Home Dossiers Tachtigjarige Oorlog Het Plakkaat van Verlatinghe

Het Plakkaat van Verlatinghe

  • Gepubliceerd op: 8 april 2009
  • Laatste update 11 apr 2024
  • Auteur:
    Luc Panhuysen
  • 14 minuten leestijd
Het Plakkaat van Verlatinghe was een onafhankelijkheidsverklaring
Cover van
Dossier Tachtigjarige Oorlog Bekijk dossier

Het Plakkaat van Verlatinghe (1581) wordt gezien als een eerste aanzet tot de stichting van een aparte, eigen staat. Maar met dit geschrift legde de jonge Republiek haar lot ook in handen van een vreemdeling. Het tekent deze fase van de Opstand, waarin Willem van Oranje nog niet geloofde dat hij zich op eigen kracht van de Spanjaarden kon ontdoen.

Het woord ‘opstand’ heeft een fiere klank. Het drukt trots uit; ‘opstaan’ tegen een tiran beschrijft een beweging die uitmondt in een rechte rug en opgeheven kin. De Nederlandse Opstand tegen de Spaanse overheersing (1568-1648), ook wel de Tachtigjarige Oorlog genoemd, heeft precies die suggestie. Hier is een volk dat doelbewust de slavernij afschudde om zelf het heft in handen te nemen. De Opstand staat bekend als een verhaal met een happy end, waarin Willem van Oranje de rol van ‘vader des vaderlands’ op zich nam. Niets was logischer dan dat de Nederlandse Republiek een halve eeuw later zou opklimmen tot een van de belangrijkste machten van Europa en met haar handelsvloot over de golven zou heersen.

Meer lezen over de Tachtigjarige Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Maar het succesverhaal had een hopeloos eerste bedrijf. De opstandelingen liepen niet rechtop, hun houding leek eerder op een chronische buiging. Dit komt goed tot uiting in een van de belangrijkste documenten uit de Nederlandse geschiedenis, het zogeheten Plakkaat van Verlatinghe van 26 juli 1581. Het is het eerste geschrift waarin een aanzet wordt gegeven tot de stichting van een aparte, eigen staat. Tegelijkertijd laat het zien hoe moeilijk het nog was voor de zestiende-eeuwers om zich geheel op te richten. De glorieuze Republiek van het midden van de volgende eeuw lag nog mijlenver buiten het bereik van hun voorstellingsvermogen.

Ondertekening van het Plakkaat van Verlatinghe
Ondertekening van het Plakkaat van Verlatinghe, schilderij door Johannes Hinderikus Egenberger uit 1850.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Spaanse varkens

De situatie van die tijd laat zich goed illustreren aan de hand van een pamflet dat in 1580 van de pers kwam. Het had de titel: Houdt op in mijn Tuin te wroeten, Spaanse varkens! Dergelijke pamfletten hingen overal aan de muur in kroegen en in de gelagkamers van herbergen. Dit pamflet bestond voor het grootste deel uit een prent, waarop een heleboel varkens zichtbaar waren.

Het varken stond symbool voor de Spanjaard. Varkens wroeten in de grond naar rapen en knollen. Ze copuleren in het wilde weg. Eén varken met een crucifix om de nek zeult op een slede haar talrijke en weldoorvoede kroost met zich mee. Zo ver het oog reikt krioelt het varkensvolk, ze putten het land uit en vallen de andere dieren lastig. Ergens wordt een ezel besprongen, elders duwt een Spanjaard zijn neus in de wollige buik van een lammetje, zinnebeeld van onschuld.

Geen zestiende-eeuwse bezoeker zal moeite hebben gehad er de actualiteit in te herkennen. Op dat moment hadden grote delen van de Zuidelijke Nederlanden veel last van rondzwervende plunderende soldaten. De Spaanse regering kon haar soldaten dikwijls niet betalen, zodat zij zelf aan voedsel moesten zien te komen. Een leger had al snel de omvang van een bescheiden stadsbevolking. Als deze hongerige mensenmassa ergens neerstreek, sloeg onverbiddelijk schaarste toe en schoten de voedselprijzen omhoog. Ook verliep zulke foeragering doorgaans niet geweldloos. Al jarenlang vraten de Spanjaarden op kosten van de boeren en de burgers van Vlaanderen, Henegouwen en andere provincies in de Spaanse Nederlanden.

