Home Indonesische moslims voerden een heilige oorlog tegen Nederland

Indonesische moslims voerden een heilige oorlog tegen Nederland

  • Gepubliceerd op: 4 april 2025
  • Laatste update 04 apr 2025
  • Auteur:
    Koos-jan de Jager 
  • 9 minuten leestijd
Gevangengenomen Hizbullah-soldaten: Ali en Mohammed van 14 en 17 jaar.

In de zomer van 1947 riep de Indonesische moslimpoliticus Kartosuwirjo op tot strijd tegen Nederland, de ‘helse vijand’. Hij stichtte een onafhankelijke islamitische staat op West-Java, die tot in de jaren zestig zou bestaan. Nog steeds vormt hij een inspiratiebron voor radicale moslims. 

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u ook toegang tot HN Actueel? Hiermee leest u dagelijks geschiedenisverhalen met een actuele aanleiding op onze website en ontvangt u exclusieve nieuwsbrieven. U kunt de eerste maand onbeperkt lezen voor € 1,99. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Vanaf het begin van de Indonesische nationalistische beweging vormde de islam een belangrijke bron van verzet. Veel moslims zagen de onafhankelijkheidsoorlog die na 15 augustus 1945 uitbrak als een strijd die zou leiden tot de vestiging van een islamitische staat, geregeerd door een imam en op basis van islamitische wetgeving. Moslimleiders vaardigden fatwa’s uit die opriepen tot de verplichte heilige oorlog tegen de Nederlandse kolonisator.  

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Een van hen was Sekarmadji Maridjan Kartosuwirjo (1905-1962). Hij was voor de Nederlanders geen onbekende. In de jaren twintig studeerde hij op de Nederlandse artsenschool in Soerabaja. Daar raakte hij betrokken bij de Sarekat Islam, de grootste nationalistische organisatie die Indonesië op dat moment kende. Al snel verliet hij zijn medicijnenstudie om zich helemaal op de politiek te storten. Na zijn huwelijk met de dochter van Agus Salim, een andere prominente politicus, werkte Kartosuwirjo zich op tot een belangrijke speler in de nationalistische beweging.  

In 1940 stichtte hij op West-Java een islamitische school, waar hij jongeren onderwees in de leer. Zonder veel moeite vormde hij die in 1945 om tot een militair opleidingsinstituut, waar jonge moslims werden getraind om een heilige oorlog tegen Nederland te voeren. Zijn volgelingen geloofden dat hun leider een bijzondere band met Allah had, die hem bijzondere mystieke gaven schonk om zijn leger te leiden tot de overwinning. Kartosuwirjo was daarin overigens niet de enige, op vele plaatsen in de archipel voerden geestelijken hun milities aan.  

Dit affiche roept op tot de onafhankelijkheidsstrijd.
Dit affiche roept op tot de onafhankelijkheidsstrijd.

Op politiek gebied streefde Kartosuwirjo met andere moslimpolitici in de Masjumi, de verenigde moslimpartij, naar een onafhankelijke republiek op islamitische grondslag. Maar Soekarno, de eerste president van Indonesië, had een seculiere staat op het oog, waarin godsdienstvrijheid voor iedereen was gewaarborgd. Door handig politiek optreden wist hij moslimpolitici buitenspel te zetten en zijn opvattingen vast te leggen in de eerste grondwet. Zeer tegen de wens van moslimpolitici kwam daarin geen enkele verwijzing naar de islam voor: de sharia werd op het laatste moment uit de tekst geschrapt evenals de eis dat de president een moslim zou zijn.   

De Pancasila-filosofie 

De filosofische grondslag van de Indonesische staat berust op vijf basisprincipes, de Pancasila, die president Soekarno in 1945 aankondigde. Het eerste principe was het geloof in de ene en enige God. Hoewel Indonesië voor het overgrote deel uit moslims bestond, koos Soekarno voor godsdienstvrijheid voor alle monotheïstische godsdiensten. De andere principes waren ‘rechtvaardige en beschaafde menselijkheid’, ‘eenheid voor Indonesië’, een ‘democratie geleid door innerlijke wijsheid en overleg door volksvertegenwoordigers’ en ‘sociale rechtvaardigheid voor de hele Indonesische bevolking’. Op Indonesische scholen krijgen kinderen en studenten nog steeds grondig onderwijs in de staatsfilosofie. In het nationale wapen worden de vijf principes gerepresenteerd op het schild van de godheid Garoeda.  

