Home Engelandvaarders kaapten een Duitse vissersboot

Engelandvaarders kaapten een Duitse vissersboot

  • Gepubliceerd op: 12 juni 2017
  • Laatste update 11 jun 2024
  • Auteur:
    Marchien den Hertog
  • 9 minuten leestijd
De Nederlandse vissersvloot mag maar beperkt uitvaren tijdens de oorlog. Alleen vissers die met de Duitsers samenwerken, mogen hun netten uitwerpen

Tijdens de oorlog gebruiken de Duitsers gewone vissersschepen om te spioneren. In augustus 1942 weet een groep Scheveningse vissers een logger bomvol zend- en peilapparatuur te kapen.

Boven aan de rouwkaart van Jacob de Mos, overleden in 2016, staat een witte margriet. De bloem van viltleer werd de Scheveningse visser in 1942 opgespeld door koningin Wilhelmina, in de tuin van landgoed Stubbinghouse. Onder een grote eikenboom haalt ze hem van haar eigen revers en speldt hem op bij de Scheveningse schipper: ‘Die moet je altijd goed bewaren.’ De koningin had De Mos even apart uit wandelen genomen, zoals ze deed als speciale Engelandvaarders op bezoek kwamen.

Meer historische verhalen in uw inbox? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Het is oktober 1942. Enkele weken daarvoor is de 23-jarige De Mos met de logger Katwijk 110 – de Gijsbert Karel van Hoogendorp – dwars door een mijnenveld richting de Engelse haven Scarborough gevaren. De Engelsen lossen enkele schoten, die De Mos pareert door twee witte lakens en de Nederlandse vlag uit te hangen. Een groep Coastal Guards springt aan dek, en met handen en voeten – niemand aan boord spreekt goed Engels – wordt uitgelegd wie de opvarenden zijn. ‘Spy, spy!’ roept de bemanning, wijzend op een vastgebonden man.

De lakens zijn meegenomen uit het bezette Nederland. Het tekent de nauwgezette voorbereiding van De Mos, die zojuist een spectaculaire actie heeft uitgevoerd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Duitsertje pesten

De Mos is een echte Scheveninger. Als de Duitsers Nederland binnenvallen, zit hij op de Zeevaartschool in Den Helder. Bij een beschieting sterft een kameraad in zijn armen; later ziet hij een bunker met schuilende burgers uitbranden. Op weg naar huis slaat hij de sigaret die een Duitser hem aanbiedt uit diens hand. De Mos wordt volledig in elkaar geslagen.

De toon is gezet. De Mos háát de bezetter en vermaakt zich de eerste oorlogsjaren met Duitsertje pesten. Hij spant een draad over straat om wachtposten te laten struikelen, verstopt in een café bajonetten onder een tapijtje en ramt vervolgens op het politiebureau een agent over de kachel. In augustus 1941 neemt hij dienst op een loodsboot in Vlaardingen, maar hij wordt ontslagen vanwege zijn politieke houding – hij maakt ruzie met NSB-leden onder de bemanning.

‘Spy, spy!’ roept de bemanning, wijzend op een vastgebonden man

Jacob wil weg uit Nederland. Net als hij daarvoor plannen maakt, wordt hij via via benaderd door schipper Piet Grootveld. Die zoekt een stuurman voor een vissersvaartuig. Grootveld vertelt dat hij mag vissen waar hij wil en dat er een marconist meegaat. De Mos begrijpt al snel wat er aan de hand is: het schip spioneert voor de Duitsers.

Hij vraagt bedenktijd, maar laat na twee dagen weten dat hij meegaat, mits hij zelf de bemanning mag samenstellen. Dit is op Scheveningen heel ongebruikelijk – het is een taak van de schipper. Maar De Mos vermoedt dat Grootveld weet dat weinig mensen willen varen met een foute schipper.

Zijn opzetje slaagt en De Mos gaat ronselen in het dorp. In het café en bij Scheveningers thuis vertelt hij over zijn plan de spionagelogger te kapen. Er stemmen mensen toe, er vallen er weer af die het plan te riskant vinden. Uiteindelijk vindt Jacob tien bemanningsleden – de meesten jonge jongens, net als hij al vanaf hun veertiende aan het werk in de visserij of in andere baantjes op het dorp.

