Alle artikelen
Na de Tweede Wereldoorlog zou Nederland streng afrekenen met oorlogsmisdadigers. Maar al snel werden de straffen milder. Tot ergernis van aanklager Hans Zaaijer. Waarom was de doodstraf opnieuw ingevoerd als die toch niet ten uitvoer werd gebracht, zo vroeg Zaaijer zich af in een aanval op de minister.
In totaal vier keer woonde Hans Zaaijer als vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (OM) de executie van een oorlogsmisdadiger bij tegen wie hij zelf de doodstraf had geëist. Dat paste bij zijn rol. Als de commandant meldde dat het vuurpeloton klaar was voor de klus, gaf Zaaijer opdracht voor de uitvoering van het vonnis. Zo ging het bij een relatief onbekende Rotterdamse collaborateur, bij NSB-propagandaleider Max Blokzijl, bij Hanns Albin Rauter, de hoogste vertegenwoordiger van de SS in Nederland tijdens de bezetting, en bij Anton Mussert.
Meer lezen over de Tweede Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Over de terechtstelling van laatstgenoemde op 7 mei 1946 noteerde Zaaijer: ‘Mussert was zichtbaar zenuwachtig, maar hield zich flink. Wilde met alle geweld zijn jas, colbert en vest uittrekken. Geen blinddoek. Stak tot het laatst zijn kin in de lucht.’ Een biograaf van Mussert beschreef wat er daarna gebeurde. Toen de commandant voor de eerste keer zijn hand hief, werden de geweren aangelegd. Na de tweede keer volgde het salvo. ‘Het lichaam steigerde, toen knakte het hoofd, het lichaam gleed dubbelgeklapt langs de paal omlaag. Met een donker geluid ontsnapte de laatste lucht uit de longen.’
Mussert is dood – ‘Het hoofd knakte, het lichaam gleed dubbelgeklapt omlaag’
Een naar gezicht voor een toeschouwer als Zaaijer? ‘Nee, het viel me niet moeilijk om daarbij aanwezig te zijn,’ vertelde hij later. ‘Het is een zakelijk iets. Het sterven van mensen is een normale gebeurtenis.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Terwijl Mussert nota bene een oude bekende van Zaaijer was. Als student was de aanklager volop actief geweest in het nationaal comité dat actievoerde tegen de Belgische plannen voor uitbreiding van scheepvaartverbindingen met Antwerpen ten koste van Rotterdam. Secretaris en kartrekker van deze club was de waterstaatsingenieur Anton Mussert. Die maakte met zijn onvermoeibare inzet voor de zaak indruk op Zaaijer.
Later, nadat het verzet van het nationaal comité politiek succes had opgeleverd, bleven de twee contact houden. In de herfst van 1930 werd Zaaijer met nog drie anderen bij Mussert thuis uitgenodigd. Die sprak schande over allerlei zaken en mopperde over de werking van de democratie. Zaaijer maakte bij het afscheid duidelijk dat hij geen belangstelling had voor vervolgbijeenkomsten. Pas later werd hem duidelijk dat hij een opmaat naar de oprichting van de NSB had bijgewoond.
Zaaijers eerste executie
De eerste door procureur-generaal Hans Zaaijer geëiste doodstraf was die tegen Max Blokzijl. In september 1945 stond de oud-journalist terecht voor zijn rol als propagandist van het nationaal-socialisme, onder meer via wekelijkse radiopraatjes. Volgens Zaaijer had Blokzijl aanhoudend geprobeerd om de Nederlandse geest te vergiftigen. Hij onderbouwde dat met dertien citaten – ‘Het hadden er ook 113 kunnen zijn.’
Blokzijl toonde zich pijnlijk verrast door de eis en de strafmaat. ‘Ik heb gedacht aan vestigingsstraffen, desnoods jarenlang. Maar met de mogelijkheid van werken, liefst met een pijpje tabak erbij.’
Op 16 maart 1946 voerde een executiepeloton het vonnis uit in bijzijn van Zaaijer. Voor de eerste van tientallen doodstraffen was de Waalsdorpervlakte uitgezocht, waar de bezetters ook menige politiek gevangene hadden geëxecuteerd
Toen ze veel later als aanklager en verdachte tegenover elkaar stonden, vermeden ze het al te amicale. Mussert zette ‘Aan den Heer Procureur-Fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof’ boven een verzoekschrift en ondertekende met ‘Met de meeste hoogachting’. ‘Wanneer hij nu was begonnen met iets van: “Ik ken u nog wel van vroeger”, dan had dat misschien moeilijkheden gegeven,’ bekende Zaaijer later. Maar niets van dat alles. Beide heren bleven in hun rol.
