In 1940 richtten rechts-conservatieven een verzetsgroep op. Die moest ‘de orde en rust handhaven na het vertrek van de Duitsers’. De bezetter trad keihard tegen hen op.
Twee maanden voor het eerste Jodentransport naar Auschwitz, op 15 juli 1942, brachten de Duitsers het verzet een vernietigende slag toe. In acht dagen tijd werden bijna honderd verzetsmensen in het concentratiekamp Sachsenhausen geëxecuteerd. Nooit eerder in de afgelopen eeuwen ondergingen zoveel Nederlandse mannen in zo’n korte tijd een dergelijk wreed lot. Wie nu nog overwoog zich bij het verzet aan te sluiten, was een meer dan gewaarschuwd man.
Meer lezen over de Tweede Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De overgrote meerderheid van de slachtoffers maakte deel uit van de rechts-conservatieve, op militaire leest geschoeide verzetsorganisatie Ordedienst (OD). Direct na de Duitse inval begonnen zich overal in het land mannen te organiseren om de bezetter het hoofd te bieden. De eerste aanzet voor de oprichting van de OD werd gegeven door de reserve-luitenant-kolonel van de artillerie Johan Hendrik Westerveld. Hij had een opleiding gevolgd tot beroepsofficier, maar verliet de militaire dienst in 1920.
Kort na de Duitse inval begon hij met de opbouw van een dienst die pas actief zou moeten worden als de Duitsers na een jaar – zo was althans de verwachting – weer zouden vertrekken. Door de overheid te steunen bij de handhaving van het gezag moest worden voorkomen dat er een machtsvacuüm zou ontstaan en dat de communisten misbruik van de situatie zouden maken. Gewapend verzet zou tot dan hoegenaamd geen zin hebben, meende Westerveld: de vijand was gewoon te sterk. Hij en enkele geestverwanten begonnen daarop voormalige militairen en burgers zonder een militaire achtergrond te werven. Toen ook andere gelijkgezinde formaties zich bij hen aansloten, groeide de OD van een onsamenhangend conglomeraat uit tot een landelijke organisatie.
Geselecteerde groepen kregen opdracht wapens te verzamelen, zoals bij het staatsbedrijf Artillerie-Inrichtingen. Een deel ervan kwam in handen van een speciaal commando dat tot taak had verraders te liquideren. Terwijl Westerveld de organisatie verder uitbouwde, onder meer door negentien gewestelijke commandanten te benoemen, hoorde de Sicherheitsdienst (SD) eind maart 1941 voor de eerste keer van het bestaan van de OD. Dat was nadat de Haagse politierechercheurs Leo Poos en Martin Slagter – een berucht duo dat was gedetacheerd bij de SD – een aantal mensen hadden gearresteerd wegens wapenbezit.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Spionage en sabotage
Tijdens de verhoren viel ook de naam van Westerveld, waarop de rechercheurs besloten hem op 3 april te arresteren. Na de oorlog verklaarde SD-man Walter Bartels dat Westerveld hun ‘uit vrije wil’ informatie zou hebben verstrekt over de organisatorische opzet en de doelstellingen van de OD. Dit alles zou weer hebben geleid tot een reeks van arrestaties van districts- en plaatselijke commandanten. De twee rechercheurs kwamen er zo ook achter dat enkele Delftse studenten in het bezit waren van springstof. Het bleek na hun arrestatie dat ze in verbinding stonden met de Delftse hoogleraar Richard Schoemaker. Hoewel die een eigen verzetsgroep leidde, onderhield hij nauwe banden met de OD. Op 2 mei hielden ze ook hem aan.
Westerveld werd opgevolgd door luitenant-kolonel Pierre Versteegh. Een doortastend man die vaart probeerde te zetten achter de verdere uitbouw van de organisatie door onder meer de fusie tussen de OD en het Legioen Oud-Frontstrijders (LOF) af te ronden. Hiermee werden binnen de verzetsorganisatie nieuwe accenten gezet. De mannen van het LOF hadden wel degelijk een rechtstreeks actief optreden voor ogen in de vorm van sabotage, spionage en de aanleg van een wapenarsenaal. Al bleef ook na de fusie de officiële doelstelling van de OD ‘het handhaven van de orde en rust na het vertrek van de Duitsers’. Tegelijkertijd aanvaardde men eveneens het uitgangspunt van het LOF, namelijk dat de nieuwe OD directe strijd zou voeren tegen de Duitsers, waar en wanneer dit mogelijk was.
