De twee wereldoorlogen veranderden de positie van de Nederlandse en Duitse adel. Opeens telden deze oude elites minder mee in de samenleving. Dat gold sterker voor Duitsland dan voor Nederland, vertelt emeritus hoogleraar Yme Kuiper, een van de auteurs van de pas verschenen bundel Einde van de adelscultuur?.
Welke positie hadden de Nederlandse en Duitse adel voordat in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak?
‘De Duitse adel van de late negentiende eeuw was omvangrijk en verschilde per regio in macht en grootgrondbezit. De groep stond qua status en macht aan de top van het sinds 1871 ingestelde, hiërarchische Keizerrijk en was goed herkenbaar aan zijn opvallende levensstijl en grote maatschappelijke prestige. Nederland was een veel kleiner, meer egalitair land. Sinds de grondwetsherziening in 1848 had de adel hier aanzienlijk minder politieke invloed gekregen. De nationale adel bestond voor de helft uit geadelde burgerfamilies. In omvang en macht was de adel hier minder prominent en zichtbaar aanwezig in de samenleving dan in het Keizerrijk.’
Meer interviews lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Waar kwamen die verschillen vandaan?
‘Duitsland was vóór 1871 versplinterd geweest in een groot aantal vorstendommen, elk met een eigen heerser, cultuur en wetten. Van Oost-Pruisen tot Beieren heerste de adel, die ook sleutelposities bezat in het leger, de diplomatieke dienst, aan het hof en in de kerken. Nederland daarentegen was sinds 1848 een constitutionele monarchie, waarin een notabelenelite de politiek bepaalde én niet de koning(in). Bovendien had de politieke cultuur een republikeinse inslag met meritocratische trekken. Binnen die notabelenelite kon de adel, zeker na 1848, niet de dienst uitmaken op basis van naam alleen.’
Wereldheerschappij van families
Hoe veranderde de status van de adel na de Eerste Wereldoorlog?
‘In Duitsland belandde de adel na de Eerste Wereldoorlog in een politieke en sociale val. De Weimarrepubliek werd geboren: het regeersysteem veranderde van een autocratisch bewind in een parlementaire democratie. In één klap kon de Duitse adel geen aanspraak maken op hoge posities. De adel werd zelfs in de nieuwe grondwet als stand afgeschaft. Dat leidde tot sterk ressentiment binnen veel adellijke families.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De positie van de Nederlandse adel veranderde aanzienlijk minder dramatisch door de Eerste Wereldoorlog. Nederland was neutraal en hier vond in 1918 geen revolutie plaats. Pieter Jelles Troelstra, de leidsman van de sociaal-democraten, deed daartoe een vergeefse poging. De Nederlandse adel ging er daarna in het interbellum wel op achteruit qua welstand, maar zijn levensstijl en deftige uitstraling bleven grotendeels hetzelfde.’
Welke rol speelde de adel in de https://www.historischnieuwsblad.nl/dossiers/tweede-wereldoorlog/?
‘De Nederlandse adel gedroeg zich vermoedelijk niet anders dan de rest van de bevolking. Slechts weinigen sloten zich aan bij de NSB, een omvangrijker deel koos tegen de bezetter, maar de meeste edellieden bewogen zich in allerlei gradaties tussen collaboratie en verzet, zoals de meerderheid van de Nederlanders. Verzet was een riskante zaak. Bijzonder lastig werd na verloop van tijd de positie van de Nederlandse burgemeesters. Een kwart van de circa duizend burgemeesters in 1940 behoorde tot de adel of het patriciaat. Slechts een kleine minderheid bood vanaf het allereerste begin weerstand tegen de maatregelen van de bezetter, zoals die tegen Joodse burgers. Vanaf 1943-1944 waren veel adellijke burgemeesters ondergedoken, of ze hadden inmiddels ontslag gekregen.
In Duitsland speelde de adel een actievere rol in de oorlog zelf. Dat gold met name voor officieren in het leger. Adellijke families, vooral in de lagere regionen, gingen grotendeels mee in de nationaal-socialistische beweging van Adolf Hitler. Al in de jaren 1920 klonken er sterk antisemitische geluiden in exclusief adellijke verenigingen.
Duitse adellijke families gingen mee in de beweging van Adolf Hitler
Toen Duitsland de oorlog aan het verliezen was, planden mannen van adel, onder wie Claus Schenk von Stauffenberg, op 20 juli 1944 wel een aanslag op Hitler. Vooral Pruisische edellieden waren hierbij betrokken. Groot was hun vrees voor de opmars van het Rode Gevaar, voor de gehate “bolsjewisten”. De aanslag was niet succesvol, maar is later toch door velen aangehaald als argument dat de Duitse adel aan de goede kant had gestaan. Nog steeds is de rol van de adel tijdens het naziregime een controversieel onderwerp, zowel onder Duitse historici als in adellijke families zelf.’
Na de Tweede Wereldoorlog lagen beiden landen in puin. Hoe stond de adel ervoor?
‘De echte klap voor de Nederlandse adel kwam pas toen koningin Wilhelmina zich min of meer keerde tegen de oude elite, die in haar jeugd aan het hof nog zo prominent aanwezig was geweest. Zij wilde “nieuwe mannen” om zich heen: Engelandvaarders en andere “normale” mensen. Adel was verleden tijd, niet ‘vernieuwd’. In de jaren 1960 werd de Nederlandse cultuur nog sterker egalitair en informeler. Adeldom werd gezien als erfstuk uit de oude, regenteske bestuurscultuur. Er ontstond onder de adel een wegkruipcultuur: mensen van adel wilden niet langer het mikpunt zijn van maatschappijkritiek en trokken zich terug uit het openbare leven.
Voor de Duitse adel was het allemaal veel erger. De Duitse capitulatie in mei 1945 betekende Stunde null. Ze hadden vrijwel niks meer. Veel adellijke families vluchtten uit wat later Oost-Duitsland zou worden en vestigden zich in de westelijke bezettingszone en bouwden er een nieuw bestaan op. Daar hadden ze vaak een streepje voor dankzij hun adellijke (familie)connecties, onder meer bij het zoeken naar huisvesting. Wat ze niet meer konden was zich in de samenleving als groep manifesteren. In die zin zou je kunnen spreken van een “beroofde stand”, die zijn ooit zo voorname positie in de samenleving definitief kwijt was.’
Knokte de adel na de Tweede Wereldoorlog terug om oude posities te heroveren?
‘Je ziet in beide landen vooral berusting in het feit dat de adel minder belangrijk was geworden. Tegelijkertijd was er ook nog altijd trots op het adellijke verleden en op de eigen familiegeschiedenis. Tegenwoordig is nog altijd sprake van wat we een adellijke herinneringscultuur zouden kunnen noemen. En toch lijkt van adel zijn in Duitsland maatschappelijk nog altijd meer respect op te roepen dan in Nederland – ook al is de adel bij onze oosterburen al meer dan een eeuw geleden officieel afgeschaft.’
Einde van de adelscultuur? Adellijke overlevingsstrategieën in Duitsland en Nederland, 1918-1955
Conrad Gietman, Yme Kuiper e.a.
362 p. Uitgeverij Verloren, € 39,-