Home Dossiers Tachtigjarige Oorlog Willem van Oranje moest zichzelf opnieuw uitvinden

Willem van Oranje moest zichzelf opnieuw uitvinden

  • Gepubliceerd op: 26 oktober 2016
  • Laatste update 27 mrt 2024
  • Auteur:
    Luc Panhuysen
  • 13 minuten leestijd
Portret van Willem van Oranje
Cover van
Dossier Tachtigjarige Oorlog Bekijk dossier

Willem van Oranje was de favoriete hoveling van de oude Spaanse keizer, Karel V. Toch ontpopte uitgerekend hij zich tot leider van de Opstand in de Lage Landen. Dat gebeurde niet van de ene dag op de andere: hij moest zichzelf opnieuw uitvinden.

Tegenwoordig wordt Arnstadt ‘de poort naar het Thüringer Wald’ genoemd. Toen  Willem van Oranje er in 1569 verzeild raakte, was het nog aan alle kanten door dichte bossen omsloten. De prins logeerde er in het sombere slot van zijn zwager, graaf van Schwartzburg. Hij was nog nooit zo ver van de bewoonde wereld af geraakt.

Meer lezen over de Tachtigjarige Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Dat was ook precies zijn bedoeling. Hij was op de vlucht voor schuldeisers, spionnen en vooral voor moordenaars die waren uitgezonden door de hertog van Alva. In Arnstadt, in het keurvorstendom Saksen, bereikte prins Willem I van Oranje het dieptepunt van zijn veelbewogen loopbaan. Hij was in verwarring. De opstand die hij een jaar eerder was begonnen, was rampzalig verlopen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hoogmoed

Ongeveer op hetzelfde moment, 350 kilometer westwaarts in Antwerpen, was het succes zijn grote vijand naar het hoofd gestegen. De aanvallen die Willem en zijn broers vanuit Duitsland op de Spanjaarden in de Lage Landen hadden ondernomen waren alle mislukt.

De grootste nederlaag was door Alva toegebracht aan Lodewijk van Nassau bij het plaatsje Jemmingen. Lodewijk had zich nog net van zijn kuras kunnen ontdoen om in de Eems te springen, maar het overgrote deel van zijn leger was kansloos in de pan gehakt. De buitgemaakte kanonnen had Alva meegenomen naar Antwerpen en laten omsmelten tot een kolossaal bronzen standbeeld van zichzelf. Onder zijn rechtervoet spartelde een tweekoppig lichaam: het oproerige Nederlandse volk en de Nederlandse adel verenigd in de gestalte van één verliezer.

Het contrast tussen Alva’s hoogmoedige gebaar, dat zelfs Spanjaarden deed hoofdschudden, en het wanhopige asiel van Willem van Oranje bij zijn zwager in Arnstadt, is slechts een momentopname in de eindeloze dans van kerende krijgskansen die de Nederlandse Opstand tegen de Spanjaarden, ook wel de Tachtigjarige Oorlog genoemd, kenmerkte. Helaas voor Willems gemoedsrust viel de gekmakende wisselvalligheid grotendeels samen met zijn persoonlijke bijdrage aan die opstand.

Formidabele vijand

Dat lag slechts deels aan hemzelf. Het was bovenal inherent aan de specifieke fase waarin de Opstand zich toen bevond, namelijk: het begin. Willem en zijn medestanders moesten het vak nog leren. De partijen moesten zich nog vormen. Niemand, althans bijna niemand, wist een visie te vertolken die verderging dan het overleven van de dag van morgen. Daarbij was de vijand formidabel. Spanje was de onbetwiste supermacht van de zestiende eeuw, Alva was de meest ervaren en succesvolle veldheer van zijn tijd.

Willem was niet in de wieg gelegd om rebellenleider te worden. Integendeel, hij was in 1533 met een gouden lepel in zijn mond geboren als oudste zoon van Jan de Rijke, graaf van Nassau. Hij kreeg een traditionele adellijke opvoeding met veel dans, schermen en andere hoofse vaardigheden. Toen hij elf jaar oud was wierp de dood van een oom hem als erfenis het soevereine prinsdom Orange (in Frankrijk, bij Avignon) in de schoot. Hierdoor kwam Willem in titel boven zijn vader te staan.

Willem kwam boven zijn vader te staan in titel toen hij op elfjarige leeftijd het soevereine prinsdom Orange erfde van zijn oom

Willem was een prins geworden en werd als zodanig door de keizer, onder wie het Duitse Rijk viel, behandeld. Hij werd naar het keizerlijke hoofdkwartier in Brussel gehaald voor een opleiding die hem moest voorbereiden op een leven pal naast de troon, als steun en toeverlaat van de macht, peiler van de bestaande orde. Dat hij daarvoor zijn lutherse geloof moest verruilen voor het katholieke, vond vader Jan niet zo’n probleem en Willem al helemaal niet. De toekomst lachte de jonge Willem van Oranje toe.