Poster met het wapen van Indonesië en de vijf basisprincipes, circa 1987.
Poster met het wapen van Indonesië en de vijf basisprincipes, circa 1987.

Theocratische staat  

Kartosuwirjo was een compromisloos politicus. De onderhandelingen die de Indonesische regering met Nederland begon, waren hem een doorn in het oog. Toen na de Nederlandse militaire aanval in juli 1947 ook West-Java in een strijdtoneel veranderde, zei Kartosuwirjo de politiek definitief vaarwel. Hij trad naar voren als een regionale warlord, de leider van de anti-Nederlandse guerrilla. Maar zijn droom was en bleef een echte islamitische staat.  

Wat landelijk niet lukte, kreeg Kartosuwirjo in 1948 wel voor elkaar. Hij maakte gebruik van het machtsvacuüm dat op West-Java was ontstaan. Indonesië had volgens de zogeheten Renville-overeenkomst beloofd zich terug te trekken uit dat gebied, om het aan Nederland over te dragen. Kartosuwirjo vormde daarop de achtergebleven islamitische milities – bekend als Hizbullah (‘Allah’s Leger’) en Sabilillah (‘Weg van God’) – om tot een effectief leger dat de macht naar zich toetrok. Zijn voormalige politieke partij werd een staatkundige organisatie.  

Leden van de islamitische militie Hizbullah, augustus 1947.
Leden van de islamitische militie Hizbullah, augustus 1947.

Via bijeenkomsten met lokale islamitische leiders bouwde Kartosuwirjo vervolgens verder aan een complete theocratische staat, de Darul Islam, geregeerd door een imam en een raad van geestelijken. Als nieuwe imam-president was Kartosuwirjo succesvol. In korte tijd wist hij een agressieve politieke en militaire macht op de been te brengen. Aan het einde van het jaar distantieerde hij zich openlijk van Soekarno en zijn medestanders, die onderhandelden met Nederland. De inname van Yogyakarta door Nederlandse parachutisten eind 1948 zag hij als een gift van Allah, nu bleef alleen zijn gebied over als vrije staat.  

De steun daarvoor groeide snel. Overal in de regio verklaarden islamitische geestelijken zich solidair met de Darul Islam. Zij werden benoemd tot ambtenaren in de nieuwe staat en moesten erop toezien dat de islamitische wetten werden gevolgd. Op andere plekken trokken moslimtroepen simpelweg dorpen binnen en dwongen de bevolking om de Darul Islam te steunen. Het doel om heel Indonesië tot een islamitische staat te maken, werd niet behaald. Tochten die de beweging buiten West-Java ondernam om steun te verwerven, mislukten vooralsnog. Maar binnen het eigen gebied had Kartosuwirjo de touwtjes stevig in handen.  

Moslimtroepen dwongen de bevolking om Darul Islam te steunen 

‘De weg van God’

Nadat Nederland in december 1948 de aanval weer had ingezet, kreeg de moslimbevolking van West-Java ondubbelzinnige woorden te lezen. Er was geen andere weg dan de wapens op te nemen tegenover deze ‘helse vijand’, schreef Kartosuwirjo. Iedere moslim had de plicht om de heilige oorlog aan te vatten. De ‘totalitaire oorlog’ moest zolang worden gevoerd totdat de Nederlandse overheersing volkomen was opgeruimd en de islamitische staat was gevestigd. Pamfletten bevestigden de boodschap. ‘Alle vijanden van God, vijanden van het geloof en van de staat’ moesten worden verdreven. Wie sneuvelde in de strijd was een martelaar. ‘Hij die oorlog voert ter verheffing van de islam, bevindt zich op de weg van God.’  