De Hollandse Tuin

Op de prent was slechts één gebied verschoond van de knorrende Spanjolen. Dat was het cirkelvormige lapje grond waaromheen een haag van wilgentenen was gevlochten: de Hollandse Tuin. De Hollandse Tuin zou in de nationale iconografie een glanzende toekomst tegemoet gaan. Dit is een van de eerste keren dat hij opduikt. In de Hollandse Tuin heerst veiligheid en rust, want in het midden ervan staat een leeuw. Het is de klimmende leeuw uit het wapen van het gewest Holland, die met een knots de Hollandse Tuin verdedigt. Onder aan het pamflet staan de woorden die de leeuw het ongedierte aan de andere kant van de schutting toebrult:

Houdt op in mijn tuin te wroeten, Spaanse beren
Wilt uw varkensrug toch achterwaarts trekken,
Of mijn knots zal het u leren
Die u het hoofd zal breken en de hals zal rekken.
De edele prins waarmee u meent te gekken
Zal te water en te land u bespringen al,
Vertrekt met uw vuile zeugen en jongen spekken
Rent, guiten, rent voordat de geus u daartoe dwingen zal.

Het is kranige taal, die een leeuw natuurlijk niet misstaat. Hier zijn de spierballen van de opstandelingen aan het woord. Kroegtijgers en herbergbezoekers zullen de koning der dieren hebben toegedronken en zich een paar pullen later hebben bescheurd om de degradatie in Gods schepping waaraan de tekenaar de Spaanse vijand had onderworpen. De Spanjaarden werden na bijna dertig jaar van opstand inmiddels unaniem gezien als wrede indringers.

Besef van eigenheid

Protestanten haatten de soldaten van de in-katholieke Filips II, koning van Spanje, maar ook katholieken zagen hen liever gaan dan komen. Niemand was vergeten dat nog geen tien jaar eerder Zutphen was uitgemoord, of de complete bevolking van Naarden over de kling was gejaagd. Ook herinnerde iedereen zich nog de Tiende Penning, en al die andere torenhoge belastingen die namens Filips waren geheven. In tien jaar tijd was Willem van Oranje, ‘de edele prins’, als leider van de Opstand een beroemdheid geworden met een grote aanhang. De provincies Holland en Zeeland hadden hem een paar jaar geleden, in 1575, al de Hoge Overheid opgedragen. Er was zowaar iets van een besef van eigenheid aan het ontstaan.

Er was iets van een besef van eigenheid aan het ontstaan

De Hollandse Tuin verwees naar die eigenheid, die was gebaseerd op veiligheid en vrijheid. In de uitgestrekte ruimte van Spaanse tirannie en de chaotische willekeur van de Tachtigjarige Oorlog hadden de bewoners van de Noordelijke Nederlanden, met name die van Holland en Zeeland, eigenhandig een enclave uitgehakt waar ze hun eigen religie konden beoefenen. Hier waren ze meester over het geld dat ze hadden verdiend en bepaalden zij zelf welke religie ze aanhingen.

Unie van Atrecht

Scheert u weg, Spaanse varkens, ‘of mijn knots zal het u leren’ – een minder benevelde kroegbezoeker beluisterde in het brullen van de leeuw ook de nodige angst. Want de koning der dieren overschreeuwde zichzelf, iedere goed ingevoerde pamflettenlezer wist dat. De Spaanse wapens waren de laatste tijd juist erg succesvol.