Willem van Oranje was de rijkste edelman van de Lage Landen

Rond zijn twintigste was Willem de ideale hoveling. Men prees zijn fluwelen omgangsvormen, de warmte van zijn stem, de intelligentie van zijn raadgevingen. Tijdens een toernooi won hij een prijs als meest galante ridder. Vrouwenharten raakten in volle galop als ze hem de gaillarde zagen dansen, berucht vanwege de vele huppeltjes en sprongen. Behalve charmant was Willem ook steenrijk. Dankzij al zijn leengoederen lag zijn jaarlijkse inkomen rond de 200.000 gulden, omgerekend bijna 8 miljoen euro. Het maakte hem tot de rijkste edelman van de Lage Landen.

Willem gedijde als stut van de kroon, en de waardering was wederzijds. Toen de oude keizer in 1555, na decennia van oorlog voeren, afstand deed van de macht, maakte hij dat in Brussel bekend met Willem naast zich, de jichtige hand steunend op diens schouder.

Toch sprong op dat moment de eerste barst in de wederkerigheid. Want tegenover de keizer stond diens zoon, Filips II. Het keizerrijk werd in tweeën gesplitst en het rijkste deel, met daarin de Lage Landen en Spanje, werd die dag overgedragen aan deze jongeman. Filips en Willem waren vrijwel leeftijdgenoten; verder was er weinig wat ze gemeenschappelijk hadden.

Geloofsvervolging

Koning Filips was katholiek met een fanatisme dat Willem wezensvreemd was. Hij verscherpte de ketterplakkaten en de vervolging van lutheranen en doopsgezinden. Met dezelfde gedrevenheid streefde Filips naar modernisering van zijn regering ofwel: centralisering van zijn rijk. Dit betekende dat de oude gebruiken en privileges van de edelen moesten wijken voor nieuwe, door juristen uitgedokterde regels. Vroeg of laat zou Willem moeten erkennen dat zijn belangen niet meer met die van de monarchie overeenstemden.

De hoge adel koos eieren voor zijn geld – net als Willem van Oranje

Maar wie zoveel te verliezen heeft, heeft geen haast met moeilijke keuzes. Iedereen met ogen in zijn hoofd zag dat Filips bezig was nieuwe regeringsorganen op te tuigen, bemand door jaknikkers en zetbazen. Die zag dat die organen meer plaats innamen dan goed was voor de plaatselijke bevolking en adel. Die zag eveneens dat de geloofsvervolging serieuzer werd aangepakt en dat op de pleinen in grote steden vaker mannen of vrouwen werden verbrand dan voorheen. Van Vlaanderen en Brabant tot in Zeeland en Holland nam de onvrede toe, vooral bij de stedelijke bevolking en de lagere adel. Maar de hoge adel koos, net als Willem, eieren voor zijn geld.

Willem van Oranje bekritiseerde Filips

Het wilde dan ook wat zeggen toen Willem, als meest aanzienlijke van de Nederlandse adel, tijdens een vergadering van de Raad van State het woord nam en het waagde tegen Filips’ vertegenwoordiger in Brussel, de landvoogdes Margaretha van Parma, een kritische noot te uiten. ‘De koning dwaalt als hij meent dat Nederland voortdurend de bloedige plakkaten verdragen kan; evenals elders zal men ook hier oogluikend veel moeten dulden. En hoezeer ik ook aan het katholiek geloof hecht, ik kan niet goedkeuren dat vorsten over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hun de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen.’

Tien jaar na het aantreden van Filips had Willem dan toch zijn positie kenbaar gemaakt. Zijn stellingname was gedurfd en verontrustend. Een van de aanwezige raadsheren was zo geschokt dat hij na een slapeloze nacht werd getroffen door een beroerte.

Willem was nog steeds trouw aan de koning. Zijn kritiek was niet zozeer gericht tegen Filips als wel tegen diens raadgevers. De onderliggende suggestie was dat de kroon grote schoonmaak moest houden en de Nederlandse edellieden hun vertrouwde, traditionele plek in de adviesorganen moest teruggeven. Filips was er de man niet naar om naar de fuivende pretty boy van Oranje te luisteren. Hij zat bovendien in Madrid, dus veel te ver weg om de woede over de bloedplakkaten en de geloofsdwang mee te krijgen.

