Home Een krappe oorlogseconomie nekte Hitler 

Een krappe oorlogseconomie nekte Hitler 

  • Gepubliceerd op: 8 januari 2025
  • Laatste update 08 jan 2025
  • Auteur:
    Ruud Stevens
  • 10 minuten leestijd
Adolf Hitler met rechts naast hem Fritz Todt Uiterst rechts Albert Speer. Düsseldorf, 1937.

Waarom nu?

Een groot deel van de Russische economie is gericht op de oorlog met Oekraïne. Dat gaat ten koste van uitgaven aan bijvoorbeeld zorg en onderwijs en heeft daarmee gevolgen voor de Russische bevolking. 

Jarenlang probeerde Adolf Hitler de Duitse economie geschikt te maken voor de oorlog. Alles en iedereen moest daarvoor wijken. Toch mislukte zijn beleid: het economisch fundament bleek te smal om de strijd te winnen.  

‘De toekomst van Duitsland hangt uitsluitend en alleen af ​​van de wederopbouw van de Wehrmacht.’ Op 9 februari 1933, tien dagen na zijn aantreden als kanselier, liet Adolf Hitler er in de Duitse bondsdag geen twijfel over bestaan waar zijn prioriteiten lagen. Hij had eerder de militaire leiding al duidelijk gemaakt waarom herbewapening noodzakelijk was: om zich te kunnen weren tegen bedreigingen van Europese rivalen, maar vooral ook omdat hij van het leger verwachtte dat het in de nabije toekomst in staat was Lebensraum in het oosten te veroveren.  

Dat was niet alleen een zaak van rassenideologie ten opzicht van de in nazi-ogen minderwaardige Slavische volkeren, het was bovenal noodzakelijk voor Duitsland om te overleven. De Britten konden via hun koloniën aan grondstoffen komen en de VS hadden een groot achterland, maar het ontbrak de Duitsers aan een uitgebreid grondgebied om in de grondstoffen- en voedselbehoefte te voorzien. In de ogen van Hitler was een veroveringsoorlog economisch noodzakelijk om een rol van betekenis te kunnen blijven spelen in de wereld.  

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Hij voegde daarom al snel de daad bij het woord: in juni 1933 besloot de nazi-regering 35 miljard Reichsmark te investeren in herbewapening. Maar dat plan liep meteen tegen lastige financiële en economische problemen aan. De Duitse economie was sterk afhankelijk van import: van ijzererts, rubber en olie tot voeding, veevoer en kleding. Om dat te kunnen betalen was buitenlands geld nodig en dat kon Duitsland alleen verdienen door goederen te exporteren. En dat was juist een stuk lastiger geworden door het protectionisme, zoals hogere handelstarieven, tijdens de Grote Depressie. Daarnaast waren Duitse producten erg duur omdat andere landen de gouden standaard hadden verlaten om hun munt te kunnen devalueren.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ook Duitse wapenproducenten kwamen hierdoor in een lastig parket omdat zij veel buitenlandse grondstoffen gebruikten. Toch devalueerde Duitsland niet. Voor het Duitse volk was vermindering van de waarde van de nationale munt namelijk nauw verbonden met de ellende van de hyperinflatie van de jaren twintig. Daarnaast was het voor Duitsland makkelijker om de herstelbetalingen van de Eerste Wereldoorlog terug te betalen als andere munten goedkoper werden. Het was nog altijd een miljard Reichsmark kwijt aan rente in buitenlandse valuta voor de herstelbetalingen.  

Een naziposter in het Russisch: ‘Ik woon bij een Duits gezin en voel me prima. Kom in Duitsland helpen met huishoudelijke klusjes
Een naziposter in het Russisch: ‘Ik woon bij een Duits gezin en voel me prima. Kom in Duitsland helpen met huishoudelijke klusjes.’

Ondertussen nam de hoeveelheid deviezen in de kluis van de centrale bank, de Reichsbank, in sneltreinvaart af. En moest de herbewapening in het geniep omdat die lijnrecht inging tegen de bepalingen van het Verdrag van Versailles.  