Zaaijer had van de hele bijzondere rechtspleging ook graag ‘een zakelijk iets’ gemaakt. De afrekening met oorlogsmisdadigers moest snel en efficiënt plaatsvinden. Zo had de regering in Londen het al tijdens de bezetting beloofd.
Zaaijer had oude opvattingen
Zaaijers wortels lagen op de Zuid-Hollandse eilanden. Hij werd geboren in Dirksland op Goeree-Overflakkee. Zijn vader was daar burgemeester. Zaaijers grootvader zat als liberaal zes jaar in de Tweede Kamer, voordat hij rond de eeuwwisseling zeventien jaar de redactie van de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) leidde.
De jonge Zaaijer studeerde rechten, net als zijn vader. In 1928 promoveerde hij op rechtsdwalingen. Daarna werkte hij twee jaar als aspirant-inspecteur bij de Haagse politie, voordat hij als ambtenaar bij het Openbaar Ministerie aan de slag ging. De jurist begon in Den Haag, werkte vervolgens jaren in Leeuwarden en werd in 1939 weer overgeplaatst naar de Hofstad.
Tijdens de Duitse bezetting probeerde Zaaijer zijn oude rechtsopvattingen vast te houden. Een geval van geweldpleging door een lid van de Weerbaarheidsafdeling van de NSB, de knokploeg van Musserts beweging, zag hij als normale mishandeling. Tegen de verdachte eiste hij een maand gevangenis. De rechtbank hield het bij een voorwaardelijke vrijheidsstraf en een geldboete.

Zaaijer stond nu te boek als een vertegenwoordiger van de oude orde. Dat werd alleen maar erger toen top-NSB’er Robert van Genechten in het najaar van 1940 procureur-generaal van het gerechtshof in Den Haag werd. Zaaijer twijfelde over zijn toekomst en hakte de knoop door toen hem een overplaatsing naar Alkmaar in het vooruitzicht werd gesteld. Daar zou hij direct onder een nationaal-socialist komen te werken. Zaaijer nam ontslag. Vanwege de gedeeltelijke evacuatie van Den Haag kwam hij later in het oosten van Nederland terecht.
Na de bevrijding werkte Zaaijer in Zutphen mee aan de oprichting van de Politieke Opsporingsdienst, belast met de opsporing van collaborateurs. Kort daarna werd hij vanwege zijn houding tijdens de bezetting aangezocht als procureur-fiscaal in Den Haag. Hij zou er van al zijn collega’s het meest in het oog lopen, omdat juist daar de processen plaatsvonden tegen de meeste prominente Duitse functionarissen en hun Nederlandse handlangers.
Zaaijer zei ja tegen de functie in de overtuiging dat snel en effectief recht zou worden gesproken. Er werd echter al direct rekening gehouden met de Nederlands economische afhankelijkheid van het verslagen buurland. ‘Maar wanneer wij betrekkelijk kort na de oorlog bijvoorbeeld een stuk of vijftig Duitsers hadden doodgeschoten, dan had Duitsland ons niet kwaad aangekeken,’ zei Zaaijer later terugblikkend. ‘Duitsland realiseerde zich in die tijd heel wel hoeveel kwaad het hier had aangericht. Die executies hadden snel moeten plaatsvinden.’
Voortvarend – ‘Als wij snel 50 executies hadden uitgevoerd, had Duitsland dat begrepen’
Zo’n krijgsraadachtige aanpak kwam er niet. Wel de veel langzamer verlopende en daardoor wel iets zorgvuldigere bijzondere rechtspleging. Nederlanders vol wrok en verdriet moesten geduldig wachten op de eerste vonnissen. Zaaijer en zijn mensen hadden zich moeten kunnen concentreren op het gedrag van verdachten in de voorgaande jaren. Maar in het herrijzend Nederland waren ze ook druk met tal van bijzaken: het regelen van huisvesting, voldoende personeel, papier, schrijfmachines, bureaus, benzine en auto’s. Net na de bevrijding was vrijwel alles schaars.
