Home Chinese immigranten in Amerika werden gediscrimineerd

Chinese immigranten in Amerika werden gediscrimineerd

  • Gepubliceerd op: 24 september 2020
  • Laatste update 20 mrt 2024
  • Auteur:
    Mirjam Janssen
  • 10 minuten leestijd
Chinese immigranten in Amerika werden gediscrimineerd

Waarom nu?

Uit onderzoek blijkt dat de helft van Chinese Nederlanders discriminatie ervaart.

De opvattingen over Chinese migranten in de VS waren ronduit negatief. Ze waren lelijk, aten ratten en pikten de banen van echte Amerikanen in, zo werd beweerd. In die sfeer kwam in 1882 de Chinese Exclusion Act tot stand: Chinese arbeiders waren niet langer welkom. En dat zou zestig jaar zo blijven.

Het debat begon netjes, met een handdruk. Op 18 oktober 1887 ontmoetten Denis Kearney en Wong Chin Foo elkaar in New York tijdens een openbare discussie over de positie van Chinezen in de Verenigde Staten. Er waren wetten aangenomen die de komst en mogelijkheden van Chinezen beperkten. Wong vond dat niet in overeenstemming met de afspraken van ‘onze voorvaderen’. ‘Jouw voorvaderen,’ smaalde Kearney, een populistische politicus op zijn retour. ‘Wat hebben jóúw voorvaderen er nou mee te maken?’ ‘Ik noem ze mijn voorvaderen omdat ze dat in politiek opzicht waren,’ hield Wong vol. Hij was geboren in China, woonde al veertien jaar in de VS en had zich laten naturaliseren. In zijn ogen was hij net zo goed een staatsburger als Kearney, die oorspronkelijk uit Ierland kwam.

De pers was op de hand van Wong. Journalisten omschreven Kearney als een proleet met een laag voorhoofd, een dikke nek en worstvingers. Wong daarentegen vonden ze het toppunt van elegantie: welsprekend, tenger en goed gekleed als een echte Amerikaan. Het gesprek ontspoorde toen Kearney verklaarde dat Chinezen ratten aten. Volgens Wong aten Ieren nog veel viezere dingen. En daarna ging het van kwaad tot erger. Kearney dreigde Wong zelfs uit het raam te gooien.

Beiden waren afkomstig uit groepen die weinig aanzien genoten. Protestantse Amerikanen keken neer op de katholieke Ieren, die tijdens een periode van hongersnood rond 1850 massaal hun land hadden verlaten. Het waren arme mensen, die niet in staat waren tot investeringen en geen speciale ambachten beheersten, zoals de Duitse immigranten, die daaraan een hogere status ontleenden. De Chinezen stonden helemaal onderaan op de sociale ladder, zelfs nog lager dan de Afro-Amerikanen, die na de afschaffing van de slavernij meer rechten hadden gekregen – al hadden nog lang niet alle blanken zich daarbij neergelegd. Wong mocht dit keer dan de morele winnaar van het debat zijn, in het dagelijks leven behoorde hij tot een groep die algemeen werd veracht.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Denis Kearney.
Denis Kearney.

‘Amerika voor de Amerikanen’

De aversie tegen Chinezen was begonnen in Californië, waar de meesten van hen woonden. In 1880 leefden 75.000 Chinezen in deze staat – die hen aanvankelijk had verwelkomd – en nog zo’n 20.000 in de rest van de VS. Ze waren naar Amerika gekomen op de vlucht voor politiek geweld, natuurrampen, hongersnoden en armoede in hun eigen land – net als talloze migranten uit de rest van de wereld. Na de ontdekking van goudvelden in 1848 hoopten velen in Californië hun fortuin te maken. Ook immigranten die al een paar generaties in de Verenigde Staten verbleven waren westwaarts getrokken. Vaak noodgedwongen, omdat hun leven in andere staten was mislukt. Als ze in Californië niet slaagden, zouden ze het nergens meer maken. Zo was een harde samenleving ontstaan waarin velen met moeite wisten te overleven, zeker op momenten dat het economisch slechter ging.

‘Is het een misdaad om een Chinees te zijn?’

Grote ondernemers profiteerden van die onzekerheid: ze hadden goedkope arbeiders voor het uitkiezen. Vooral ongeschoolden concurreerden met elkaar om banen in de mijnbouw, bij de aanleg van spoorlijnen of op het land.

En op dat punt ontstond er wrijving tussen de Chinezen en andere migranten. Veel Chinese mannen waren in groepen naar de VS gereisd en hadden wurgcontracten moeten afsluiten met tussenpersonen die alles voor hen regelden, van banen tot huisvesting. Ze waren bereid tegen lagere lonen dan gemiddeld te werken. Omdat ze meestal alleenstaand waren of hun vrouw thuis hadden gelaten, konden ze met minder geld toe dan andere arbeiders, die vaak een gezin moesten onderhouden. Daarbij kwam dat de Chinezen zich niet mengden met de overige migranten. Ze verkeerden bij voorkeur onder elkaar en hielden vast aan hun eigen taal en gewoontes, omdat ze ervan uitgingen dat ze naar hun land zouden terugkeren.

