In de nacht van 22 op 23 april 1945 stak de Prinses Irene Brigade de Maas over bij Hedel om de Bommelerwaard te bezetten. Tijdens de actie sneuvelden twaalf soldaten. Maar wat was tegen het eind van de oorlog nog het nut van hun actie?
Prins Bernhard was ontevreden in het voorjaar van 1945. Duitsland was zo goed als verslagen, maar bij de bevrijding van Nederland had de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene, ook wel Prinses Irene Brigade (PIB), nog nauwelijks een rol van betekenis gespeeld. De brigade was in 1941 in Engeland opgericht en bestond uit Nederlandse soldaten die na de capitulatie tijdens de meidagen van 1940 wisten te ontkomen, Engelandvaarders en Nederlandse vrijwilligers uit andere landen, zoals Zuid-Afrika.
Meer lezen over de Tweede Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Tijdens de invasie in Normandië, op 6 juni 1944, was de PIB ingezet als kustbewaking bij Harwich, ver van de havens van waaruit de schepen naar Noord-Frankrijk vertrokken. Haar manschappen werden volkomen verrast door het nieuws van de landingen. Terwijl Amerikanen, Britten, Canadezen, Fransen en Polen daar vochten, oefenden de Nederlanders in het ontschepen van de landingsboten en werkten aan hun fitheid. Elke morgen om 6.30 uur kniebuigingen, looppas en rompoefeningen, terwijl bommenwerpers over hun hoofden vlogen om doelen op het Europese vasteland te bombarderen. ‘Frustrerend,’ vertelde PIB-veteraan Rudi Hemmes (1923-2022) toen ik hem sprak voor de Omroep MAX-serie In de voetsporen van D-day. ‘Maar we werden wel verdomd goed.’
Op 3 augustus 1944 was de PIB overgebracht naar Tilbury in de monding van de Theems, waar ze werd ingescheept. Op de zonovergoten 8ste augustus landden ruim 1200 PIB-soldaten bij Arromanches op Franse bodem. Eindelijk. Ze werden toegevoegd aan een Britse luchtlandingsdivisie. Het eerste gevecht met de Duitsers vond plaats op 12 augustus bij Breville, waarbij de eerste verliezen werden geleden. Daarna nam de brigade deel aan enkele kleinere operaties, maar sjokte toch voornamelijk achter de oprukkende geallieerde troepen aan richting Nederlandse grens. Deze werd op 20 september bij Borkel en Schaft door de PIB gepasseerd als achterhoede van het Britse 30ste leger dat zich in Operatie Market Garden een weg vocht richting Nijmegen en Arnhem, waar op 17 september Amerikaanse en Britse parachutisten waren geland om de bruggen daar te veroveren.

Ook tijdens Market Garden speelde de PIB geen belangrijke rol. Op 22 september kreeg ze de taak om de al veroverde brug bij Grave te bewaken. Het was de brigade zelfs niet gegund om na het mislukken van Market Garden West-Brabantse steden te bevrijden. Terwijl de Nederlanders op 27 oktober op het punt stonden Tilburg binnen te trekken, kreeg een zwaarder bewapende Schotse divisie bevel hen voor te gaan en ging zo met die eer strijken. Na de Slag om de Schelde en de bevrijding van Walcheren, waarbij ze ook al geen rol in speelden, werden de leden van de PIB ingezet als kustbewaking op Noord-Beveland. Hun moraal was tot het dieptepunt gedaald, vernam de prins. En dus klom hij in de pen. Hij schreef begin april 1945 een brief aan zijn vriend generaal-majoor Sir Francis de Guingand, chef-staf van veldmaarschalk Bernhard Montgomery, de bevelhebber van de geallieerde troepen hier. ‘Gun mijn jongens ook wat eer,’ zou prins Bernhard De Guingand hebben gevraagd.
‘Gun mijn jongens ook wat eer,’ vroeg prins Bernhard
Op 9 april 1945 kreeg de PIB bevel zich te verplaatsen naar het Maasfront bij Den Bosch, waar ze werd ingedeeld bij de Britse 116de Brigade. Ze moesten het gebied aan de Maas tegenover Hedel en Heusden beveiligen tegen eventuele acties van de Duitsers.

