Home Dossiers Nederlands-Indië Leger gebruikte zware wapens in Indonesië

Leger gebruikte zware wapens in Indonesië

  • Gepubliceerd op: 25 april 2023
  • Laatste update 16 jun 2023
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 2 minuten leestijd
Leger gebruikte zware wapens in Indonesië
Cover van
Dossier Nederlands-Indië Bekijk dossier

In de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog gebruikten Nederlandse legeronderdelen zware wapens: in de jaren 1945-1949 schoten ze minstens 133.191 artilleriegranaten af. Dat laat historicus Azarja Harmanny van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie zien in zijn proefschrift Grof geschut. Toch was de infanterie waarschijnlijk dodelijker, zegt hij.

Met welke zware wapens kreeg de bevolking te maken?

‘In Indonesië gebruikte de Nederlandse krijgsmacht vooral kanonnen, bommenwerpers en jachtvliegtuigen, en marineschepen met geschut aan boord. In de geschiedschrijving over de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog is het gebruik daarvan een beetje een vergeten hoofdstuk. Het gaat vaak over ander extreem geweld, zoals executies of martelingen. Historici wisten wel dat er zware wapens werden ingezet, en het vermoeden bestond zelfs dat daarmee de meeste mensen werden gedood. De onderbouwing ontbrak nog, dus dat werd het vertrekpunt van mijn onderzoek.’

En klopte het?

‘Het is in oorlogen vaak moeilijk vast te stellen hoeveel mensen waaraan sterven, en dat gold ook voor de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Een uitzondering was de aanval op Wonosari (zie kader) met vliegtuigen en grondsoldaten. Wonosari ligt in de buurt van Yogyakarta, dat toen de hoofdstad was van de Indonesische republiek. Daar bestond toen al een Indonesisch bureaucratisch apparaat, en daarom kon er na de aanval worden geturfd hoeveel mensen waardoor waren omgekomen. Daardoor weten we dat soldaten op de grond er veel meer slachtoffers maakten dan vliegtuigbommen.

Aanval op Wonosari

Op 10 maart 1949 openden militairen van Nederlandse eenheden een grote aanval op de omgeving van de Javaanse stad Wonosari in Nederlands-Indië, even ten zuidoosten van Yogyakarta. Vanuit de lucht bestookten ze de bevolking met bommen en kogels, en ook op de grond vielen ze aan. Die dag vielen er 140 burgerdoden: 35 door de luchtaanval, 86 door het geweld van paratroepen en infanteristen, en 19 door onbekende oorzaken. Hoewel het geweld vanuit de lucht flink was, waren de militairen op de grond dus dodelijker.

Dat had voor een deel te maken met het feit dat luchtaanvallen in die tijd behoorlijk onnauwkeurig waren. Bovendien waren er bunkers en grotten waar mensen konden schuilen voor bommen. Maar soldaten op de grond konden hen opsporen en doden, en daardoor maakten zij bij Wonosari meer slachtoffers. Dat gold met name voor de paratroepen, die met vlammenwerpers kampongs platbrandden en om zich heen schoten.

Dergelijke cijfers zijn zeldzaam, maar al het bronnenmateriaal overziend valt het te betwijfelen of zware wapens de meeste slachtoffers maakten.’

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 5 - 2023