Tien jonge jongens zijn bereid het avontuur aan te gaan

Drie maanden lang gebeurt er weinig. De Mos wordt ongeduldig en zet Grootveld onder druk: ‘Ik wil op zaterdag 29 augustus vertrekken, anders gaat het niet door.’ Ze gaan! 29 augustus is een zaterdag, en dan is er weinig bewaking bij de haven.

Aangekomen in IJmuiden ziet De Mos tot zijn schrik dat ook Grootveld twee bemanningsleden heeft meegenomen: Dirk Bakkenes, een reus met enorme spierballen, en de 15-jarige Jantje Roest. De bemanning gaat aan boord, en moet vervolgens aanmonsteren op het kantoor van de Wehrmacht. Een van de jonkies heeft in een wat voorbarig enthousiasme met wit krijt op de motorkap ‘Leve de koningin’ geschreven. Haastig proberen de matrozen de letters uit te vegen met hun billen.

De Duitsers doorzoeken het schip – in andere schepen hebben ze al verstekelingen aangetroffen. Dan zien ze marconist Johannes Dijkstra, de V-Mann of vertrouwensman van de Duitsers. Voor hem worden zend- en peilapparatuur, een wapen en allerhande lekkers aan boord gebracht. Eindelijk geeft Grootveld het sein voor vertrek.

Ingenieuze manoeuvre

De Mos heeft gepland om de kortste route naar Engeland te nemen. Maar als hij de Schnellboote in de haven ziet weet hij dat die hem zo inhalen. Ook hangt Grootveld een log aan de zijkant van het schip om snelheid en afstand te meten, zodat men aan wal weet waar het schip zich bevindt. Maar met een ingenieuze manoeuvre weet de roerganger die er bij het passeren van de laatste boei af te varen.

Jacob snuffelt wat rond en vindt het logboek met Dijkstra’s zendtijden: 8, 14 en 20 uur. Hij besluit de kaping uit te stellen tot de volgende avond; dan hebben ze tussen 20 en 8 uur de beste kans om weg te komen.

De KW 110 doorstaat  de oorlog. In 1947 ligt  de logger in de haven  van IJmuiden.
De KW 110 doorstaat de oorlog. In 1947 ligt de logger in de haven van IJmuiden.

En dan is het zover: tijd om de Duitsgezinden op de boot uit te schakelen. Bakkenes, van wie de betrouwbaarheid nog niet vaststaat, is aangeraden om nog even te gaan slapen voor de volgende wacht. Met een verbandrol loopt De Mos naar Grootveld op de brug en lokt hem in de val. Hij zegt: ‘Bakkenes ligt beneden en heeft een roode streep op zijn been.’ Grootveld volgt De Mos het vooronder in; die doet een stapje opzij en rent naar boven, waarna een matroos de deur op slot draait.

Bakkenes gaat door het lint. Als hij de deur niet open krijgt steekt hij zijn hoofd door het luikje naast de kachelpijp. Bijna slaat Jantje Roest, inmiddels op de hoogte van de plannen, hem de hersens in met een hamer. Als De Mos uitlegt wat er aan de hand is verklaart de potige matroos meteen dat hij graag meegaat. Grootveld smeekt om niet overboord gegooid te worden.

Tamelijk onintelligent

Daarna lokt De Mos marconist Dijkstra met een smoesje over vijandige vliegtuigen naar het dek. Er ontstaat een heftige knokpartij, en Dijkstra hangt al over de reling als De Mos bedenkt dat hij weleens van nut kan zijn voor de Engelsen. Hij wordt vastgebonden en opgesloten met Grootveld, waarna de KW 110 koers zet naar het westen.

Na aankomst in Engeland worden Grootveld en Dijkstra verhoord en uiteindelijk geïnterneerd in een kamp op het Isle of Man. De Mos en zijn bemanning doorlopen de procedure die alle Engelandvaarders ondergaan: verhoor door de Britten in de zogenoemde Patriotic School, daarna een ondervraging door de Nederlandse Politie-Buitendienst. Beslaan de meeste verhoren uit vele getikte vellen, die van De Mos en de zijnen beslaan nauwelijks een A4’tje.

Enige arrogantie kan de ondervragers niet worden ontzegd. ‘Tamelijk onintelligent’ is de neerbuigende omschrijving van enkele kapers, soms ‘stug’ of ‘kleurloos’, maar zonder uitzondering worden ze politiek betrouwbaar geacht.