Beeldenstorm

Toen die tot uitbarsting kwam, sloeg die in als een bom. Twee jaar na Willems toespraak in de Raad van State brak de Beeldenstorm uit. Beginnend in Vlaanderen raasde die als een allesvermalende tornado naar de Noordelijke Nederlanden, een spoor achterlatend van duizenden vernielde kapellen en honderden verwoeste kerkinterieurs. Het Lam Gods van de Gebroeders Van Eyck kon in Gent nog net in veiligheid worden gebracht. Toen Filips van de Beeldenstorm hoorde, werd hij er zo beroerd van dat hij wekenlang zijn bed niet uit kwam.

Het jaar daarop arriveerde de hertog van Alva om orde op zaken te stellen. Hij stelde de Bloedraad in, deed eerst alsof hij vergevingsgezind was om de opstandige hoge adel naar Brussel te lokken en sloeg toen bikkelhard toe. Terechtstellingen volgden, waarvan die van Willems vrienden Egmond en Horne de bekendste waren. Willem had Alva niet vertrouwd en was met zijn hofhouding naar het familieslot Dillenburg in Nassau vertrokken. Daar hoorde hij dat al zijn bezittingen in naam van de koning waren geconfisqueerd, dat zijn functies vervallen waren verklaard en dat hijzelf bij verstek ter dood was veroordeeld.

Willem van Oranje werd een paria

Het zondagskind was verstoten, de gevierde hoveling was een paria geworden. Hij had geen andere keus gehad. Hij was van grote hoogte gevallen, maar hij leefde tenminste nog. Nu stond hij voor beslissingen die hij voorheen voor onmogelijk had gehouden. Hij moest zichzelf opnieuw uitvinden. Niet alleen werd hij rebellenleider, hij werd ook ideoloog, een man met een plan, met een missie en een visie. Hij publiceerde een geschrift waarin hij onder meer zei dat hij het Spaanse gespuis het land uit wilde werken. Het was een boodschap die zelfbeschikking impliceerde, het recht om zelf het lot in handen te nemen.

Voordat het zover kon komen, moesten prins en vaderland door een diep dal. Willem zou nog lang de fictie verdedigen dat het hem om ’s konings raadgevers te doen was en niet om Filips’ heerschappij. En de inwoners van de zeventien gewesten der Lange Landen zouden langs verschillende wegen ontdekken waar hun belangen lagen en of ze ervoor wilden betalen, vechten en door het stof gaan.

Om het geld voor de manschappen bij elkaar te krijgen had Willem bijna al het familiezilver verkocht

Het begin van de Opstand wordt door historici gelegd in het jaar 1568, het jaar voordat Willem bij zijn zwager aanklopte in het schamele stadje Arnstadt. Om de benodigde manschappen bij elkaar te krijgen had hij bijna al het zilver van zijn familie verkocht en de niet-geconfisqueerde goederen beleend. De Opstand was van meet af aan een Nassause familieaangelegenheid. Te midden van alle verdeeldheid was de eenheid binnen de Nassaus voor Willem van het grootste belang. Geen van de vijf broers was een uitgesproken kundig soldaat of had aanleg voor het veldheerschap, maar het was hun lot te vechten en legers aan te voeren. Het kleine succesje van Lodewijk van Nassau bij Heiligerlee, waarbij Willems jongste boer Adolf sneuvelde, werd spoedig overschaduwd door het bloedbad bij Jemmingen.

‘Kerkhof der Spanjaarden’

Vier jaar later probeerde Willem nogmaals over land de Spanjaarden te verdrijven, opnieuw zonder succes. En weer twee jaar later, in 1574, sneuvelden zijn twee broers Lodewijk en Hendrik op de Mokerhei. Daarmee was de Opstand ook een familieoffer geworden.

Aan zijn militaire prestaties heeft Willem de titel ‘Vader des Vaderlands’ niet te danken. Wel aan de lijdensweg die de Lage Landen ondergingen en zijn onmisbare leiding om geconfronteerd met zoveel tegenslagen verstandige besluiten te nemen en tegenover een vijand die zo sterk was de krachten te bundelen. Het begon in 1572 met de verrassende inname door de watergeuzen van Den Briel en Vlissingen, waarna steeds meer steden in vooral Holland zich bij de Opstand aansloten.