Zaaijer als Don Quichot
Naarmate de tijd vorderde, drong een deel van de politiek aan op mildere straffen. Zaaijer signaleerde ‘een algemene slapheid’ en zag vooral de katholieken als de boosdoener. Met het aantreden van KVP-minister van Justitie Johan van Maarseveen werd in de ogen van de procureur-generaal ‘het barmhartigheidsgevoel geïnstitutionaliseerd’. Zelfs de door de Bijzondere Gerechtshoven en de Bijzondere Raad van Cassatie ter dood veroordeelde oorlogsmisdadigers kregen gratie.
Zaaijer vond dat op deze manier een loopje werd genomen met de scheiding der machten en dat hij en zijn collega’s mikpunt werden gemaakt van ‘de publieke belachelijkheid’. Hij besloot tot een optreden dat voor een magistraat eigenlijk geen pas gaf. In februari 1947 greep hij zijn kans tijdens zijn requisitoir tegen Carel Piek, de voormalige directeur van Winterhulp, de nationaal-socialistische organisatie die alle andere maatschappelijke hulpverlening overbodig had moeten maken (‘Geen piek voor Piek’ was het motto van anti-Duitse landgenoten geweest).
Er werd in Nederland wel rechtgesproken, maar geen recht gedaan, betoogde Zaaijer in een rechtstreekse aanval op de minister van Justitie. Hij weigerde nog langer doodstraffen te eisen als ze toch niet ten uitvoer werden gelegd. ‘Men heeft in Nederland de doodstraf uitdrukkelijk opnieuw ingevoerd en een bijzondere rechtspleging in het leven geroepen met de uitgesproken bedoeling dat streng recht zou worden gedaan. Als dit nu niet serieus bedoeld blijkt, meen ik werkelijk toch niet in een serieuze nastreving ervan de rol van Don Quichot te moeten spelen.’
Zaaijer verspreidde zijn betoog ook via het persbureau ANP. De kranten reageerden verdeeld. Vanuit de voormalige illegaliteit klonk steun voor de ‘hartenkreet’. Van Maarseveen noemde Zaaijers optreden ‘gezagsondermijnend’ en probeerde hem zijn plaats te wijzen met een disciplinaire berisping.

De politiek floot Zaaijer nog een paar keer terug. Bijvoorbeeld toen hij leek aan te sturen op vervolging van Johannes van Loon, de president van de Hoge Raad in oorlogstijd. Die zou te slap hebben leidinggegeven aan dit rechtscollege, dat zich daardoor meegaand had opgesteld jegens de Duitse bezetter. Volgens Zaaijer had deze houding het morele gezag van de Hoge Raad aangetast, en om het te herstellen moest oud-president Van Loon worden gestraft.
Het kabinet had geen zin in een hoogoplopende discussie over dit onderwerp. Zaaijer en een aantal collega’s dreigden met collectief ontslag, maar voegden de daad uiteindelijk niet bij het woord. Toen Zaaijer voor een onderzoek naar de meegaandheid van een aantal Nederlandse topondernemers het archief van het ministerie van Economische Zaken wilde gebruiken, vond hij opnieuw de politiek op zijn weg. De wederopbouw had voorrang op nakaarten over het recente verleden.
Drie van Breda
Zaaijer hield zich tot begin 1950 bezig met de bijzondere rechtspleging. Daarna werd hij advocaat-generaal bij het gewone Haagse Hof. De werkdruk en de aandacht van media en politiek waren daar een stuk geringer. Toen hij in 1968 met pensioen ging, stonden zijn opvattingen inmiddels haaks op de tijdgeest. ‘Ja, ik ben wat men noemt een ouderwets man,’ gaf hij toe in een van zijn afscheidsinterviews. ‘Maar ik stel er prijs op het te blijven. Ik zou willen dat meer mensen dat waren of worden, dat kan op latere leeftijd ook nog.’
Nieuwe winden konden volgens hem best heilzaam zijn, maar nu werd het bestaande met orkaankracht omvergeblazen. ‘Het is een gebrek van jonge mensen dat ze te veel het oude verwerpen. Ze willen er schoon schip mee maken. Maar zij vergeten dat wij allen kinderen van de geschiedenis zijn. Wij kunnen niet iets nieuws uit het niets scheppen.’
Conservatief – ‘Het gebrek van jonge mensen is dat ze te veel het oude verwerpen’
Radio en televisie ‘in handen van destructieve elementen’ richtten veel kwaad aan, vond Zaaijer. Aan het kleineren, bespotten en neerhalen ‘van wat anderen hoogachten’ kwam maar geen eind.
