Israël en Hamas worden ervan beschuldigd dat ze het internationaal oorlogsrecht schenden. Dat recht bestaat onder meer uit de Verdragen van Genève uit 1949. Volgens historicus Boyd van Dijk waren die niet alleen een reactie op de Tweede Wereldoorlog, maar keken de opstellers ook vooruit. ‘Nederland vroeg zich af: zijn wij een land dat wordt bezet of dat zelf andere landen bezet?’
Eind jaren veertig werden er in Genève regels opgesteld om toekomstige krijgsvormen te reguleren en burgers te beschermen tijdens gewapende conflicten. De Verdragen van Genève worden vaak gezien als antwoord van liberalen op de Tweede Wereldoorlog – en op de Holocaust in het bijzonder. Maar in zijn boek Preparing for War: The Making of the 1949 Geneva Conventions vertelt historicus Boyd van Dijk, verbonden aan de Universiteit van Oxford, een ander verhaal.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
‘Er bestond geen liberale blauwdruk voor de Geneefse Conventies’, vertelt Van Dijk. ‘De oorlogservaring had wel invloed op de gemaakte afspraken, maar de conventies waren niet alleen retroperspectief: er werd vooral vooruitgekeken naar komende oorlogen. De Koude Oorlog en de koloniale oorlogen speelden daarbij een belangrijke rol: de delegaties vroegen zich af hoe het oorlogsrecht binnen het Europees imperialisme paste.’
Vóór de Tweede Wereldoorlog bestond er toch ook al een Geneefse Conventie?
‘Er was inderdaad al een conventie over krijgsgevangenen uit 1929, maar die was uitsluitend geënt op specifieke groepen strijders – niet op burgers, verzetsstrijders of antikoloniale guerrillastrijders.’
En in 1899 en 1907 hadden landen in Den Haag ook al afspraken gemaakt over bezetting en bombardementen.
‘Er is wel enige continuïteit te bespeuren, maar in bredere zin zie ik de Geneefse Conventies uit 1949 meer als een breuk met veel eerdere verdragen en principes. De belangrijkste reden daarvoor is dat delegaties in 1949 vooral bezig waren met oorlogen die al gaande waren, zoals die in Indonesië en Palestina. En dat ze vooruitkeken naar toekomstige conflicten. De architecten van de verdragen trokken niet alleen lessen uit het verleden; ze keken juist óók naar hun eigen tijd, zo niet de toekomst. Ze dachten na over de bescherming van toekomstige oorlogsslachtoffers en de waarborgen die zij verdienden. Welke levens deden ertoe – en welke minder? Wie of wat was een legitiem doelwit? En wie had het recht om die principes vast te stellen en af te dwingen?
Landen hadden verschillende visies op toekomstige oorlogen en hoe ze zich daarop moesten voorbereiden. Zo vonden Groot-Brittannië en de Verenigde Staten dat er in Genève geen uitspraken moesten worden gedaan over bombardementen. Zij wilden luchtwapens het liefst dereguleren, zodat ze die bij toekomstige conflicten met communistische en antikoloniale krachten op elke manier konden inzetten. Uiteindelijk werd er in de verdragen nauwelijks iets over bombardementen gezegd, met alle gevolgen van dien. In Korea en Vietnam zetten de Amerikanen het luchtwapen uitgebreid in, met gruwelijke consequenties voor burgers. Pas in de jaren zeventig volgden er regels over de proportionaliteit van bombardementen.’
Hebben we dan een geïdealiseerd beeld van de Verdragen van Genève?
‘Het ging in Genève wel over de manier waarop landen de rechten van burgers beter konden waarborgen, maar het was geen louter idealistisch project. Er zaten botsende politieke ideeën achter over hoe een hele nieuwe internationale rechtsorde op te tuigen. Je kunt de verdragen zien als een verbod op bepaalde vormen van onmenselijkheid, terwijl andere vormen werden getolereerd.’
‘Sommige vormen van onmenselijkheid werden verboden, andere getolereerd’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Botsten delegaties over die humanitaire oorlogswetten?
‘Jazeker. Een aantal grootmachten, zoals de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, waren niet direct geïnteresseerd in dit soort kwesties. Maar ook Groot-Brittannië was terughoudend, bijvoorbeeld over de vraag hoe je een bezetting moest reguleren. De Britten zagen zichzelf na de Tweede Wereldoorlog als overwinnaar, maar ook als een bezetter in Duitsland, Oostenrijk en koloniale gebieden. Groot-Brittannië was lange tijd tegen een conventie over burgerbescherming, want als er verzet zou zijn in een van hun overzeese gebieden, wilden de Britten over de middelen beschikken om dat met grof geweld de kop in te drukken. Ze muntten ideeën over het in stand houden van represailles, collectief straffen en zelfs mentale marteling; – iets waarvoor de nazi’s in Neurenberg net waren veroordeeld.