De leiding van de Darul Islam tuigde een complete krijgsmacht op. Voor toelating tot deze Tentara Negara Islam Indonesia moesten militairen zich ritueel wassen en een eed afleggen richting Mekka. ‘Ik ben bereid om de islam te verdedigen en vooruit te brengen, en ik ben bereid om een ieder, die de islam wil vernietigen, uit de weg te ruimen.’ Instructies voor deze islamitische troepen lieten niets aan de verbeelding over. Alle tegenstanders moesten zonder aarzelen worden geliquideerd. Met gevangenen hoefden militairen geen medelijden te hebben: ‘Gevangenen worden door middel van de golok [kapmes] afgeslacht,’ luidde de opdracht. ‘Ook kan de strop gebruikt worden. Voorts in heet water gekookt.’ Iedereen die samenwerkte met de Nederlanders was een doelwit. ‘Als je blijft samenwerken met de Hollanders is het beslist met je gedaan. De Dar Ul Islam zit overal,’ waarschuwde een pamflet. En het zou niet bij woorden blijven.  

‘Gevangenen worden door middel van de golok afgeslacht’ 

De Nederlandse militaire inlichtingendienst hield Kartosuwirjo en zijn ‘schijnstaat’ nauwgezet in de gaten. Een rapport beschreef hem als een ‘zeer geslepen en sinistere figuur’, die met zijn fanatieke redevoeringen zijn volgelingen opzweepte tot de strijd. Het teruggekeerde Nederlandse koloniale bestuur zag de Darul Islam als een extreme uitwas die niets van doen had met de ‘echte islam’.  

Eind 1945 had islamkenner Charles van der Plas al geschreven dat de meeste moslimgeestelijken zich niet lieten verleiden tot dit soort fanatisme. ‘De groote meerderheid der waarlijk oprechte en vrome Moslimsche leiders is weerloos in de macht van de extremisten en poogt zich te handhaven in een behoedzame afzijdigheid van de beroeringen en de ophitserij om hen heen.’ Als naaste medewerker van Huib van Mook zette Van der Plas juist beleid op om gematigde islamitische leiders aan de Nederlandse kant te houden.  

Evacuatie van Tasikmalaja,
februari 1948. Het dorp wordt
enkele maanden later veroverd
door de Darul Islam.
Evacuatie van Tasikmalaja, februari 1948. Het dorp wordt enkele maanden later veroverd door de Darul Islam.

Ondertussen kregen Nederlandse troepen opdracht om de Darul Islam te bestrijden. Dat bleek ingewikkeld, net als elders onttrokken de milities zich aan directe gevechten. Hun guerrillatactiek was moeilijk te bestrijden. Militairen beschouwden het islamitische leger van de Darul Islam als een regelrechte terreurorganisatie, die voor tegenstanders geen genade kende. Uiteindelijk was de lokale bevolking daarvan de dupe, aldus de inlichtingendienst. Waar geen beveiliging van de Nederlandse detachementen aanwezig was, gingen dorpen gebukt onder brandstichting, roof en moord. De Darul Islam voerde niets minder dan ‘een meedogenloze strijd tegen de burgerbevolking’. Militairen bestreden de tegenstander waar ze konden, maar slaagden er niet in hem te verslaan.  

Rond het stadje Tasikmalaja kwam het bijvoorbeeld tot harde gevechten. Inlichtingenmensen ontdekten dat islamitische strijders van plan waren het om op nieuwjaarsdag 1949 aan te vallen. Klokslag middernacht kwam het tot een treffen. ‘Met veel herrie, slaand op de tong-tong en geschreeuw kwam een grote groep Darul Islam uit de bergen,’ schreef een militair in een gevechtsrapport. De Nederlandse troepen zaten klaar om de tegenstander een warm onthaal te geven. Toen die onder ‘hevig krijgsgebrul’ de aanval opende, schoten zij terug. Drie kwartier later moesten de Indonesiërs zich terugtrekken, tientallen doden achterlatend.  

‘Dutch Infiltration’  

De republikeinse regering zag Kartosuwirjo als een politieke avonturier. Soekarno was ervan overtuigd dat de Darul Islam-beweging steun kreeg van Nederland, omdat het zo onrust kon zaaien in het jonge Indonesië. De afkorting DI stond voor ‘Dutch Infiltration’, zo dacht men – ten onrechte – op het Indonesische hoofdkwartier. De krijgsmacht kreeg opdracht om alle volgelingen van Kartosuwirjo te doden. ‘Alle bacillen en excessen van de D.I. moeten worden uitgeroeid,’ schreef de commandant van West-Java. Maar het republikeinse leger moest het militair afleggen tegen de islamitische troepen. In het voorjaar van 1949 werkten Indonesische troepen zelfs samen met Nederlandse troepen om de Darul Islam-milities te verslaan, maar zonder succes.  