Deze situatie leidde tot de oprichting van ‘antikoelieclubs’: verenigingen die zich richtten tegen de inzet van goedkope contractarbeiders of ‘koelies’. De vakbonden spraken zich eveneens uit tegen de Chinezen, omdat ze de lonen drukten en onderhandelingen over betere arbeidsvoorwaarden bemoeilijkten.

Chinatown in quarantaine

In de tweede helft van de negentiende eeuw woedde in Azië de pest. In 1900 kwam de ziekte via de haven van San Francisco aan land in de Verenigde Staten. De passagiers waren gecontroleerd en gezond bevonden, maar vermoedelijk zaten er pestbacillen op de vlooien van dieren die aan boord waren. Ondernemers wilden geen quarantaine van de hele stad, uit angst voor economische schade. Omdat de eerste ziektegevallen waren opgedoken in Chinatown, werd alleen dat stadsdeel tot tweemaal toe geïsoleerd. De pestuitbraak fungeerde in 1902 mede als argument voor de permante verlenging van de Chinese Exclusion Act: de Chinezen golden nu ook als ziekteverspreiders.

Verder speelden vooroordelen een rol. Chinezen golden als een ‘inferieur ras’. Een journalist kon zonder tegenspraak schrijven dat ze lelijk waren, hun vrouwen ‘gedegenereerd en dierlijk’. En een ander kon hen ‘heidens, verraderlijk, sensueel, laf en wreed’ noemen. Veel migranten – soms nog maar net van de boot uit Europa – bepleitten een ‘Amerika voor de Amerikanen’.

Het gold als teken van sociale bewogenheid om geen Chinezen in te huren of geen Chinese producten te kopen. Verschillende gildes ontwikkelden een keurmerk dat aangaf dat hun producten alleen door witte mannen waren gemaakt. Slechts een enkeling nam het op voor de Chinezen: uit het oogpunt van rechtvaardigheid, maar ook omdat er nu eenmaal goedkope arbeiders nodig waren voor zware klussen. De vrije markt moest zijn werk kunnen doen.

Opgejutte meute

In deze omgeving kon een man als Denis Kearney opkomen. Hij was in 1847 in Ierland geboren en al jong gaan varen. Zo was hij in Californië beland, waar hij een transportbedrijf begon. In 1877 behoorde hij tot de oprichters van de Workingmen’s Party of California. Het was een anti-establishmentpartij voor de gewone man, die zich verzette tegen de kapitalisten en zich keerde tegen goedkope Chinese arbeid. Kearney was een geweldige spreker en in staat een gehoor in vuur en vlam te zetten. Elke toespraak beëindigde hij met de leus: ‘The Chinese must go!

Rellen in Rock Springs waarbij Chinese mijnwerkers worden aangevallen.
Rellen in Rock Springs waarbij Chinese mijnwerkers worden aangevallen.

Hij sprak zich uit tegen het gebruik van geweld, maar hield tegelijk vol dat zonder een oplossing van het ‘Chinese probleem’ geweld onvermijdelijk was. In oktober 1877 voerde hij een meute aan die met fakkels door de rijke wijk van San Francisco trok. Hij dreigde ‘spoorwegmagnaten, stelende miljonairs en ploerterige ambtenaren’ te lynchen. Later gaf hij het bestuur van de Central Pacific Railway drie maanden de tijd om alle Chinezen te ontslaan. En: ‘Als de Chinese kwestie is opgelost, kunnen we kijken of we de kapitalisten ophangen, doodschieten of in stukken snijden.’

Kearney voegde nooit de daad bij het woord; het bleef bij schreeuwen. Bij verkiezingen boekte zijn partij aanvankelijk succes, maar ze zou het niet lang vasthouden. Dat kwam doordat Kearney te radicaal was, en doordat de anti-Chinezenretoriek was overgenomen door de gevestigde partijen. De Democraten en de Republikeinen vonden ook dat het tijd werd iets aan de Chinese kwestie te doen, die inmiddels was uitgegroeid tot een nationaal thema. Het Chinezenprobleem bleek heel geschikt voor vakbonden en politieke partijen om zich te profileren ten koste van een bevolkingsgroep waaraan nu eenmaal veel mensen een hekel hadden.

Bij rellen komen 28 Chinezen om en raken 15 gewond

In 1882 leidde dat tot een staaltje rassenjustitie: volgens de Chinese Exclusion Act mochten tien jaar lang geen Chinese arbeiders naar de VS migreren. Chinezen die er al woonden konden zich niet meer laten naturaliseren en hadden niet langer de mogelijkheid hun gezin te laten overkomen of een gezin te stichten in de VS. Velen van hen verlieten daarop het land. Maar anderen bleven komen; ze lieten zich naar binnen smokkelen.