De SD zat intussen niet stil en op 4 juli slaagde de dienst er na verraad in ook een andere aan de OD gelieerde Delftse groep op te rollen. De leider ervan, de hoogleraar Jan Mekel, een plechtstatige man met een lange baard, liet vooral militaire inlichtingen verzamelen om die aan de regering in Londen te kunnen doorgeven. De verrader van de groep, de 19-jarige Hugo de Man, was een voormalig lid dat na zijn arrestatie was ‘omgedraaid’. Hij werd op 14 augustus 1941 geliquideerd door leden van de OD en de Schoemakergroep.
Het leiderschap van Versteegh duurde amper vijf maanden, waarna de Gestapo hem op 12 september oppakte. Nog korter had zijn opvolger, ditmaal een burger zonder militaire achtergrond, het voor het zeggen: twee maanden. Onder de schuilnaam ‘Oom Alexander’ had jonkheer Joan Schimmelpenninck al eerder zijn eigen inlichtingennetwerk in de OD laten opgaan. Hij was ervan overtuigd dat het land op elk moment kon worden bevrijd. In dat geval zou een Voorlopig Bewind het moeten overnemen, met aan het hoofd een driemanschap, bestaande uit hemzelf, de oud-gouverneur-generaal van Nederlands-Indië Bonne de Jonge en luitenant-generaal b.d. jonkheer Willem Röell, voormalig commandant Veldleger.
‘Communisten tevreden’
Wat het effect van de executies op het verzet was, is moeilijk vast te stellen. De voorzitter van de Joodsche Raad, David Cohen, beweerde na de oorlog dat hij in die tijd nog geen contact had met het verzet. Later zei hij dat dit er wel was geweest zonder verder aan te geven waaruit dat bestond. Volgens Erich Deppner, werkzaam bij de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst in Den Haag, verkneukelden de communisten zich juist over de executies. In augustus 1942 berichtte hij over informatie te beschikken dat ze die met het oog op de klassenstrijd zelfs toejuichten. Zonder zichzelf te compromitteren zouden op die manier hun tegenstanders zijn vernietigd.
In afwachting van de grote dag liet hij alvast staatsieportretten van hun drieën maken. Die zouden dan overal in het land in de etalages van de winkels moeten komen. Op 13 november werd Schimmelpenninck echter door Poos en Slagter opgepakt. Omdat hij weigerde iets te zeggen, onderwierpen ze hem aan een verschärfte Vernehmung, oftewel verscherpt verhoor in de vorm van onder meer stokslagen op het achterwerk en nachtenlange verhoren.
Het duurde toen nog bijna negen maanden voordat het proces tegen de leidende figuren begon. Normaal was dat drie, vier maanden, of zoals bij de Februaristaking vijf maanden. Bovendien stond immers al op voorhand vast dat de meesten de doodstraf zouden krijgen. Wat vermoedelijk ook nog tot vertraging leidde was dat tussendoor op 20 januari 1942 de Wannsee-conferentie plaatsvond, waar de laatste beslissingen over ‘de definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk’ werden genomen. Het ontkiemend verzet dat in de afgelopen maanden toch al zware klappen had gekregen, moest kennelijk eens en voorgoed worden geëlimineerd. Niets en niemand mocht de Duitsers bij hun plannen in de weg staan.
Showproces
Voorafgaande aan het proces waren de meeste gearresteerde OD’ers op 5 september 1941 overgebracht naar het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort. Ze zaten daar zeven maanden, voordat 86 van hen, leden van de OD alsmede van de Mekel- en Schoemakergroep, op 27 maart 1942 opdracht kregen burgerkleding aan te trekken. Ze werden vervolgens overgebracht naar het Paviljoen De Hoge Witte tegenover het Berghotel in Amersfoort. Het proces voor de Duitse krijgsraad, het Feldkriegsgericht des kommandierenden Generals und Befehlshabers im Luftgau Holland, begon eind maart 1942.