Standrechtelijk gefusilleerd
Hedel in de Bommelerwaard was in april 1945 een spookdorp. Geen huis was onbeschadigd, voordeuren stonden wagenwijd open, verwilderde katten liepen over straat. Tijdens Market Garden was het gebombardeerd toen Duitse troepen zich over de nabijgelegen spoorbrug terugtrokken uit Brabant. Een SS-eenheid had er toen flink geplunderd. Nadat het geallieerde offensief was vastgelopen, lag Hedel in de frontlinie. Zware artilleriebeschietingen deden de rest. Op zondag 12 november bevolen de Duitsers de algehele evacuatie van de inwoners. Enkele inwoners bleven stiekem achter, vooral boeren die hun vee niet wilden achterlaten. Tijdens artilleriebarrages scholen ze in het stevige parochiehuis.
Op 8 december hadden de Canadezen Fort Crèvecoeur ingenomen aan de zuidzijde van de Maas, even ten noorden van Den Bosch. De Duitsers trokken zich terug uit de Bommelerwaard, de Nederlandse Landstorm werd belast met de verdediging ervan. De Duitsers verklaarden het tot Sperrgebiet en de laatste clandestiene inwoners van Hedel vertrokken ook, want wie werd gesnapt zou standrechtelijk worden gefusilleerd. Omdat het gerucht ging dat er tyfus heerste, waren de overal aangelegde loopgraven en geschutsopstellingen veelal onbezet. Heel af en toe patrouilleerden de Canadezen aan de noordzijde, maar tot echte gevechten kwam het niet. Dat had mede te maken met het feit dat de Duitse rijkscommissaris in Nederland, Arthur Seyss-Inquart, met de geallieerden onderhandelde over het toelaten van voedseltransporten naar de hongerlijdende bevolking in West-Nederland. Hij had als voorwaarde gesteld dat er dan geen aanvallen meer op het nog bezette deel van Nederland zouden worden ondernomen.

De PIB arriveerde op 14 april bij de Maas en kreeg daar versterking. Een van de ‘eigen teelt’, zoals ze werden genoemd, was de 19-jarige Frans van der Meeren (1925-2023) uit Bergen op Zoom. Hij had zich in november 1944, kort na de bevrijding van zijn stad, als oorlogsvrijwilliger aangemeld. Na een keuring, die weinig voorstelde, hoorde hij maanden niets. Maar in februari 1945 kreeg hij opeens een oproep. Hij kreeg een basistraining van zes weken, waarin hij leerde granaten gooien en schieten met een Lee Enfield-geweer, stengun en brengun. ‘We kregen een paar kogels de man, dus moesten we zuinig zijn,’ herinnerde hij zich voor mijn boek Ooggetuigen van de bevrijding. ‘Als uniform kregen we afgedankte Engelse gevechtstenues.’
‘Als uniform kregen we afgedankte Engelse gevechtstenues’
De eigen teelt verving de gesneuvelden en de gewonden, maar ook honderd geharde mariniers die naar de Verenigde Staten vertrokken voor de bevrijding van Nederlands-Indië. Hoewel de meeste andere soldaten D-day-veteranen waren, voelde Van der Meeren zich een van hen. Hij werd toegevoegd aan Gevechtsgroep I van de PIB bij Fort Crèvecoeur. ‘Ik vond het spannend en was trots dat ik iets kon betekenen.’
Geallieerde voedseldroppings
De voedselsituatie in West-Nederland was eind maart 1945 zo nijpend dat ook de Duitsers beseften dat ingrijpen onvermijdelijk was. Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart zocht toenadering tot de geallieerden. In ruil voor een informele wapenstilstand en geen verdere vernielingen (waartoe Adolf Hitler hem had bevolen) zou hij geallieerde voedselhulp toestaan. Het leidde na weken van onderhandelen op 28 april tot het Akkoord van Achterveld, ook wel bekend als de Voedselconferentie van Achterveld. In de twee weken erna dropten ruim 5000 Britse en Amerikaanse bommenwerpers 10.000 ton aan voedselpakketten boven West-Nederland, de luchtoperaties kregen als codenaam ‘Manna’ en ‘Chowhound’. De voedseltransporten over de weg werden ‘Operatie Faust’ gedoopt.