Voor landen als Frankrijk en Nederland, die de nazi-bezetting hadden meegemaakt, was dat bijzonder pijnlijk om te accepteren van een NAVO-bondgenoot. Het leidde dan ook tot een enorme strijd tussen de Britten en Fransen, waarbij de Britten veel concessies moesten doen. De Fransen vonden het vooral belangrijk om de rechten van verzetsmensen in Europa beter te regelen, vanwege het collectief geheugen aan het verzet tegen de nazi’s. Terwijl Frankrijk natuurlijk ook een koloniale bezetter was.’
Woog de koloniale toekomst vaak zwaarder dan de oorlogsherinnering?
‘De koloniale vraag hing voortdurend boven de onderhandelingen. Door de raciale ideeën van de nazi’s en de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog was het voor koloniale mogendheden lastiger om op basis van ras onderscheid te maken tussen de rechten van Europese en koloniale inwoners. Dat gebeurde alleen impliciet: koloniale mogendheden probeerden in Genève onderscheid te maken tussen oorlogen binnen en tussen staten, zodat er andere regels zouden gelden voor gewapende conflicten in hun koloniën. Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland wilden de vrije hand hebben in hun overzeese gebieden, maar wilden tegelijkertijd het oorlogsrecht in Europa reguleren uit angst voor een mogelijke Sovjetbezetting.’
‘Koloniale mogendheden probeerden andere regels voor hun koloniën te bedingen’
Hoe stond Nederland erin?
‘Ook voor Nederland was het een lastige discussie, omdat het verschillende identiteiten had. Nederland was een bezetter in Indonesië, maar ook een NAVO-lidstaat die zelf bezet was geweest en beducht was op een Sovjetbezetting. Dat leidde tot complexe vragen: wie zijn we nu eigenlijk? En wie zijn we in de toekomst? Een land dat wordt bezet of dat zelf andere landen bezet?’
Welke rol speelde de Holocaust in de onderhandelingen?
‘Ik verwachtte dat ik tijdens mijn onderzoek veel verwijzingen zou vinden naar de Holocaust en Sobibor of Auschwitz, maar die kwam ik nauwelijks tegen. Het ging in 1949 vooral over nationale collectieve herinneringen. De collectieve herinnering aan en erkenning van het leed van de Europese Joden groeide pas in de jaren na de Geneefse Conventies. De discussies in Genève raakten wel op allerlei manieren aan de Holocaust: het ging over stateloosheid, raciale discriminatie en concentratiekampen. Dat werd toen nog niet expliciet verbonden aan een specifiek Joods lijden, maar aan een nationaal lijden.’
Als we de verdragen in de context van hun tijd moet zien, zijn ze dan aan een update toe?
‘Na de aanslagen op 9/11 zeiden Amerikaanse overheidsfunctionarissen dat al: ze noemden de regels verouderd. Ook nu vragen critici zich af of de conventies nog in de huidige tijd passen, vooral vanwege technologische ontwikkelingen als cyberoorlogen en AI. Het idee achter die kritiek is dat de verdragen alleen een reflectie zijn van lessen uit het verleden, maar zoals ik al zei probeerden de opstellers juist vooruit te kijken naar toekomstige oorlogen. Daardoor zijn ze een stuk flexibeler dan sommige critici doen voorkomen. Bovendien zijn veel principes uit de verdragen zowel voor toen als nu geldend, zoals het verbod op marteling.’
Maar een oorlogstactiek als uithongering werd in 1949 nog niet genoemd.
‘Tijdens de Tweede Wereldoorlog zagen de Verenigde Staten uithongering als cruciaal wapen tegen Japan. Omdat het zo’n belangrijk wapen was voor liberale machten als Amerika en Groot-Brittannië werd uithongering inderdaad pas na de dekolonisatie uitgebannen en pas in de jaren negentig gecriminaliseerd, dat is ongelofelijk laat. Ondanks de zaken die er in 1949 nog niet instonden, is het belangrijk om te beseffen dat de Geneefse Conventies wel een belangrijke stap zijn geweest voor de bescherming van burgers in oorlogstijd. Het is de reden dat we het er nog steeds over hebben, of het nu Oost-Oekraïne of Gaza betreft.’
Preparing for War: The Making of the 1949 Geneva Conventions
Boyd van Dijk
400 p. Oxford University Press, € 30
Openingsafbeelding: De ondertekening van de Verdragen van Genève in 1949. Bron: Wikimedia/Het Rode Kruis