De tenlastelegging loog er niet om: begunstiging van de vijand, spionage, verboden wapenbezit en het bezit van explosieven. De Duitsers rekenden het de veertien beroepsofficieren bovendien zwaar aan dat die ondanks de door hen getekende erewoordverklaring deel hadden genomen aan een verzetsorganisatie. Om het allemaal nog eens flink aan te zetten schatten ze ‘de potentiële sterkte [van de OD] op honderdduizend man’. In werkelijkheid telde die op dat tijdstip amper 4000 man. Van begin af aan was het zonneklaar dat de vonnissen al vaststonden en dat het niet meer dan een showproces was.
De slotzitting vond op 11 april plaats in de kampkantine van de SS-bewaking. In het vonnis stelden de drie rechters vast dat de OD ‘in omvang, opbouw, vertakkingen naar beneden en bewapening als de gevaarlijkste van de tot nu toe opgerolde verzetsorganisaties en waarschijnlijk als het eigenlijke verzetscentrum’ kon worden beschouwd. Van de 76 OD-leden kregen zes een tuchthuisstraf en werden zeventig man ter dood veroordeeld, onder wie Westerveld, Versteegh en Schoemaker. Van zeven man werd alsnog het doodvonnis omgezet in levenslange tuchthuisstraf. De 63 terdoodveroordeelden gingen dezelfde middag op transport naar de Wehrmachtsgefängnis in Utrecht. Van de tien leden van de Mekelgroep kregen op 17 april negen, met inbegrip van Mekel, de doodstraf. Alle 72 terdoodveroordeelden werden twee weken later met de trein naar de stad Oranienburg gebracht, en vandaar ging het naar het naburige concentratiekamp Sachsenhausen.
Gevangenen trokken de gouden tanden van de slachtoffers
De executie van de ‘Oranjemannen’ – zoals de hoogste Duitse politie- en SS-autoriteit in Nederland, Hanns Albin Rauter, hen spottend noemde – vond op zondagochtend 3 mei plaats. Volgens Jan Schulten werden ze gefusilleerd op de Schießstand van het kamp, de schietbaan. Maar Loe de Jong schrijft in zijn standaardwerk dat ze op de Industriehof met een nekschot zijn afgeslacht. Gevangenen moesten erna met tangen de gouden tanden van de slachtoffers trekken.
Grote ontzetting
Op last van het Presseamt van het rijkscommissariaat zetten alle Nederlandse kranten een dag later het nieuws over de executie van de 72 leden van ‘een geheime organisatie’ prominent op de voorpagina. Ze dienden daarbij de summiere bekendmaking integraal af te drukken. In een telexbericht had het Presseamt de redacties opgedragen ‘in hetzelfde nummer een nadrukkelijke waarschuwing tot het publiek te richten naar aanleiding van de doodvonnissen’. Dit zou kunnen als hoofdartikel of bij wijze van toelichting op de bekendmaking.
Efficiënte aanpak verzetsgroepen
Het kostte de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst de eerste twee jaar van de bezetting niet al te veel hoofdbrekens het ontluikend verzet in Nederland in de kiem te smoren. Gepokt en gemazeld in de jaren na de machtsovername in 1933 door Adolf Hitler wisten ze hoe ze het moesten aanpakken. Een goed beeld waarmee de bezetter in die beginfase werd geconfronteerd, geven de Meldungen aus den Niederlanden. In deze interne wekelijkse nieuwsbrief deed de SD onverbloemd verslag van wat zich hier afspeelde, zowel qua verzet als qua anti-Duitse incidenten. Het werd niet mooier voorgesteld dan het was.
Er verstreek volgens de Meldungen bijna geen week of er werden wel ergens in het land telefoonkabels doorgesneden bij een Wehrmachtkazerne. Het werd haast een sport om auto’s van de Wehrmacht en de Grüne Polizei onklaar te maken door suiker in de benzinetank te gooien. Duitse soldaten en NSB’ers werden op straat uitgejouwd. Het zette allemaal geen zoden aan de dijk. De bezetter liet zich niet van de wijs brengen en in de loop der maanden rolde hij de ene verzetsgroep na de andere op, hierbij veelal bijgestaan door Nederlandse handlangers: foute politiemannen alsook V-mannen oftewel verklikkers en informanten.