Financiële foefjes

Om deze problemen het hoofd te bieden had Hitler Hjalmar Schacht aangesteld als president van de Reichsbank en minister van Economische Zaken. Die genoot internationale waardering en was mede benoemd om het buitenland vertrouwen te geven in de financiële degelijkheid van het nieuwe regime. Om Hitler te helpen, misbruikte Schacht al snel zijn positie met een aantal listige financiële foefjes. In 1934 richtte hij de Metallurgische Forschungsgesellschaft (bedrijf voor onderzoek naar metaal) op, ook wel Mefo b.v. Dat was in de praktijk niet meer dan een lege huls die de regering gebruikte om wapenproducenten vanaf dat moment in Mefo-promessen te betalen. Dat was schuldpapier met de belofte dat de Reichsbank na een bepaalde periode een bedrag uitkeerde. Het gaf Hitler de gelegenheid grote bedragen – 12 miljard Reichsmark tot aan 1938 – uit te geven. Dat kon ook nog eens zonder dat andere landen het zagen, omdat de promessen niet op de begroting belandden.  

Hitler en de Italiaanse leider Benito Mussolini inspecteren de Wehrmacht. Berlijn, 1937.
Hitler en de Italiaanse leider Benito Mussolini inspecteren de Wehrmacht. Berlijn, 1937. Bron: Getty Images.

Via Schacht had de regering daarnaast controle over de Duitse import en export om grip te krijgen op de besteding van de deviezen. De Reichsbank verdeelde de schaars beschikbare buitenlandse valuta. Om te bepalen wie daarop aanspraak kon maken, deelde de regering de Duitse economie op in strak georganiseerde bedrijven- en brancheorganisaties. In de praktijk kregen wapenproducenten een voorrangspositie.  

Op deze manier slaagde het naziregime erin in de eerste jaren de militaire uitgaven te verhogen tot 10 procent van het bruto binnenlands product. Maar het Duitse leger wilde fors meer investeren, omdat Frankrijk en de Sovjet-Unie inmiddels ook hun militaire uitgaven verhoogden. Hitler nam op economisch gebied daarom steeds vaker zelf de regie. Op 4 april 1936 benoemde hij Hermann Göring, baas van de Luftwaffe, tot ‘speciaal commissaris voor vreemde valuta en grondstoffen’. Göring moest ervoor zorgen dat het leger zich ondanks alle financiële beperkingen kon versterken.  

In de zomer van 1936 schreef Hitler de aanzet voor een vierjarenplan dat de koers van de economie voor langere tijd bepaalde: Duitsland streefde naar autarkie op het gebied van voedsel en industriële grondstoffen, onder andere door alternatieven te zoeken voor rubber en olie. De regering bepaalde wat er nodig was en de bedrijven hadden dat beleid maar uit te voeren. Kosten deden er niet toe, want de economie en de financiën waren ondergeschikt aan de Duitse overlevingsstrijd. De economie en de Wehrmacht moesten van Hitler binnen vier jaar klaar zijn voor een oorlog.

De economie moest binnen vier jaar klaar zijn voor een oorlog 

Göring kreeg de leiding over de uitvoering en daarmee een allesomvattende greep op de Duitse economie. De investeringen die het plan vergde, betaalde hij via binnenlandse leningen, met een gigantisch stijgende staatsschuld tot gevolg. Maar ook door Joodse eigendommen te plunderen en door leveranciers minder te betalen in ruil voor toekomstige belastingvoordelen. Hitler had Schacht inmiddels ontslagen en de statuten van de Reichsbank veranderd, zodat de geldpers kon blijven draaien. Ondertussen had Duitsland nog steeds gebrek aan buitenlandse deviezen. In een beroemde Reichstag-speech in januari 1939 riep Hitler het Duitse volk daarom op ‘te exporten of te sterven’. De Duitsers moesten volgens Hitler offers brengen. Ook noopte het tekort aan buitenlandse valuta het land tijdelijk de wapenproductie te verminderen. Hitler streefde uiteindelijk naar efficiëntere en technisch betere producten, zodat binnenlandse investeringen, export en herbewapening gelijktijdig mogelijk waren.  

Opzettelijke hongersnood

Duitsland was begin jaren dertig veel minder welvarend dan de VS of Groot-Brittannië. Duitsers hadden lagere lonen en leefden een karig bestaan. Met organisaties als de Volkswohlfahrt en Kraft durch Freude probeerden de nazis dat te veranderen. De herbewapening zorgde ook voor bijna volledige werkgelegenheid. Maar de oorlog bracht weinig goeds: minder voedsel, opheffing van de vakbonden, woningnood en dalende koopkracht. De schaarse grondstoffen gingen steeds meer naar de oorlogsindustrie. Om onvrede te voorkomen, ontvingen de Duitsers hogere voedselrantsoenen dan elders in Europa. Die kwamen voor een groot deel uit de door Hitler veroverde landen. De herverdeling was ook onderdeel van het plan om via hongersnood onder de onderworpen volkeren de Slavische landen te ‘ontvolken’ en ruimte te maken voor de Lebensraum.  

