet. Hans van Mierlo zou dezelfde analyse iets eleganter verwoorden, en zijn D’66 werd aanvankelijk dan ook ‘de Boerenpartij voor Intellectuelen’ genoemd.
Daarnaast had Koekoek een goede neus voor de juiste onderwerpen. Zo profileerde hij zich als een voorvechter van de Radio Exploitatie Maatschappij, die vanaf een buiten de territoriale wateren gelegen booreiland radio- en televisie-uitzendingen verzorgde. Maar eind 1964 besloot de regering om in te grijpen en de onder de bevolking populaire uitzendingen van Radio en TV Noordzee te verbieden. Volgens Koekoek was het weer een bewijs dat de politieke partijen elke voeling met de gewone Nederlander waren verloren. Deze had, zo wist hij, genoeg van alle politieke kletspraatjes van de verzuilde omroepen en wilde gewoon vrolijk amusement. Om zijn steun aan de REM te onderstrepen bood hij twee omroepsters van TV Noordzee een plek op de kandidatenlijst aan.
Boer Koekoeks uitspraken
Maar er bleken ook minder onschuldige figuren op de kandidatenlijsten van de Boerenpartij te zijn terechtgekomen. Na de spectaculaire overwinningen bij de Provinciale Statenverkiezingen en gemeenteraadsverkiezingen volgde de ene na de andere pijnlijke onthulling over het oorlogsverleden van veel Boerenpartij-politici. Zo bleek het gekozen Eerste Kamerlid Hendrik Adams, nota bene een oude vertrouweling van Koekoek, in 1946 te zijn veroordeeld wegens collaboratie. Een medesenator raakte daar zodanig door van de kook dat hij Adams vlak na zijn beëdiging een klap verkocht. Koekoek hield Adams de hand boven het hoofd en weigerde ook andere oud-NSB’ers te laten vallen. In plaats daarvan dreigde hij een boekje open te doen over het oorlogsverleden van enkele van zijn collega-Kamerleden uit andere fracties. Veel Boerenpartij-leden vertrokken, onder wie meerdere verkozen kandidaten. Ook De Telegraaf distantieerde zich nu van Koekoek.
Vanaf dat moment ging het steeds meer bergafwaarts met de partij. Koekoek was niet van zins om de partij ook maar enigszins te professionaliseren en zag steeds vaker achter elke boom een vijand. Het ene na het andere lid van zijn fractie werd geroyeerd, totdat die in 1971 nog maar uit twee leden bestond. In 1972 hoopte Koekoek een nieuw electoraat aan te boren door zich behalve tegen de baantjesjagers in de politiek ook tegen de komst van gastarbeiders te keren. Die opzet slaagde maar ten dele. Dat jaar behaalde de Boerenpartij drie zetels, maar ook deze fractie viel al snel uiteen in drie delen.
‘Statistieken zeggen mij niets. Ik wil cijfers!’
Na de verkiezingen van 1977 bestond de partij alleen nog uit de eenmansfractie van Koekoek. In 1981 viel het doek definitief. Het kernelectoraat – de kleine boeren – was te klein om hem nog een zetel te bezorgen. Zijn collega-parlementariërs waren hem tegen die tijd inmiddels zo zat dat zijn overlijden in 1987 bij hoge uitzondering niet werd herdacht in de Tweede Kamer.
Het beeld van de Boerenpartij is sterk gekleurd door haar tragikomische ondergang in de jaren zeventig. Daardoor wordt te makkelijk voorbijgegaan aan de opmerkelijke populariteit van Koekoek in de jaren zestig. Net als Hans van Mierlo belichaamde Koekoek de weerzin die veel burgers voelden tegen de stroperige, ondoorzichtige Haagse politiek en het ouderwetse paternalisme van de zuilen. Daarnaast toonde Koekoek als een van de eersten aan dat een droogkomisch simplisme en een beroep op het gezond verstand van de gewone Nederlander uitstekende wapens waren om de bevlogen ernst en gedrevenheid van professionele politici belachelijk te maken. Van die wetenschap zouden politici als Hans Wiegel en Dries van Agt in de jaren zeventig dankbaar gebruikmaken. Ook zijn gewoonte om de door tegenstanders aangehaalde feiten botweg te ontkennen zou veel navolging krijgen, tot in het Witte Huis aan toe.