Ook als jurist toonde hij zich conservatief. In strafzaken werden naar zijn zin ‘te vlug en te lichtvaardig’ psychiaters ingeschakeld. Verminderde toerekeningsvatbaarheid was in Zaaijers ogen bijna een soort standaardformule geworden, ‘wat een verderfelijke invloed heeft op het verantwoordelijkheidsbesef en het normbesef. Vrijheid is de basis van de democratie, maar dan is men ook verantwoordelijk voor wat men doet.’
Van handhaving van de openbare orde werd in Nederland een potje gemaakt, meende Zaaijer. ‘En als iemand het eens probeert, staat er een heel peloton Kamerleden klaar om daar vragen over te stellen. Dat wordt wel een griezelige zaak op het moment dat er werkelijk eens iets aan de hand zou zijn.’
Tot aan zijn dood in 1988 zou Zaaijer zich nog enkele malen mengen in publieke debatten, vooral als het om de vervolging van oorlogsmisdadigers ging. Het gevanghouden van de Drie van Breda betitelde hij als ‘het opvoeren van een komedie van flinkheid’ door de politiek. In het verleden was Den Haag ook niet zo streng geweest. Nu de weg van mildheid en gratiëring eenmaal was ingeslagen, kon het volgens Zaaijer niet zo zijn dat enkele gevallen daarbuiten vielen.
Door dit standpunt leek het alsof Zaaijers vroegere verzet tegen geïnstitutionaliseerde barmhartigheid had plaatsgemaakt voor een mildere opstelling, maar dat was schijn. Het ging hem om het juridische principe. Daarom had hij evenmin goede woorden voor de jacht op de oud-SS’er Pieter Menten, die zich tijdens de oorlog in Polen zwaar had misdragen. De zaak tegen deze man was decennia geleden geseponeerd. Volgens de regels moest daarmee de kous af zijn.
En ondanks al zijn bezwaren tegen de gang van zaken destijds en later, beschouwde hij zijn optreden als aanklager toen als het hoogtepunt van zijn loopbaan, ‘omdat het viel buiten het gewone karrenspoor dat je als ambtenaar uit loopt.’
Paul van der Steen is historicus en journalist.
Kader: Zaaijers eerste executie – Max Blokzijl doodgeschoten
De eerste door procureur-generaal Hans Zaaijer geëiste doodstraf was die tegen Max Blokzijl. In september 1945 stond de oud-journalist terecht voor zijn rol als propagandist van het nationaal-socialisme, onder meer via wekelijkse radiopraatjes. Volgens Zaaijer had Blokzijl aanhoudend geprobeerd om de Nederlandse geest te vergiftigen. Hij onderbouwde dat met dertien citaten – ‘Het hadden er ook 113 kunnen zijn.’
Blokzijl toonde zich pijnlijk verrast door de eis en de strafmaat. ‘Ik heb gedacht aan vestigingsstraffen, desnoods jarenlang. Maar met de mogelijkheid van werken, liefst met een pijpje tabak erbij.’
Op 16 maart 1946 voerde een executiepeloton het vonnis uit in bijzijn van Zaaijer. Voor de eerste van tientallen doodstraffen was de Waalsdorpervlakte uitgezocht, waar de bezetters ook menige politiek gevangene hadden geëxecuteerd.
Meer weten:
- In dienst van het recht. Uit de geschiedenis van het Gerechtshof ’s-Gravenhage en de daaraan voorafgegane hoven (1428-heden) (2005) door G.Chr. Kok.
- Mussert. Een politiek leven (1984) door Jan Meyers.
- In plaats van bijltjesdag. De geschiedenis van de bijzondere rechtspleging na de Tweede Wereldoorlog (1978) door A.D. Belinfante.
Hans Zaaijer wilde afrekenen met oorlogsmisdadigers
Na de Tweede Wereldoorlog zou Nederland streng afrekenen met oorlogsmisdadigers. Maar al snel werden de straffen milder. Tot ergernis van aanklager Hans Zaaijer. Waarom was de doodstraf opnieuw ingevoerd als die toch niet ten uitvoer werd gebracht, zo vroeg Zaaijer zich af in een aanval op de minister. In totaal vier keer woonde Hans Zaaijer...
De val van verzetsheld Gerben Wagenaar
Vlak na de oorlog maakte de CPN goede sier met verzetsheld Gerben Wagenaar als partijvoorzitter. Maar dat was van korte duur.