Haarlem werd ‘het kerkhof der Spanjaarden’ genoemd, zoveel belegeraars waren er gesneuveld

De Spaanse reactie daarop was van een wreedheid die bijna iedereen, dwars door alle geloven, rangen en standen heen, verbijsterde. Alva stuurde zijn zoon Don Frederik op strafexpeditie: Mechelen, Zutphen en Naarden werden uitgemoord. Haarlem vocht voor zijn leven. Toen de stad zich na zeven maanden overgaf waren er zoveel belegeraars gesneuveld dat Haarlem ‘het kerkhof der Spanjaarden’ werd genoemd. In hetzelfde jaar, 1573, beet het sterkste leger van Europa de tanden stuk op Alkmaar. En toen Leiden na een episch beleg uiteindelijk door de opstandelingen kon worden gered, was de hertog van Alva allang terug in Madrid, van zijn sokkel gestoten om er nooit meer op te klimmen.

Willem van Oranje zag kansen op het water

Een optelsom van factoren gaf Willem van Oranje en de opstandelingen de kans te slagen. Een belangrijke was dat de Lage Landen niet Filips’ enige front was dat soldaten behoefde. Een andere dat de Spaanse economie overbelast was en van het ene bankroet naar het andere strompelde. Maar ook de situatie in de Lage Landen speelde een rol. Te land waren de Spanjaarden de opstandelingen de baas, maar te water lag de verhouding omgekeerd. Bijna elk beleg werd gebroken via het water dankzij de platgeboomde vaartuigen van de Hollanders.

Maar voordat het water zijn zegenrijke werk kon doen, waren de woorden van de prins noodzakelijk. Want boer A wilde niet dat zijn land verzoop en boer B niet dat hij zijn koeien moest verweiden. Niemand wist dit soort lui beter te bepraten dan de prins van Oranje. Toch stond hij in 1574 met een rood aangelopen hoofd in de vergadering omdat de Hollandse steden het vertikten in de buidel te tasten voor het belegerde Leiden. Pas toen hij dreigde op te stappen en terug te keren naar slot Dillenburg bonden ze in.

Wijze vader

Willem van Oranje heeft talloze malen met zijn vertrek moeten dreigen, en telkens gaven de stedelijke regeerders mokkend toe. Voor eenentwintigste-eeuwers, gewend aan het idee van de natiestaat, lijkt het zonneklaar dat eigenbelang en solidariteit samengaan. Maar in de zestiende eeuw was het elke stad voor zich. Willem stond voor de zware taak die mentaliteit om te buigen. Succes in de strijd bewees zijn gelijk.

Het is voor een groot deel dankzij Willems leiderschap dat een groep van opstandige gebieden de supermacht van hun tijd wist te trotseren

Hij is er niet in geslaagd alle zeventien gewesten voor de Opstand te behouden; de scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden was een te complex proces om door hem te kunnen worden beheerst. Maar dat zich boven de grote rivieren een groep van opstandige gebieden verzamelde die gezamenlijk de supermacht van hun tijd wist te trotseren, is voor een belangrijk deel te danken geweest aan zijn leiderschap.

Tot zijn dood door moordenaarshanden in 1584 zou Willem een wijze en ongeduldige vader zijn. De gevallen oogappel van de keizer ontpopte zich tot coach die een archipel van eenzelvige stadjes leerde zichzelf uit te vinden als een noodzakelijk verband. Het verband dat later Nederland werd.

Kwaad bloed

Een belangrijke reden voor de Beeldenstorm (1566) waren de aangescherpte regels van de katholieke kerk. Tijdens processies op de vele heiligendagen moesten de winkels worden gesloten en de huizen versierd. Wanneer de hostie, ofwel het Heilige Sacrament, duidelijk zichtbaar in de vergulde monstrans op de draagbaar passeerde werd iedereen geacht te knielen, de hoed af te nemen en een kruisje te slaan. Protestanten vonden dit onverteerbaar; smalend noemden zij de hostie ‘de broodgod’. Maar als ze weigerden te knielen en het hoofd te ontbloten, kregen ze een boete, werden ze gevangengezet of erger. Zulke dwang zette veel kwaad bloed.

In 1574 probeerde Willem van Oranje de zogeheten ‘religievrede’ door de Staten-Generaal te loodsen: zodra in een stad honderd gezinnen vroegen om vrijheid voor hun religie zouden ze die krijgen. Het was revolutionair, en voor zowel protestanten als katholieken veel te ruimdenkend. In het handjevol steden dat de maatregel aandurfde, was het dan ook snel met de religievrede gedaan. De prins was zijn tijd te ver vooruit.

Meer weten

  • Willem van Oranje (1533-1584). Vorst en ‘vader’ van de Republiek (2010) van Olaf Mörke.
  • De Opstand in de Nederlanden 1568-1648. De Tachtigjarige Oorlog in woord en beeld (2014) van Anton van der Lem.
  • De Tachtigjarige oorlog. Van Opstand naar geregelde oorlog (1568-1648) (2013) van Petra Groen e.a.