Eerst was daar in 1578 de rampzalige Slag bij Gembloers geweest. De toenmalige Spaanse landvoogd don Juan, zoon van de Spaanse koning, had toen een klinkende overwinning behaald op de opstandelingen. Door deze veldslag waren Henegouwen, Limburg en een deel van Brabant voor de Opstand verloren gegaan. Voor de ‘edele prins’ stonden de zaken er allerminst gunstig voor. Oranje wilde immers dat alle zeventien Nederlanden, de noordelijke en de zuidelijke provincies, zich verenigden achter één doel, namelijk de oorlogvoering tegen koning Filips. Maar in het jaar na de Slag van Gembloers was dat schone ideaal in duigen gevallen.

In 1579 werd de Unie van Atrecht gesloten, waarmee Henegouwen en Artesië zich verenigden in hun verlangen terug te keren onder de heerschappij van Spanje. In ruil voor hun aanhankelijkheid wilden ze dat de plunderende Spaanse soldaten uit hun gebieden werden teruggetrokken. De Unie van Atrecht was een katholiekgezind verdrag, waarin vooral het verlangen naar rust en veiligheid de doorslag had gegeven.

Unie van Utrecht

In dezelfde maand januari had de Unie van Utrecht het licht gezien, waarmee Vlaanderen, Brabant, Zeeland, Holland, Utrecht, Gelre, Overijssel, Groningen en Friesland zich verbonden in het besluit om de Opstand door te zetten. Deze Unie was een overwinning geweest van de radicale calvinisten; vrijheid van godsdienst werd beleden, maar nergens wettelijk gewaarborgd. Dat was een zware slag voor Willem als bruggenbouwer.

Vrijheid van godsdienst werd beleden, maar nergens wettelijk gewaarborgd

Daarbij was het niet gebleven. In de zomer van 1579 was de belangrijke vestingstad Maastricht veroverd door de hertog van Parma. Dat werd algemeen beschouwd als een blamage voor de prins van Oranje, die dit toch had moeten zien te voorkomen. Het was moeilijk geworden om vertrouwen te houden. Ook had een belangrijk medestander, de graaf van Rennenberg, die vier jaar eerder was overgelopen naar Oranje, de opstandelingen weer in de steek gelaten.

Rennenberg was stadhouder van de noordelijke provincies; zijn desertie kwam de Nederlanders duur te staan. Hij veroverde Coevorden en Oldenzaal, waardoor de Spanjaarden ineens weer houvast hadden in de Noordelijke Nederlanden.

Hertog van Anjou

Het zag er in deze tijd helemaal niet rooskleurig uit voor de opstandelingen. Een nuchtere kroegbezoeker kon het niet ontgaan dat de tekenaar van het pamflet een aantal varkens reeds hun voorpoten begerig op de schutting van de Hollandse Tuin had laten zetten.

In het jaar dat dit pamflet werd gepubliceerd, hadden de Staten-Generaal een overeenkomst gesloten met de hertog van Anjou, de broer van de koning van Frankrijk. Anjou kreeg de soevereiniteit aangeboden, in ruil voor militaire en financiële steun. Het was een opmerkelijk besluit: de opstandige Nederlanden hadden een nieuw staatshoofd benoemd terwijl het oude, Filips, juridisch gezien nog altijd in functie was. Om deze hindernis uit de weg te ruimen werd op 26 juli 1581 het Plakkaat van Verlatinghe aangenomen.

Een aantrekkelijke bondgenoot

Voor het eerst werd onomwonden en zwart op wit verklaard dat de Spaanse koning niet langer de trouw van zijn Nederlandse onderdanen verdiende. ‘Iedereen weet dat een Prins van een land door God is aangesteld als hoofd over zijn onderdanen,’ luidde de eerste zin, ‘om te beschermen tegen al het ongeluk, overlast en geweld zoals een herder zijn schapen beschermt.’ Daarom werd de herder in Madrid verlaten. Tegelijkertijd leverde het land zich uit aan een vreemdeling.

