In het protestantse Nederland bestond lange tijd weinig aandacht voor de katholieke Middeleeuwen. Maar dat veranderde in de negentiende eeuw, toen katholieken hun verleden herontdekten, zo vertelt conservator René de Kam tijdens een rondleiding door de nieuwe tentoonstelling In de ban van de middeleeuwen in Museum Catharijneconvent in Utrecht.
De eerste ruimte van de expositie heeft op het eerste gezicht weinig te maken met de Middeleeuwen. Op een groot beeldscherm zijn marcherende soldaten en musketten met bajonetten te zien. Maar de connectie wordt al snel duidelijk. Na de Franse Revolutie werden kerken en kloosters onteigend en werden hun kunstschatten in beslag genomen. Niet alleen in Frankrijk, maar door de opmars van Napoleon ook in grote delen van Europa. Rijkelijk versierde drieluiken en altaarstukken kwamen terecht in opslagruimtes en op zolders. Toen er later in de eeuw een markt voor middeleeuwse kunst ontstond, werden deze onvervangbare werken dikwijls in stukken gezaagd.
‘Een drieluik leverde meer op als het in losse delen werd verkocht,’ vertelt conservator René de Kam. ‘Soms werd er dwars door eeuwenoude kunst heen gesneden. De werken die we hier tentoonstellen zijn wreed uit hun originele omgeving getrokken. Ze horen thuis in kerken waar mensen bidden en hun hart uitstorten in diepe devotie. In plaats daarvan zijn ze gefragmenteerd geraakt en later weer bij elkaar geraapt door verzamelaars. Het is prachtig dat we deze kunst nu kunnen bewonderen als museumstukken, maar de oorspronkelijke context is voorgoed verdwenen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Katholieke emancipatie
De tentoonstelling is gebaseerd op de indrukwekkende collecties van vier negentiende- en vroeg-twintigste-eeuwse verzamelaars. ‘De hernieuwde interesse in de Middeleeuwen loopt parallel aan de katholieke emancipatie,’ vertelt de Kam. ‘De katholieke Middeleeuwen kregen in protestants Nederland weinig aandacht en stonden altijd in de schaduw van de Tachtigjarige Oorlog. Maar toen de katholieken hun rechten weer gingen opeisen, herleefde de fascinatie met de Middeleeuwen. Ze golden niet meer als duister en achterhaald, maar als hoogtijdagen van het katholicisme. En de verzameldrang van de katholieken werkte aanstekelijk, want ook de protestantse Jan Herman van Heek legde een prachtige verzameling aan in Huis Bergh, dat hij kocht in 1912.’
Een fanatieke verzamelaar van middeleeuwse kunst was de geestelijke Gerard van Heukelum. Tijdens zijn opleiding tot priester reisde hij naar Keulen, waar hij onder meer door de bouw van de Dom – waaraan na eeuwen stilstand weer werd gewerkt – in de ban raakte van de neogotiek. Eenmaal terug in Nederland begon hij middeleeuwse kunst te verzamelen. Op reis met Andreas Schaapman, vanaf 1868 de aartsbisschop van het net herstelde aartsbisdom Utrecht, struinde hij de omgeving af en vond hij een schat aan eeuwenoude kunst, weggestopt in schuren en op zolders. In 1872 bracht Van Heukelum zijn groeiende verzameling onder in het door hem opgerichte Aartsbisschoppelijk Museum in Utrecht.
De Kam wijst op een van de werken uit de collectie-Van Heukelum. Het gaat om De man van smarten: een onderdeel van een voormalig tweeluikje waarop Jezus Christus te zien is terwijl hij het kruis op zijn schouder draagt. ‘Het bijzondere aan dit werk is dat Christus hier eigenlijk al dood is, maar toch zijn ogen heeft geopend. Deze verbeelding symboliseert dat Jezus ook aan het kruis gestorven is voor de mensen die na hem zijn gekomen en die hij dus nu als het ware recht aankijkt met die intens droeve blik.’
Elektrisch verlicht kasteel
Niet alleen geestelijken raakten verknocht aan middeleeuwse kerkelijke kunst. Ook de collectie van het adellijke geslacht Van Zuylen–De Rothschild maakt deel uit van de tentoonstelling. Etienne baron van Zuylen van Nijevelt erfde de ruïne van Kasteel de Haar bij Utrecht. Samen met zijn vrouw, de schatrijke Française Hélène de Rothschild, herbouwde hij het kasteel in neogotische stijl. In het splinternieuwe Kasteel de Haar combineerde het echtpaar Van Zuylen–De Rothschild hun fascinatie voor vervlogen tijden met hypermoderne voorzieningen. In hun met elektriciteit verlichte kasteel brachten zij hun middeleeuwse collectie onder.
De Kam wijst op een vitrinetafel met tafelzilver. ‘Het echtpaar verzamelende niet alleen middeleeuwse kunst, maar liet de periode ook terugkeren in hun gebruiksvoorwerpen. Dit zilverwaar was nieuw, maar in neogotische stijl vervaardigd. De Middeleeuwen waren in de mode onder rijkere katholieken. Dat Etienne van Zuylen geïnteresseerd was in de Middeleeuwen was overigens geen wonder. In oude bronnen komt het geslacht Van Zuylen keer op keer terug als een invloedrijke adellijke familie in de omgeving van Utrecht. In Kasteel de Haar combineerde het echtpaar dus familiegeschiedenis met religieuze identiteit.’
Volgens De Kam werpt de expositie licht op een periode vol fascinerende kunst die lang werd weggezet als weinig kwalitatief. ‘Maar de verzamelaars van wie we de collecties hier tentoonstellen wisten wel beter. Middeleeuwse kunst kan zeer gedetailleerd zijn en is vaak bedekt met schitterend bladgoud. De kunst van de Middeleeuwen was in de ogen van de verzamelaars afkomstig uit een tijd van zuivere devotie. De stukken die het meest gewaardeerd werden, waren die waarop de vroegmoderne tijd nog geen invloed had uitgeoefend. Het werd in de negentiende eeuw gezien als puur katholieke kunst, onaangetast door de Renaissance of het protestantisme.’
De expositie In de ban van de middeleeuwen is te zien in Museum Catharijneconvent in Utrecht tot en met 26 januari 2025.
Openingsbeeld: De expositie in Museum Catharijneconvent. Foto door Mike Bink.