Nadat Duitse soldaten in 1920 de regering van de Weimarrepubliek hadden verjaagd, riep Wolfgang Kapp zichzelf uit tot rijkskanselier. Maar omdat ambtenaren hem negeerden en arbeiders hun werk neerlegden, duurde de Kapp-Putsch slechts vier dagen.
De Reichsbürger-beweging was sinds november 2021 bezig met het plannen van een gewapende aanval op het Duitse parlement. De beweging, die de afgelopen jaren hard groeide en inmiddels 20.000 aanhangers telt, had zelfs al mensen klaarstaan om de ministersposten over te nemen. De vastgoedondernemer Heinrich Reuss was van plan om het keizerschap op te eisen.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De Rijksburgerbeweging heeft een ideologische verwantschap met de coupplegers van de Kapp-Putsch in 1920. Beide groepen hebben rechts-conservatieve, antidemocratische en antisemitische ideeën. De Reichsbürger-beweging beschouwt de Bondsrepubliek als een politiek systeem dat Duitsland na de Tweede Wereldoorlog werd opgelegd door de geallieerden. Wolfgang Kapp dacht er in 1920 hetzelfde over: de winnaars van de Eerste Wereldoorlog hadden de Duitsers de Weimarrepubliek opgedrongen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Massaal soldatenontslag
Het begin van het Interbellum was een onrustige periode voor de Weimarrepubliek, die werd geregeerd door een coalitie van sociaal-democraten, links-liberalen en de Zentrum-partij. Veel veteranen die na de Eerste Wereldoorlog terugkeerden van het front weigerden hun wapens in te leveren en organiseerden zich in knokploegen. De regering maakte in de eerste jaren dankbaar gebruik van deze Freikorpsen bij het neerslaan van communistische opstanden, zoals de Spartacusopstand in 1919.
Maar in 1920 veranderde de verhouding tussen de vrijkorpsen en de Weimarcoalitie. Het Verdrag van Versailles dicteerde dat de Duitse troepenmacht nog maar uit 100.000 soldaten mocht bestaan. Aan het begin van 1920 telde het leger van de Weimarrepubliek 350.000 man, waarvan meer dan 250.000 zich bij een vrijkorps hadden aangesloten. Er was een massaal soldatenontslag nodig. De regering, die bovendien aanvoelde dat de vrijkorpsen een bedreiging begonnen te vormen voor de macht, besloot de paramilitaire milities te ontbinden.
Marinebrigade Erhardt
In maart ontving Hermann Ehrhardt bericht dat zijn vrijkorps eraan moest geloven. Dat pikte de leider van de machtige Marinebrigade niet. Hij schakelde de hulp in van Walther von Lüttwitz, de commandant van het leger van de Weimarrepubliek: de Reichswehr. De Marinebrigade Ehrhardt organiseerde op eigen houtje een militaire parade waarin Von Lüttwitz een toespraak mocht houden. De commandant liet weten dat hij het verlies van zijn belangrijke regiment niet zou accepteren.
De militaire vertoning leidde tot zenuwachtige gezichten in deRijksdag. Von Lüttwitz werd uitgenodigd om te onderhandelen en zette hoog in: hij eiste dat de regering onmiddellijk zou aftreden. Hij wilde benoemd worden tot opperbevelhebber van het leger, maar in plaats daarvan werd hij uit actieve dienst ontslagen. Von Lüttwitz gaf de 6000 manschappen van de Marinebrigade Erhardt daarop het bevel om op te rukken naar Berlijn en de regering omver te werpen. Erhardt twijfelde geen moment: ‘Ik had het aangename gevoel dat we binnenkort voor de beste zaak van de wereld zouden instaan.’
Op 13 maart marcheerden de soldaten zingend de hoofdstad binnen: ‘‘Hakenkreuz am Stahlhelm, schwarz-weiss-rotes Band / Die Brigade Ehrhardt werden wir genannt’. Defensieminister Gustav Noske droeg het leger op om de staatsgreep af te slaan, maar kreeg van generaal Hans von Seeckt te horen dat de Reichswehr niet op zijn eigen mannen zou schieten. Ongehinderd liep het Freikorps richting de Rijksdag.