Hartverscheurend blijkt het verhaal van Bakkenes. Hij werkt in Hamburg als hij in mei 1940 bericht krijgt dat zijn vrouw ervandoor is en de kinderen alleen heeft achtergelaten. Hij reist terug. Zijn vrouw heeft haar intrek genomen in Scheveningen en heeft ‘omgang met Duitse zeelieden’. Hij ontmoet haar in een café en ter wille van de kinderen ‘neemt hij haar weder’.

‘Aan Bakkenes’ betrouwbaarheid hoeft niet getwijfeld te worden,’ concludeert het rapport. ‘Hij is een eerlijke, goede “lobbes”, met sterk ontwikkeld familiegevoel. Hij geeft eerlijk toe dat hij ondanks alles, liever bij zijn kinderen was gebleven, en dit is onder de bijzondere omstandigheden wel begrijpelijk. Dat hij thans van plan is met hart en ziel tot de bevrijding mede te werken, lijdt geen twijfel.’

Onverstoorbaar

Bijna alle bemanningsleden van de KW 110 nemen dienst, in het leger, bij de marine of de koopvaardij. Alleen Jan Roest en Willem Bron zijn – tot hun grote verdriet – nog te jong. Willem schrijft een aandoenlijk briefje of hij toch kan worden aangenomen: ‘Ik wil u beleefdt vragen of u mijn helpen wil dat ik naar de nevie kan. […] Het enigste wat ik wil dus als u je best voor mijn wil doen graag.’ Hij moet toch wachten, is het antwoord, en ‘flink zijn best doen’ tot hij negentien is.

‘Ik wil u beleefdt vragen of ik naar de nevie kan’

Jacob de Mos, volgens de ondervragers ‘100% betrouwbaar; een zeer goede enthousiaste Hollander, vol geestdrift voor de goede zaak’, dient even op een mijnenveger, maar wil actiever deelnemen aan de strijd. Uiteindelijk vaart hij als schipper op de Motor Torpedoboten, snelle, lichte boten die in de nacht Duitse konvooien aanvallen. ‘Hij is de meest onverstoorbare man die ik ken, altijd opgewekt en klaar voor elk karweitje. Geliefd bij officieren en bemanning,’ schrijft een collega in zijn memoires.

Op een MTB maakt De Mos D-day mee, met ‘een handje pillen om de eerste drie kritische dagen en nachten wakker te kunnen blijven’. Hij trouwt zijn liefje June, die hij ontmoet heeft in Dover. Na de oorlog is hij nauw betrokken bij de samenkomsten van Engelandvaarders – die enkele keren zelfs met het privévliegtuig van Bernhard naar Londen vliegen.

Jacob de Mos (rechts) tijdens een reünie van Engelandvaarders met prinses Beatrix in 2014.
Jacob de Mos tijdens een reünie van Engelandvaarders met prinses Beatrix in 2014.

In 2014 ontvangt hij in Frankrijk de onderscheiding van het Legion d’Honneur. Hij zegt: ‘Zoveel vrienden konden niet eens afscheid nemen. Die zagen hun ouders, hun broers en zusjes nooit meer terug. Ik blijf hun jonge gezichten voor me zien.’ Tot zijn dood blijft De Mos ijveren voor een onderscheiding voor de twee kleinsten van ‘zijn jongens’, met wie hij alle eer deelt. Het is hem niet gelukt.

Jacob zelf heeft na de oorlog moeite met werk vinden. Tot op een dag een kaartje van de particulier secretaris van Wilhelmina in de bus ligt. De koningin wil weten hoe het met hem is. In Den Haag wordt Jacob gevraagd waar ze hem mee kan helpen. Met het halen van een certificaat voor de Zeevaartschool, is het antwoord. Op kosten van Hare Majesteit maakt hij alsnog zijn opleiding af.

Meer weten

  • Tulpen voor Wilhelmina. De geschiedenis van de Engelandvaarders (2005) Standaardwerk van Agnes Dessing.
  • Oranjehaven. Dertien sluipwegen naar de vrijheid (1992) Paul van Beckum interviewde markante Engelandvaarders.
  • In ballingschap. De Nederlandse kolonie in Engeland (1940-1945) (2005) Mooi portret van de Nederlandse gemeenschap in Engeland tijdens de bezetting door Henri van der Zee.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 5-2017