De haat tegen de Chinezen nam niet af. In 1885 braken er rellen uit in Rock Springs, Wyoming, omdat witte mijnwerkers kwaad waren dat er Chinezen waren ingehuurd: 28 Chinezen kwamen om en 15 raakten gewond. Federale troepen herstelden de orde, maar niemand werd gearresteerd. Het was het begin van een golf van geweld tegen Chinezen in het westen van het land.

Een Bekende Chinees

De Chinezen vonden hun pleitbezorger in Wong Chin Foo. Hij was in 1847 geboren in Jimo, in de Chinese provincie Shandong, en als jongen geadopteerd door een Amerikaans missionarisechtpaar. Hij had een deel van zijn opleiding in de Verenigde Staten genoten en sprak en schreef vloeiend Engels. Maar belangrijker nog: in tegenstelling tot veel van zijn landgenoten voelde hij zich Chinees én Amerikaan. Hij had een weekblad opgericht genaamd Chinese American – waarmee hij duidelijk aangaf op welke groep hij zich richtte: geassimileerde Chinezen, die in de Verenigde Staten wilden blijven en deel wilden uitmaken van de samenleving. Hij was streng voor zijn landgenoten: hij gaf hun het advies de taal te leren, zich te kleden als een Amerikaan en hun vlecht af te knippen, net als hij.

Discussie over de juiste benaming

Wong Chin Foo was de eerste die de groep immigranten waartoe hij behoorde Chinese American noemde. Zo toonde hij zijn tweeledige identiteit. Inmiddels is dat in de Verenigde Staten een veelgebruikte manier om mensen aan te duiden: Afro-American, Irish-American, Italian-American enzovoort.

In de negentiende eeuw was er ook behoefte aan een andere benaming, namelijk die van Europees in tegenstelling tot gekleurd. Eerst golden bevolkingsgroepen met een Europese achtergrond als Nordic of Anglo-Saxon, later kregen ze de naam Caucasian. Deze term was in de achttiende eeuw bedacht om onder meer de oorspronkelijke bevolking van Europa aan te duiden. In de VS werd het een min of meer neutrale, wetenschappelijke benaming voor witte of blanke mensen of voor personen van Europese afkomst. Inmiddels geldt de term als verouderd en gaat het over whites en people of color. De nieuwste term voor de laatste groep is BIPOC: black, indigenous and people of color.

Wong kwam aan de kost door lezingen te geven over de Chinese cultuur. Hij wilde begrip kweken voor de oosterse manier van leven. Maar op den duur zag hij zoveel onrecht tegen zijn landgenoten dat hij zich steeds meer begon uit te spreken. Hij groeide uit tot een Bekende Chinees, die regelmatig het nieuws wist te halen.

In 1883 daagde hij Kearney per brief uit voor een debat, maar die ging daar toen niet op in. Hij schreef zelfs niet eens terug. Pesterig stelde Wong nog een brief op waarin hij zich afvroeg of Kearney – als onontwikkelde Ier – eigenlijk wel kon schrijven.

Wong Chin-Foo.

In 1892 werd de Chinese Exclusion Act met een decennium verlengd, tot verontwaardiging van Wong. Hij richtte de Chinese Equal Rights League op voor de belangenbehartiging van geassimileerde Chinezen. Hij kreeg de kans een commissie van het Congres toe te spreken. In zijn rede wees hij erop dat Chinezen hardwerkende, belastingbetalende burgers waren aan wie rechten werden onthouden. ‘Is het soms een misdaad om een Chinees te zijn?’

Maar de Amerikaanse politici luisterden niet naar hem. In 1902 maakten ze de Chinese Exclusion Act zelfs permanent. De stemming bleef nog lang uitgesproken anti-Aziatisch, ook omdat er inmiddels duizenden Japanners en Koreanen naar de VS waren gekomen.

Excuses

Pas veertig jaar later – Kearney en Wong waren toen allang dood – begon de positie van Chinezen te verbeteren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten de VS en China zij aan zij tegen Japan. Als teken van waardering trok het Amerikaanse Congres in 1943 de Chinese Exclusion Act in, net als andere wetten die Chinezen beperkingen oplegden. Chinezen konden zich ook weer laten naturaliseren. Voortaan werd een quotum aan Chinezen binnengelaten, al waren dat maar 105 personen per jaar. In 1965 bepaalde een nieuwe wet dat de VS jaarlijks 170.000 immigranten opnamen uit oosterse landen, met een maximum van 20.000 per land. In 2012 bood het Huis van Afgevaardigden unaniem zijn excuses aan voor de Chinese Exclusion Act.

  • The First Chinese American. The Remarkable Life of Wong Chin Foo (2013) door Scott D. Seligman.
  • The Indispensable Enemy. Labor and the Anti-Chinese Movement in California (1971) door Alexander Saxton.
  • ‘Chinese Exclusion Act. Necessary Protection for American Workers or Racist Policy?’ in: Issues & Controversies in American History, juni 2013.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10-2020