Kapp grijpt zijn kans
Ondertussen had Von Lüttwitz politicus Wolfgang Kapp benaderd om zich aan te sluiten bij de Putsch. Als lid van de Duitse Nationale Volkspartij speelde Kapp al langer met het idee van een coup. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had hij kritisch over het Duitse beleid geschreven en het Verdrag van Versailles beschouwde hij als een enorme vernedering. Kapp had weinig overtuiging nodig en sloot zich direct aan bij de coupplegers. Waarschijnlijk speelde daarbij ook een rol dat hij te horen kreeg dat er in Berlijn een arrestatiebevel voor hem klaarlag.
De Weimarcoalitie besefte dat het leger niet van plan was om in te grijpen en vluchtte naar Stuttgart. Kapp riep zichzelf uit tot rijkskanselier en Von Lüttwitz werd zijn minister van Oorlog en opperbevelhebber van de Reichswehr. Kapp was vol goede moed. ‘We zullen niet regeren volgens theorieën, maar volgens de praktische behoeften van de staat en de natie als geheel’, schreef hij op 13 maart in een verklaring. Dat wekte maar weinig vertrouwen: Kapp probeerde conservatieve politici over te halen om een kabinet te vormen, maar de meesten sloegen de uitnodiging af. Zij wilden niets met de Putsch te maken hebben.
Arbeiders leggen het land plat
Vanuit Stuttgart riep de gevluchte regering het Duitse volk op om te staken. Daar werd massaal gehoor aan gegeven: twaalf miljoen arbeiders legden hun werk neer, waardoor Berlijn plotseling zonder water, gas en elektriciteit kwam te zitten. Het verkeer kwam stil te liggen en Kapp en zijn compagnons moesten de rest van hun plannen bij kaarslicht uitwerken. Tot overmaat van ramp staakte ook het bureaucratisch apparaat. Ambtenaren bleven de gevluchte regering trouw en weigerden om met Kapp te werken.
Kapp en Von Lüttwitz voelden de macht uit hun handen glippen. Ze beloofden het Duitse volk dat er snel nieuwe verkiezingen zouden komen en dreigden zelfs met de doodstraf voor stakend personeel, maar het mocht niet baten. Toen de Rijksbank weigerde om de coupplegers geld te geven voor het besturen van het land, wilde Von Lüttwitz dat Erhardt de betalingen met geweld af zou dwingen, maar dat weigerde de commandant.
Op 17 maart was het spel uit, slechts vier dagen nadat de Putsch was begonnen. Von Lütwittz ontkwam naar Hongarije en Kapp vluchte naar Zweden. Tijdens hun uittocht uit Berlijn namen de soldaten van de Marinerbrigade Erhardt kritische burgers onder vuur, waarbij twaalf mensen omkwamen.
Verscheurde Weimarrepubliek
Bijna alle verdachten van de Kapp-Putsch werden uiteindelijk vrijgesproken. De Marinebrigade Erhardt werd opgeheven, maar de meeste soldaten kregen een tweede kans bij het leger. Ook Von Lüttwitz kreeg amnestie en keerde in 1924 terug naar Duitsland. Kapp was vastbesloten om zijn naam te zuiveren tijdens een proces, maar voordat hij zich in de rechtbank kon verdedigen, overleed hij in 1922 aan kanker.
De Kapp-Putsch was mislukt, maar de gevolgen voor de Weimarrepubliek waren groot. Op verschillende plekken in het land waren de stakingen in arbeidersopstanden veranderd. Linkse partijen maakten van de gelegenheid gebruik om een revolutie te ontketenen. Arbeiders in het Ruhrgebied organiseerden zich in het Rode Ruhrleger en bezetten verschillende steden tijdens de zogenoemde Maartopstand. Dit keer trad de Reichswehr wel hard op: honderden opstandelingen werden gedood en sommigen standrechtelijk geëxecuteerd.
De bloedige gebeurtenissen echoden door in de parlementsverkiezingen van 1920. De sociaal-democraten raakten het vertrouwen van de kiezers kwijt en verloren zetels aan extreem-rechtse en extreem-linkse partijen. De Weimarcoalitie kon geen meerderheid meer vormen en wist die niet meer te heroveren. In 1923 kreeg Duitsland opnieuw te maken met een coup. Die Bierkellerputsch van Hitler en andere nazi’s zou in de geschiedenisboeken meer aandacht krijgen dan de staatsgreep die een paar dagen succes had.