Islamitisch terrorisme

Na de executie van Kartosuwirjo viel de Darul Islam uiteen, maar verdween niet definitief. Zijn radicale opvattingen vormden een blijvende inspiratiebron voor terroristische groeperingen in Indonesië. In de jaren tachtig wilden ideologische nazaten van Kartosuwirjo net als in Iran ook in Indonesië een theocratische revolutie tot stand brengen. Dat mislukte, maar terroristische aanslagen blijven voorkomen, zoals aanvallen op kerken en tempels in 1985. De terroristische groepering Jemaah Islamiyah, die onder andere in 2002 een serie bomaanslagen uitvoerde op Bali, heeft haar wortels eveneens in de Darul Islam-beweging. Zo werkt het radicale denken van Kartosuwirjo tot op heden door in het militante jihadisme in Indonesië.  

Ravage op de plek van een aanslag in Denpasar, Bali, 16 oktober 2002.
Ravage op de plek van een aanslag in Denpasar, Bali, 16 oktober 2002.

Ook nadat Nederland zich had teruggetrokken uit de kolonie weigerde Kartosuwirjo zijn avontuur te beëindigen. Onderhandelingen met Soekarno, een oude jeugdvriend uit Soerabaja, wees hij af. Liever presenteerde hij zichzelf als degene die de islam trouw was gebleven en nooit had willen onderhandelen met ongelovigen. Om dat te onderstrepen proclameerde hij in augustus 1949 formeel de Negara Islam Indonesia (Islamitische Staat Indonesië) als de werkelijke uitkomst van de onafhankelijkheidsstrijd. En zijn leger zette de strijd onverminderd voort.  

De strijd om de hegemonie was bij de soevereiniteitsoverdracht in 1949 dus allerminst voorbij. West-Java veranderde in gevaarlijk gebied, waar ook andere bendes kansen zagen. Jarenlang was de weg tussen Jakarta en Bandung enorm gevaarlijk: auto’s en bussen werden constant aangevallen. Passagiers werden beroofd of zelfs vermoord. Bendes trokken rond, dorpen werden aangevallen, geplunderd en verbrand. De Darul Islam beroofde banken, stal medicijnen en kidnapte onschuldige burgers. Ook al was de onafhankelijkheidsoorlog voorbij, er vielen nog vele doden. De officiële cijfers uit de eerste drie maanden van 1952 meldden bijvoorbeeld 428 doden, meer dan 3000 verbrande huizen en ruim 6000 plunderingen. Opnieuw was de lokale bevolking het kind van de rekening.   

Darul Islam beroofde banken, stal medicijnen en kidnapte burgers 

De Indonesische regering slaagde er niet in om de Darul Islam-beweging te verslaan. Integendeel, in 1952 ontstonden ook in Atjeh en op Zuid-Sulawesi gewapende islamitische milities die zich keerden tegen de macht van Jakarta. Na een aantal pogingen om de Darul Islam door middel van diplomatie te ontmantelen, verordende Soekarno in 1953 de totale vernietiging van de islamitische staat. Maar het duurde ook toen nog jaren voordat het zover was. Pas vanaf 1958 pakte Indonesië met gerichte militaire operaties de tegenstand aan.  

Uiteindelijk werd in 1962 de Darul Islam-beweging op West-Java door de Indonesische krijgsmacht verslagen. Kartosuwirjo werd in juni gevangengenomen in zijn schuilplaats in de bergen bij Garut. Veroordeeld door een militair tribunaal voltrok op 5 september 1962 een vuurpeloton de doodstraf.  

Kartosuwirjo op weg naar zijn executie, 5 september 1962.
Kartosuwirjo op weg naar zijn executie, 5 september 1962.

Meer weten:

  • Merdeka (2022) door Henk Schulte Nordholt en Harry Poeze vertelt het politieke verhaal van de Indonesische revolutie.  
  •  Indonesia’s Islamic Revolution (2020) van Kevin Fogg beschrijft de rol van de islam tijdens de onafhankelijkheidsstrijd.  
  •  Islam and the Making of the Nation (2012) van Chiara Formichi behandelt het denken van S.M. Kartosuwirjo.  

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 – 2025