Home Dossiers Adolf Hitler Albert Speer: lieveling van Hitler

Albert Speer: lieveling van Hitler

  • Gepubliceerd op: 16 oktober 2000
  • Laatste update 17 nov 2022
  • Auteur:
    Wim Berkelaar
  • 7 minuten leestijd
Albert Speer: lieveling van Hitler
Hitler en de Tweede Wereldoorlog
Dossier Adolf Hitler Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot HN Actueel? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Over Albert Speer (1905-1981) is altijd veel geschreven. Hitlers architect en minister van Bewapening was gedurende het Derde Rijk één van de meest opvallende figuren uit de entourage rond Hitler: een schijnbaar keurig burgerman temidden van morfineverslaafden (Hermann Göring), geperverteerde jodenhaters (Julius Streicher) en heimelijke homoseksuelen (Ernst Röhm). Speer gaf tijdens de oorlogsjaren al evenzeer te denken als Adolf Eichmann twee decennia later zou doen tijdens zijn proces in Jeruzalem.

Schrijvers als Abel Herzberg, Hannah Arendt en Harry Mulisch braken zich tijdens het Eichmann-proces (1960-1961) het hoofd over het kwaad van de Oostenrijkse ambtenaar, die de treinen naar de vernietigingskampen zo netjes op tijd had laten rijden. Mulisch, de meest scherpzinnige van het drietal, meende dat de ‘man zonder eigenschappen’ Eichmann eigenlijk de gevaarlijkste figuur van het hele Derde Rijk was. Een uitzonderlijke figuur als Hitler, bezield door een nog altijd onbegrijpelijke innerlijke overtuiging en zendingsdrang, kwam maar eens in de zoveel jaar voor. Eichmann daarentegen was een man uit duizenden, een man van de toekomst bovendien: een gehoorzaam ambtenaar in een grijs pak, die uitvoert wat hem wordt opgedragen.

Wilt u meer lezen over Hitler en andere nazikopstukken? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Het optreden van Speer tijdens het proces van Neurenberg, waar de belangrijkste nazi-leiders terechtstonden, versterkte dit beeld. Speer maakte zich los uit de houdgreep waarin Göring zijn medegevangenen hield en besloot alle verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de misdaden van het Derde Rijk – onder het slimme motto dat hij niets van die misdaden had geweten, maar ze wel had kunnen weten. Speer speelde in Neurenberg bovendien de troefkaart uit dat hij Hitlers vernietigingsdrift in 1945 had trachten te beteugelen. Zijn betoog imponeerde de rechters zo dat hij ‘slechts’ twintig jaar cel kreeg en de strop ontliep.

Spandau-gevangenis

Maar onder historici bleef het wantrouwen overheersen. In 1947 publiceerde Hugh Trevor-Roper zijn imponerende studie De laatste dagen van Hitler. Trevor-Roper omschreef Speer daarin als een bestuurlijk genie, die vrij van corruptie bleef in een toch door en door corrupte omgeving. Maar hij voegde daar in één adem aan toe dat Speer ‘de echte misdadiger’ van het Derde Rijk was: ‘Want hij vertegenwoordigde meer dan iemand anders die noodlottige ideologie waardoor Duitsland in de as is gelegd en de wereld aan de rand van de afgrond werd gebracht. Zijn scherpe verstand onderkende het wezen van de nazi-regering en de manier waarop haar politiek zich ontwikkelde, hij hoorde de onbeheerste bevelen en begreep haar waanzinnige ambities maar al te goed – maar hij deed niets.’

De heftige ambivalentie over Speer (een intelligent, maar gewetenloos man) hield maar even aan. Tijdens de twintig jaar (1946-1966) die Speer in de Spandau-gevangenis in Berlijn vast zat, verdween hij uit de belangstelling. Maar juist in die jaren legde hij de basis voor zijn onsterfelijkheid. Na te zijn vastgelopen in een biografie van Hitler, de man die zijn leven had bepaald, begon Speer aan zijn memoires. Die liet hij uit de gevangenis smokkelen om ze onder te brengen bij zijn studievriend Rudolf Wolters, die Speer al tijdens zijn carrière als architect en minister van bewapening als een schaduw volgde. Eenmaal uit de gevangenis besloot Speer zijn Herinneringen bij uitgeverij Ullstein onder te brengen. Hij bedong een redacteur om het meer dan tweeduizend pagina’s tellende manuscript in te korten tot een leesbaar en met vaart geschreven boek. Redacteur werd Joachim Fest, die zojuist zijn biografie over Speer heeft uitgebracht.