Joodse kinderen in de rij voor voedselrantsoenen in het getto van Warschau, maart 1941.
Joodse kinderen in de rij voor voedselrantsoenen in het getto van Warschau, maart 1941. Bron: Getty Images.

Ondanks alle plannen en inspanningen bleef Duitsland achter de economische feiten aanlopen: in 1940 moest het land nog steeds 65 procent van de olie en ijzererts importeren. De staalproductie was onvoldoende, wat nog eens werd verergerd door strijd tussen de marine, lucht- en landmacht over de beschikbare voorraden. Zelfs de extra grondstoffen, deviezen en wapens die in Duitse handen vielen na de Anschluss van Oostenrijk in 1938 en Sudetenland en Tsjecho-Slowakije een jaar later, zorgden er niet voor dat Duitsland militair en economisch klaar was voor een oorlog. 

Vlucht naar voren

Maar Hitler had inmiddels haast. Hij vreesde de betrokkenheid van de VS die met hun grote economisch potentieel het verschil konden maken. Nu had hij nog voordeel van de militaire investeringen van de afgelopen jaren, maar in een langjarige uitputtingsoorlog was Duitsland volgens Hitler kansloos omdat het niet de brede economische basis had van de geallieerden.  
Hij koos daarom voor de vlucht naar voren. Met Rusland sloot hij in augustus 1939 een niet-aanvalsverdrag – het Molotov-Ribbentroppact – dat voorafgegaan was door onderhandelingen over economische samenwerking. Zo werd de Sovjet-Unie voor Duitsland een belangrijke leverancier van olie, metalen, hout en graan. Het maakte ook de weg vrij voor een aanval op Polen, want daar was volgens Hitler de tijd rijp voor. Tegen de militaire top zei hij in de zomer van dat jaar: ‘We hebben niets te verliezen, we hebben alles te winnen. Door onze beperkingen is onze economische situatie zodanig dat we het nog maar een paar jaar kunnen volhouden. We moeten handelen.’ 

Duits-Sovjet-olietransport in Przemyśl, Polen, 1940.
Duits-Sovjet-olietransport in Przemyśl, Polen, 1940. Bron: Bridgeman Images.

Dat bracht niet meteen de verlichting waarop hij had gehoopt. De Britten wierpen meteen na de succesvolle Duitse aanval op Polen in september 1939 een blokkade op. De Duitsers waren daardoor, behalve op Rusland, aangewezen op Europese landen als Roemenië, Zweden en Zwitserland voor cruciale grondstoffen als olie en ijzererts. Hitler wilde desondanks alles in het werk stellen om zo snel mogelijk ook het westen van Europa te veroveren, zodat ook Engeland binnen bereik kwam. Hij stelde daarom Fritz Todt aan als minister van Bewapening en Munitie, omdat die eerder al de aanleg van de befaamde autobahn had gerealiseerd. Todt zorgde eind jaren dertig voor een efficiëntere en grotere aanvoer van munitie en wapens door de productie te centraliseren.  

De verovering van Denemarken, Noorwegen, Nederland, België en Frankrijk bracht economisch weinig soelaas. Deze landen betaalden weliswaar bezettingskosten, leverden grondstoffen, en hun goud en deviezen werden geplunderd, maar de oogsten vielen tegen, net als de productie van oorlogsmaterieel. Duitsland werd hierdoor steeds afhankelijker van Russische grondstoffen.  

De verovering van landen als Nederland levert weinig op 

Hitler had al in de zomer van 1940 opdracht gegeven een aanval op de Sovjet-Unie voor te bereiden; in 1941 was die in zijn ogen economisch noodzakelijk geworden. Ook dat liep uiteindelijk uit op een teleurstelling. Weliswaar kon Duitsland graan uit Oekraïne halen en olie uit de Kaukasus, maar dat volstond bij lange na niet om in alle behoeften van de oorlogseconomie te voorzien. Toen de strijd vanaf 1942 in het nadeel van Duitsland kantelde, verdwenen de behaalde voordelen ook weer als sneeuw voor de zon.  