Op het moment dat Anjou instemde met het verzoek van de prins van Oranje en de Staten-Generaal was hij een cynisch heerschap. Anjou had te lang in de schaduw van zijn grote broer, koning Henri III, moeten leven. Een losbandig leven als drinkebroer en fuifnummer had zijn gezicht omgetoverd tot een ruïne, dat alleen met de poederdoos toonbaar kon worden gemaakt. Hij was ijdel en eerzuchtig; volgens de historicus Van der Lem was de man ‘een onbetrouwbare griezel’.

Maar Willem zag in de hertog een geestverwant, en heel vreemd was dat niet. Bij veel protestanten stond de hertog bekend als een criticaster van zijn broer Henri, van wie hij vond dat hij zich door de katholieken liet ringeloren. Anjou had, hoewel zelf katholiek, tijdens de Franse godsdienstoorlogen sympathie getoond voor de hugenoten, de Franse protestanten. De hertog leek dus een voor de hand liggende bondgenoot. Het feit dat hij een machtige broer achter zich had, maakte hem bovendien een aantrekkelijke bondgenoot.

Verdediger van de Vrijheden der Nederlanden

Was het niet veel logischer geweest als de prins van Oranje de soevereiniteit aangeboden had gekregen? De prins had immers zijn ziel en zaligheid aan de Opstand verbonden. Onvermoeibaar had hij alle partijen bij elkaar proberen te houden, de calvinistische drijvers en de katholieke sympathisanten. Was hij niet precies de bindende figuur die de opstandelingen nodig hadden? Maar uit de oprichting van de Unies van Atrecht en Utrecht was wel gebleken dat zelfs Oranje de middelpuntvliedende krachten niet langer kon beteugelen. Bovendien had de Opstand in de hertog van Parma een briljante veldheer als tegenstander gekregen.

Anjou werd in het Plakkaat ‘de Verdediger van de Vrijheden der Nederlanden’ genoemd.

Het was dan ook Willem van Oranje zelf geweest die zich had beijverd voor het aanzoek aan de hertog van Anjou. Hij geloofde niet dat de Nederlanden zich op eigen kracht van de Spaanse overheersing konden ontdoen. Zelf had hij geen cent meer om soldaten te betalen. De provincies hielden de hand op de knip, bang dat als zij eerst gaven, de andere zouden achterblijven. Waar moesten de noodzakelijke troepen vandaan komen? Het antwoord luidde: uit Frankrijk. De hertog van Anjou zou 10.000 soldaten meebrengen voor directe inzet tegen de Spanjaarden.

Anjou werd in het Plakkaat ‘de Verdediger van de Vrijheden der Nederlanden’ genoemd. De verdediger had echter weinig haast om zich naar de drassige oorden in het noorden te begeven. Ruim een jaar na zijn aanstelling liet hij zich pas zien. Toen hij in Vlissingen aan wal stapte, maakte Oranje als eerste een knieval voor hem. Het was een buiging in haar nederigste vorm. De 10.000 Franse soldaten gaven vriend en vijand de indruk dat de opstandelingen nu definitief de bovenliggende partij zouden worden. De lijn-Oranje leek de toekomst te hebben.

Anjou’s bittere nederlaag

Maar in plaats van het voortouw te nemen in de strijd tegen de gemeenschappelijke vijand, beraamde Anjou een plan om de grootste stad in de Nederlanden, Antwerpen, aan zich te onderwerpen. De opzet lekte uit, zodat de aanvallers zich volkomen verslikten in het vastberaden verzet van de Antwerpenaren. Meer dan 1500 Fransen vonden de dood. Het was een verlies voor Anjou waarvan hij zich niet meer kon herstellen; in de zomer van 1583 verliet hij de Nederlanden voorgoed. Het was tevens een bittere nederlaag voor Willem van Oranje.

De tegenslagen bleven elkaar opvolgen. Parma kon van de verwarring in het Nederlandse kamp gebruikmaken om de hele Vlaamse kust in te lijven. En dit was slechts een ouverture voor de inname van Ieper, Brugge en Gent. Antwerpen viel in 1585. De Opstand bevond zich in een kritieke fase.