Omdat het zo stil was aan de overkant van de Maas, werden er vanuit het fort vanaf 18 april verschillende nachten achter elkaar verkenningspatrouilles opuit gestuurd. Er bleken mijnen te liggen, één soldaat verloor een been, maar Duitsers kwamen ze niet tegen. Van een gevangengenomen Duitse deserteur begrepen ze dat die zich inderdaad hadden teruggetrokken uit het gebied.
Op 19 april werd de commandant van Gevechtsgroep I, majoor Arnold Paessens, ontboden op het hoofdkwartier van de PIB in Vlijmen. Daar kreeg hij van kolonel Albert de Ruyter van Steveninck de opdracht bij Hedel de Maas over te steken. Een bataljon Britse Royal Marines zou ter hoogte van Kerkdriel hetzelfde doen. Vanuit de bruggenhoofden zou dan met andere Royal Marines de Bommelerwaard worden bezet. De operatie kreeg als codenaam Orange.

Struikeldraden
Tegen middernacht op 22 april verzamelde Gevechtsgroep I zich bij de sluis van Fort Crèvecoeur. In drie Buffalo’s, amfibievoertuigen met geruisloze motor, werden het eerste en tweede peloton en enkele Britse genisten bij Paal 26.1 tussen Hedel en Ammerzoden aan land gezet. De Buffalo’s voeren meteen terug om het derde en vierde peloton op te halen.
Van der Meeren zat bij het eerste peloton. Hun opdracht was de landingsplaats bezet houden, de andere pelotons gingen Hedel in. Daar hadden de Duitsers zelf met stoelen en ladders aangegeven waar mijnen en boobytraps lagen. Ze hadden echter ook struikeldraden gespannen en zo werden Duitse wachtposten bij de vernielde spoorbrug bij Hedel gealarmeerd. Ze gingen er snel vandoor. Elders in het dorp werden een paar verraste Duitsers krijgsgevangen genomen.
De volgende ochtend maakten de genisten het haventje van Hedel vrij van mijnen en versperringen. Via de aanlegplek van de veerpont werden versterkingen aangevoerd, waaronder een mortiergroep en enkele brencarriers, een soort rupsvoertuigen.

Ondertussen waren de Britten bij Alem de Maas overgestoken. Op 23 april ging in het ernaast gelegen Kerkdriel de Nederlandse vlag uit en werd de bevrijding gevierd. Ook hier waren nergens Duitsers te bekennen. De Britten gingen ervan uit dat ze waren gevlucht en namen rust. Tegen de inwoners vertelden ze dat ze wachtten op de hoofdmacht om met hen stormenderhand de Bommelwaard te bevrijden. Uit angst voor het mogelijke oorlogsgeweld liet een deel van de inwoners van Kerkdriel zich per boot overbrengen naar het al bevrijde Brabant. In de kerktoren van het dorp bleken echter nog Duitse waarnemers te zitten en die waarschuwden hun commandant in Zaltbommel. Met een allegaartje van eenheden – luchtmacht, marine, oudere en piepjonge soldaten van nog geen achttien, SS’ers, waaronder Nederlandse – trok die op naar Kerkdriel. In de loop van de middag raakten de Duitsers aan de rand ervan slaags met de Britten. De SS’ers fusilleerden enkele burgers als partizanen of gebruikten hen als dekking. De Duitsers vochten zo fanatiek dat de Britten besloten zich terug te trekken naar de zuidzijde van de Maas.