Fest had zo zijn eigen redenen om Speer te helpen bij het bewerken van diens Herinneringen.Hij had midden jaren zestig het plan opgevat de biografie van Hitler te schrijven. Fest maakte dankbaar gebruik van Speer als bron voor zijn biografie, maar vergat nooit dat Hitlers lieveling zelf ook een interessante figuur was. Iedere keer als Fest thuis kwam van hun samenkomsten, noteerde hij wat Speer had gezegd. In 1973 publiceerde hij zijn biografie van Hitler – één van de beste levensbeschrijvingen die ooit over de Führer zijn verschenen. Fest, de zeer productieve Duitse historicus, tevens jarenlang uitgever van de conservatieve kwaliteitskrant Frankfurter Allgemeine Zeitung, dacht toen nog niet onmiddellijk aan een biografie van Speer.

Maar goed ook want Speer startte een tweede leven als publicist en trachtte zijn al in Neurenberg verwoordde visie op Hitler en het Derde Rijk op papier te vereeuwigen. Dat riep weer een storm van reacties op. Pas nu die storm, bijna twintig jaar na de dood van Speer, is uitgeraasd kan Fest de schade opmeten en beschrijven.

Schuldbekentenis

Speer publiceerde na zijn Herinneringen nog verscheidene boeken, waaronder zijn in Spandau- gevangenis bijgehouden dagboek (1975) en De slavenstaat (1981) de bekendste zijn. Al die boeken zijn variaties op hetzelfde thema: Hitler en zijn gevolg (dus ook Speer zelf) waren schuldig aan de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Maar Speer bleef zichzelf wel voorstellen als ‘onschuldige schuldige’: hij verkeerde in de omgeving van Hitler en was dus verantwoordelijk. Maar hij had zich niet zelf schuldig gemaakt aan de misdaden.

Speer kwam van twee kanten onder vuur te liggen. Historici betwijfelden zijn onschuld aan de holocaust en probeerden aan te tonen dat Speer tijdens de oorlog wel degelijk weet had van de massamoord op de joden. Zo schreef Erich Goldhagen, vader van de later roemruchte Daniel Goldhagen, dat Speer aanwezig was geweest bij een beruchte toespraak van Himmler over de holocaust in 1943. Speer was ontzet en ontkende in alle toonaarden. De journaliste Gitta Sereny koos voor een andere weg: zij legde contact met Speer en trachtte hem in een serie lange gesprekken tot een schuldbekentenis te bewegen. Haar boek Speer: verstrikt in de waarheid (1995) is een meeslepend verslag van die confrontatie, maar ook zij ontlokt Speer niet veel meer dan een aarzelende schuldbekentenis.

De aarzelende schuldbekentenissen waren echter al teveel voor zijn vroegere vrienden uit het Derde Rijk. In de eerste plaats voor Rudolf Wolters. Die verweet Speer verraad aan zijn eigen verleden. Wolters had een sterke troef in handen: een kroniek, die hij tijdens de oorlogsjaren als rechterhand van Speer had bijgehouden over de dagelijkse gang van zaken. Vlak voor de dood van Speer in 1981 barstte de bom: Wolters speelde zijn gevoelige materiaal in handen van de jonge historicus Matthias Schmidt, die een vlammende aanklacht schreef in zijn boek Albert Speer: het einde van een mythe (1982), waarin hij aannemelijk trachtte te maken dat Speer wel degelijk wist van de holocaust. Speer maakte de verschijning van het boek niet meer mee, maar wist dat het eraan zou komen. Hij stierf in het besef dat zijn pogingen de wereld te overtuigen van zijn onwetendheid waren mislukt.

Toch deed Schmidt Speer geen recht. Het is Fest die Speer evenwichtiger en daardoor vollediger doorgrondt. Hij heeft een goed oog voor het oprechte onvermogen van Speer om met het verleden in het reine te komen, zonder diens slechte eigenschappen te verdoezelen. Dat onvermogen van Speer is door eerdere biografen vaak verkeerd uitgelegd: Speer zou de waarheid over zijn betrokkenheid bij de holocaust hebben verdrongen of, erger nog, de wereld bewust om de tuin hebben geleid. Fest toont echter overtuigend aan dat Speer wel degelijk met zijn verleden in het reine probeerde te komen, maar Speer was te rationeel om zijn medeplichtigheid en schuld aan de massamoord werkelijk te beleven. Instemmend citeert Fest Oscar Wilde: ‘Mensen die oorzaak en aanleiding zijn voor grote tragedies hoeven beslist niet altijd de gevoelens te hebben die met die tragiek overeenkomen.’ Overtuigend concludeert hij dat Speer tragisch levensbesef miste. Daardoor kon Speer zich zo goed afsluiten van de misdaden van het Derde Rijk en drongen de omvang en intensiteit ervan ook na de oorlog nooit tot hem door, hoeveel rekenschap hij ook bleef afleggen tegenover de buitenwereld. Ik zou niet weten wat hieraan nog valt toe te voegen. Fest heeft de definitieve biografie van Speer geschreven.