Willem van Oranje vogelvrij verklaard

Maar, zoals de historicus Van Deursen terecht schreef, ook al werd de oorlog weinig voorspoedig gevoerd, de bitterheid van de vijand was een bemoedigend teken. In 1580 had Filips tegen de prins van Oranje een ban-edict uitgevaardigd. Hierin werd Willem afgeschilderd als een godloochenaar, een bigamist, een zuipschuit, iemand die uit eigenbelang een heel volk in het verderf stort; welbeschouwd was Oranje de enige hinderpaal tussen een verzoening tussen de wettige koning en de Nederlanden. Filips had de prins vogelvrij verklaard, diegene die hem om het leven wist te brengen kreeg een beloning van 25.000 gouden kronen. Bovendien zou zijn hele familie in de adelstand worden verheven.

De oproep om Willem van Oranje te vermoorden was een appèl aan het adres van religieuze fanatici

De prins had hierop gereageerd met de publicatie van zijn Apologie. Hierin werden alle aantijgingen omstandig weerlegd en werd de tegenpartij vele bladzijden achtereen met pek overgoten. Propagandistisch waren de ban en de apologie in dezelfde stijl, al had Willem geen beloning uitgeloofd voor de moordenaar van Filips.

De oproep om de aartsketter Willem van Oranje te vermoorden was een appèl aan het adres van religieuze fanatici, die hun leven wilden opofferen in ruil voor een plek in de hemel en verheffing van hun bloedverwanten. In 1582 waagde de eerste kandidaat een poging. Willem werd door zijn kaak geschoten en balanceerde wekenlang op de rand van de afgrond. Dankzij de zorgen van zijn vrouw, die dag en nacht haar duim op het kogelgat moest houden, herstelde hij. Zij overleed echter als gevolg van oververmoeidheid.

Het einde van Willem van Oranje

Op 10 juli 1584 maakte Balthasar Gerards zijn opwachting in het trappenhuis van het Delftse Prinsenhof. Hij slaagde wel. Willem werd dodelijk in de borst getroffen en zakte door zijn benen. Zijn laatste woorden waren: ‘Mijn God, mijn God, heb medelijden met mij en dit arme volk.’

‘Mijn God, mijn God, heb medelijden met mij en dit arme volk.’

De Opstand was zijn leider kwijt. Ondertussen zette de hertog van Parma zijn veroveringstocht voort, deels met sluw onderhandelen, deels met wapens. Steeds meer steden vielen in zijn handen. Brussel werd weer Spaans; in 1585 viel Antwerpen, na een meesterlijk uitgevoerd beleg. Weer keken de opstandige gewesten om zich heen voor hulp; ditmaal ging de Engelse koningin Elizabeth op hun verzoek in. Ze stuurde haar vertrouweling de graaf van Leicester. Een nieuw Plakkaat van Verlatinghe hoefde in ieder geval niet meer te worden aangenomen; je kon een vorst maar eenmaal verlaten.

Maar ook Leicester faalde. Hij vertrok in 1587. Daarna zag men geen heil meer in de import van vreemde staatshoofden. De tijd van buigen was voorbij. Ook was het gevoel van eigenheid toegenomen. Er liep wel degelijk een schutting van taaie wilgentenen rond de Noordelijke Nederlanden. Onder leiding van het duo prins Maurits, Oranjes tweede zoon, en de Hollandse landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt zou de Hollandse Tuin weer vrij worden gemaakt van wroetende varkens.

Meer weten

  • Standaardwerken zijn Geoffrey Parker: The Dutch Revolt (1977) en Jonathan Israels The Dutch Republic. Its Rise, Greatness and Fall 1477-1806 (1995).
  • Bondiger en luchtiger zijn Anton van der Lems De Opstand in de Nederlanden (1555-1609) (1995) en Willem van Oranje. Een biografisch portret (1995) van A.Th. Van Deursen.
  • Prachtig voor de propagandistische dimensie van de Opstand is Daniel van der Horst: De Opstand in zwart-wit. Propagandaprenten uit de Nederlandse Opstand 1566-1584 (2003).