Zo kon het hoofd van de Amsterdamse inlichtingendienst, de NSB’er Douwe Bakker, op 22 oktober 1941 hoofdcommissaris en partijgenoot Sybren Tulp melden dat zijn mensen er de afgelopen drie maanden in waren geslaagd zeven illegale organisaties op te rollen. Het zou gaan om ‘Het Nederlandsch Oranje Leger’, ‘De Geuzen’, ‘De Leeuwengarde’, ‘De Oranjegarde’, ‘Het Oranje Front’, een ‘Vrij Nederland’-groep en een naamloze organisatie. Volgens Bakker liep er een onderzoek naar nog enkele andere organisaties, maar hij vroeg zich af of zijn mensen niet alvast recht hadden op een blijk van waardering. Erg scheutig toonde Tulp zich vervolgens niet, met vijftien gulden de man.
Wat de journalisten behoorden te schrijven, had perschef Walther Wilhelm Dittmar hun zondagmiddag gedicteerd tijdens een speciale persconferentie. De teneur was dat de mannen het over zichzelf hadden afgeroepen. Ze hadden zich namelijk ingelaten met praktijken die tegen de bezetter waren gericht. Ook moest worden benadrukt dat de officieren hun erewoord hadden geschonden. Het verdiende verder aanbeveling te vermelden dat 10 procent van de geëxecuteerden Joods was. Voordat de journalisten hun artikel in de krant zetten, dienden ze het wel eerst aan Dittmar te laten lezen.
Op maandag 11 mei volgde in het kamp Sachsenhausen de executie van nog eens vierentwintig Nederlandse mannen. De terdoodveroordeelden, de meesten afkomstig uit de kringen van het LOF, hadden terechtgestaan in Maastricht. In de kranten werd hieraan aanmerkelijk minder aandacht besteed dan aan de terechtstelling van de eerste groep. Ze beperkten zich tot de constatering dat het ook ditmaal om ‘een waarschuwing’ ging.
‘Nederland zal deze martelaren nimmer vergeten’
De bevolking en ook de Nederlandse gemeenschap in Londen reageerden met grote ontzetting op de berichten over de massaslachting. Op de avond van 4 mei ging koningin Wilhelmina in een radiotoespraak uitgebreid in op de executies, om af te sluiten met de woorden: ‘Nederland zal de martelaren, die vielen voor de bevrijding, nimmer vergeten.’ Ook in de illegale pers werd er uitvoerig aandacht aan besteed. Maar die commotie was juist wat de bezetter wilde teweegbrengen. Want in diezelfde periode bereidde hij de deportaties voor van de Nederlandse Joden. De ene hooggeplaatste nazifunctionaris na de andere bezocht in die weken Nederland.
De architect van de Holocaust, Adolf Eichmann, liep in Den Haag en Amsterdam zowat de deur plat om erop toe te zien dat zijn instructies nauwgezet werden uitgevoerd. Het hoofd van de Gestapo en de SD Reinhard Heydrich bezocht Den Haag op 11 mei, de dag van de tweede massa-executie. Vijf dagen later keerde hij samen met Reichsführer-SS Heinrich Himmler terug. Ze wilden er zeker van zijn dat niemand hun een strobreed in de weg legde bij hun voornemen, de vernietiging van het Nederlandse Jodendom.
Meer weten
- Willi Lages. Ceremoniemeester van de dood (2023) door Sytze van der Zee is de biografie van een van de grootste nazimisdadigers in Nederland.
- De geschiedenis van de Ordedienst (1998) door J.W.M. Schulten beschrijft de mythe en de werkelijkheid van deze verzetsorganisatie.
- Rauter. Himmlers vuist in Nederland (2017) door Theo Gerritse schetst het harde optreden van de Duitsers.
Openingsafbeelding: Twee mannen verbergen hun stenguns in grote wijnvaten.