Aan het begin van de zeventiende eeuw bloeide de kunstmarkt in de Nederlanden. Er ontstonden nieuwe genres, zoals het landschap, het stilleven en het genrestuk. Ook heel populair was de tronie.
Een tronie is geen portret, want de afgebeelde persoon is anoniem. Bij een portret is iemand te herkennen aan bepaalde gelaatstrekken. Bij een tronie draait het om typerende kenmerken van het menselijk gezicht. Naast een artistieke oefening is het ook een wetenschappelijk onderzoek. Rembrandt, Jan Lievens, Frans Hals, Peter Paul Rubens en Johannes Vermeer zijn de voornaamste vertegenwoordigers van het genre. Rubens had in zijn atelier 120 studies van hoofden hangen, die hij streng bewaakte als zijn bedrijfsgeheim.
Meer beeldessays lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Een tronie begon vaak als een oefening of een ontwerp voor een gezicht dat later in een groter schilderij zou terugkomen. Op den duur werden deze studies ook los verkocht; soms zelfs na het overlijden van een schilder. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) nam de welvaart in de Nederlanden enorm toe en was vrij verkeer van personen en goederen mogelijk tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Zo bezocht Rubens in deze jaren Holland twee keer en reisde Frans Hals naar Antwerpen. De schilderkunst in de Zuidelijke Nederlanden, met name Antwerpen, beïnvloedde zo de kunst in Holland.


Overigens is de oorsprong van de tronie ouder. Leonardo da Vinci had als humanist al veel belangstelling voor de studie van het gezicht en voor fysionomie. Voor zijn tijd werden gezichten geschilderd als kopie van andere kunst of met zelfverzonnen gelaatstrekken.
Slecht karakter
De leer van de fysionomie verbindt bepaalde gelaatrekken met karaktereigenschappen. De veronderstelling is bijvoorbeeld dat slechte en domme mensen ook misvormde gezichten hebben. En dat mensen die op bepaalde dieren lijken dan ook wel het karakter van die dieren hebben.

Pieter Bruegel de Oude trok in de zestiende eeuw naar dorpen om plattelandsmensen te bestuderen voor zijn dorpstaferelen. Toch zijn de portretten die hij maakte nog vaak karikaturaal. Hij schilderde vooral boeren als type. Pas in de zeventiende eeuw werden gezichten echt natuurgetrouw geschilderd.

Populair model
Omdat de geportretteerde tronies geen naam kregen, blijven ze anoniem. Toch komen ze tot leven omdat ze soms op verschillende schilderijen terugkomen. Zoals deze oude vrouw, afgebeeld door Rubens en Jacob Jordaens. Misschien komen we ooit nog de naam van deze gewone vrouw te weten.

Door de populariteit van de tronie werden voor het eerst gewone mensen op grote schaal afgebeeld. Populaire modellen duiken bij verschillende schilders op; mogelijk werden die getroffen door bepaalde karakteristieke koppen. Waarschijnlijk waren veelvoorkomende modellen op een of andere manier verbonden aan schildersateliers. Ook al kregen zij vaak geen naam, de beeltenis van gewone mensen kon zo toch aan de muur van dure grachtenpanden hangen.

Dit beeldessay is gebaseerd op de tentoonstelling Krasse Koppen, die nog tot 21 januari te zien is in het Koninklijk Museum voor de Schone Kunsten in Antwerpen.
Openingsbeeld: Deze hoofdstudie van een zwarte man maakte Rubens op een oud beschreven blad. Later zou dit ontwerp gebruikt worden in Rubens’ Aanbidding door de koningen. Peter Paul Rubens, 1608