Het mirakel van Speer

De deelname van de VS aan de strijd vanaf eind 1941 maakte, zoals Hitler al vreesde, de problemen alleen nog maar groter. Gezamenlijk konden de geallieerden in de tweede helft van de oorlog meer en betere wapens produceren: bijna vijf keer meer geweren en tanks, ruim zes keer zoveel mortieren en ruim vier keer zoveel gevechtsvliegtuigen. Duitsland kon ook niet opboksen tegen het aantal troepen. De Russen sloegen in 1943 een van de laatste grote Duitse aanvallen rond Koersk af met een leger van bijna twee miljoen man, waar de Duitsers nog niet de helft tegenover konden zetten.  

Sterfte door dwangarbeid

Tijdens de oorlog werkten 26 miljoen mensen onvrijwillig in Duitsland en in de door de nazi’s bezette landen. Onder hen krijgsgevangenen, concentratiekampgevangenen en Joden. De grootste groep bestond uit bijna 8,5 miljoen ‘gewone’ burgers die naar Duitsland werden versleept: mannen, vrouwen en later in de oorlog zelfs kinderen. Dwangarbeid vond plaats in en rondom concentratiekampen, maar ook in Duitse fabrieken, winkels, gemeenten en bij mensen thuis. West-Europeanen kregen een betere behandeling dan mensen uit Oost-Europa. Door de slechte werk- en leefomstandigheden stierven bijna drie miljoen buitenlandse dwangarbeiders in Duitsland. Meer dan tweeduizend bedrijven profiteerden, waaronder Krupp en Siemens.

Buitenlandse werknemers uit de Stadelheimgevangenis werken in een fabriek van het camerabedrijf AGFA, mei 1943.
Buitenlandse werknemers uit de Stadelheimgevangenis werken in een fabriek van het camerabedrijf AGFA, mei 1943.

Duitsland was daarom gedwongen economisch alle zeilen bij te zetten om de ‘totale oorlog’ te kunnen voeren. Albert Speer moest, als opvolger van Todt, vanaf 1942 voor de volledige economische mobilisatie zorgen. Dat deed hij samen met de SS (die de concentratiekampen beheerde) en Fritz Sauckel die met de Arbeitseinsatz een deken van dwangarbeid over Europa legde. Miljoenen dwangarbeiders uit de Arbeitslager en bezette landen vervingen onder erbarmelijke omstandigheden Duitse arbeiders die naar het front waren gestuurd. Alles moest wijken: bedrijven die er niet aan bijdroegen, moesten hun deuren sluiten. Productie moest zo efficiënt mogelijk. Het leidde tot het ‘mirakel van Speer’: een sterk groeiende productie van tanks, vliegtuigen en munitie.

Geallieerde bombardementen vernielen de infrastructuur in het Ruhrgebied, circa 1943.
Geallieerde bombardementen vernielen de infrastructuur in het Ruhrgebied, circa 1943. Bron: Getty Images.

De geallieerden maakten hier resoluut een eind aan door industriële centra en infrastructuur te bombarderen. De Slag om het Ruhrgebied van maart tot juli 1943 was het economische keerpunt in de oorlog. Het raakte het industriële hart van Duitsland, waardoor in heel Duitsland de wapen- en munitieproductie ernstig werden verstoord en de groei van de productie tot stilstand kwam.  

Toch wisten de Duitsers het nog lang vol te houden, onder andere omdat de geallieerden hun aandacht verschoven naar Berlijn, waardoor het Ruhrgebied alsnog kon blijven leveren. Maar dat was tegen beter weten in. Het economisch fundament van Duitsland bleek te smal om de strijd te winnen, zoals Hitler zelf al veel eerder had gevreesd.

Meer weten:

  • The Wages of Destruction (2007) door Adam Tooze beschrijft Hitlers economisch beleid. 
  • War and Economy in the Third Reich (1995) door Richard Overy behandelt de Duits oorlogseconomie. 
  • Richard Fiebig (2018) door Joggli Meihuizen, over de Nederlandse industrie tijdens de Tweede Wereldoorlog.  

Openingsbeeld: Adolf Hitler met rechts naast hem Fritz Todt. Uiterst rechts Albert Speer. Düsseldorf, 1937. Bron: Getty Images.