‘Een pandemie verandert voorgoed hoe mensen samenleven’
In de ‘stelling’ reageert een vast panel van historici op een actuele gebeurtenis. Beatrice de Graaf ‘De geschiedenis vertelt ons verbazingwekkend weinig over de echte gevolgen van een pandemie. Van de negende-eeuwse koepest wordt wel gezegd dat hij tot het vertrek van de Vikingen heeft geleid. En van de Zwarte Dood in de veertiende eeuw...
Megalomaan, koelbloedig en succesvol
Beiden waren verdienstelijke zondagsschilders, liefhebbers van architectuur en dol op techniek. Ook waren ze beiden verslaafd aan het politieke spel en hoorden ze zichzelf graag praten. Adolf Hitler en Winston Churchill hadden meer gemeen dan ze zelf zullen hebben vermoed. Op het eerste gezicht zijn Winston Churchill en Hitler elkaars absolute tegenpool. De democratische Engelsman...
China: een vergeten bondgenoot in de Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verkeerde China in totale chaos. Japanse soldaten doorkruisten plunderend en verkrachtend het land. Ondertussen woedde er een burgeroorlog tussen nationalisten en communisten – tientallen miljoenen mensen verloren het leven. De Amerikanen hoopten China in hun kamp te trekken, maar ook dat werd uiteindelijk een mislukking. Zaterdagmiddag, 14 augustus 1937. De straten...
Directeur NIOD: ‘Geschiedenis is de nieuwe religie’
Frank van Vree was de directeur van het NIOD. Het instituut houdt zich bezig met geschiedenis die pijn doet: natuurlijk de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust, maar steeds vaker ook andere uitbarstingen van massaal geweld en genocide. Wie zulke gevoelige thema’s aanraakt, voelt al snel schopreflexen uit de samenleving. In deze tijd zelf nog meer dan 75 jaar geleden, zegt Van Vree. ‘Het neonationalisme heeft geschiedenis tot een slagveld gemaakt.’
Strijder voor de armen
Roxane van Iperens oorlogsboek ’t Hooge Nest staat al ruim een jaar onafgebroken in de bestsellerlijst. Zij eert de Spaanse schrijver en econoom José Luis Sampedro als onverzettelijk criticaster van economische ongelijkheid en de uitwassen van het geglobaliseerde vrijemarktdenken. Wanneer maakte u kennis met José Luis Sampedro? ‘Ik kan me niet precies herinneren wanneer dat was. Leerde ik...
Aan de andere kant
‘De’ oorlog, die dit jaar 75 jaar geleden eindigde, was voor Amsterdammer Jan Verleun en Brit Ted Shaw altijd een centraal thema. Als luitenant in het geallieerde leger hielp Ted mee Europa van de nazi’s te bevrijden, terwijl Jan vrijwillig met diezelfde nazi’s aan het oostfront vocht. Hun op het oog zo tegengestelde levens kruisten...
Habsburgers sloten de grenzen voor de pest
Hoe houd je een besmettelijke ziekte buiten je land? Door de grenzen dicht te gooien. Vanaf 1770 volgde het Habsburgse Rijk deze politiek een eeuw lang tegen de pest. Het stelde een cordon sanitaire van 1600 kilometer in langs de grens met de Ottomanen. In de veertiende eeuw was de pest terug van weggeweest. Sinds...
De Spaanse griep in Nederland
Koning Willem-Alexander opent vandaag een foto-expositie over de coronacrisis. Het kabinet stelde een comité in om na te denken hoe we stil kunnen staan bij de gevolgen die de coronacrisis op de samenleving heeft gehad. In 1918 veroorzaakte de Spaanse griep grote maatschappelijke ontwrichting in Nederland. De regering keek destijds slechts toe vanaf de zijlijn; het was aan lokale bestuurders, artsen en verpleegsters om het op te nemen tegen de uiterst dodelijke ziekte.
De mythe van de schuldige omstander
In Wij weten niets van hun lot onderzocht Bart van der Boom wat Nederlandse omstanders van de Jodenvervolging wisten, en welke rol onwetendheid speelde in hun handelen.
Conflicten in vredestijd
Ofschoon ik het woord ‘corona’ bijna niet meer kan verdragen, zou het toch vreemd zijn als ik het volledig zou negeren. Dat het een probleem is, natuurlijk, maar dat we er dag en nacht mee bezig zijn is gewoon hysterisch. Voor die lezers die ik nu al hoor zeggen: “nou zeg, precies d’r broer. Als...