In Hedel was er niemand om de bevrijders welkom te heten en bleef het rustig. Wel bleek het onmogelijk om door te stoten naar Kerkdriel. Patrouilles waren ten oosten van Hedel op felle Duitse tegenstand gestuit.
Aan de westkant van Hedel beleefde Van der Meeren zijn vuurdoop. Hij zag de ene na de andere golf Duitsers op zich afkomen. ‘Ze riepen: “Wir kommen durch!” en stormden met ware doodsverachting op me af,’ vertelde hij. ‘Op de dijk stonden de paardenbloemen in volle bloei. Elke keer als een Duitser zijn kop boven die gele bloemenzee uitstak, vuurde ik met mijn Lee Enfield-geweer. Ik stond er niet bij stil of ik iemand raakte. Het verbaasde me hoe fanatiek deze soldaten nog waren.’
‘De Duitsers stormden met doodsverachting op me af’
De hel barstte los
Na aftocht van de Britten richtte de complete Duitse troepenmacht zich op de Nederlanders. Ondersteund door hevig artillerie- en mortiervuur wisten de Duitsers Hedel binnen te dringen; de Nederlanders moesten zich terugtrekken en twee van hen werden gedood. De Duitsers verscholen zich in de huizen en hadden verschillende mitrailleurs bij zich. Het peloton van Van der Meeren moest met een deel van het tweede peloton de Duitsers verdrijven. Britse artillerie aan de overkant van de Maas maakte de weg vrij. Met de bajonet op het geweer gingen ze de huizen langs en gooiden er handgranaten in. Van der Meeren voelde geen angst. ‘Ik zag van alles langs me heen vliegen. Mijn forse pelotonscommandant, sergeant-majoor Dirk de Bruin, ging voorop en dat motiveerde me. Die man was beresterk. Hij pakte de Duitsers gewoon op en gooide ze tegen de muur. De anderen gingen er snel vandoor.’
Het derde peloton, onder aanvoering van kapitein Willem de Roos, bestormde de protestantse kerk. In man-tegen-mangevechten tussen de kerkbanken werden de Duitsers verdreven. Vier PIB’ers sneuvelden en zeven raakten gewond. Aan Duitse kant vielen achttien doden en vijf gewonden. Er werden negen Duitsers krijgsgevangen gemaakt, Van der Meeren moest hen naar het haventje begeleiden. ‘De meesten waren jonger dan ik. Ze waren blij dat het voorbij was en lachten zelfs.’

Die middag werd een PIB-sergeant die een Vickers-machinegeweer bediende bij het viaduct door een Duitse scherpschutter gedood. Hoewel de Britten waren teruggetrokken en het plan om de Bommelerwaard te bevrijden was afgeblazen, moesten de Nederlanders het bruggenhoofd vasthouden.
De dinsdag verliep relatief rustig, al liep een brencarrier in het centrum van Hedel op een mijn waarbij een soldaat omkwam. De volgende ochtend, op woensdag 25 april, barstte in de schemering de hel los. In een nieuwe poging hen te verdrijven, schoten de Duitsers met artillerie, mortieren, machinegeweren en Panzerfausten op de PIB. Ze rukten op door de uiterwaarden langs de rivier en probeerden hen te omsingelen.
Onderscheiden met invasiekoord
Op 8 mei 1945 reed de PIB voorop het bevrijde Den Haag binnen. Later dat jaar onderscheidde prins Bernard het vaandel van de brigade met de Militaire Willems-Orde en kregen alle militairen die in augustus 1944 in Normandië waren geland een oranje-blauw invasiekoord op hun uniform. De brigade ging op in het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene, tegenwoordig het 17de Pantserinfanteriebataljon. De militairen daarvan mogen het koord ook dragen, zodat de traditie wordt voortgezet. Elke nieuwe lichting krijgt dat door een veteraan uitgereikt, zoals tijdens de D-day-herdenking in Normandië. Er wordt daarna een glas calvados gedronken en vervolgens wordt het koord nat gemaakt; in Normandië met een duik in de Noordzee.

Van der Meeren bevond zich met zijn peloton in een boerderij aan de noordkant van Hedel. Een stuk of twintig Duitsers wisten de boerderij onopgemerkt te naderen en namen hen vanachter een aardappelhoop onder vuur. Toen het dak vlam vatte wist hij zich ternauwernood te redden – hij zou de rest van zijn leven bang blijven voor vuur – nadat ze dekkingsvuur van de zuidzijde hadden gekregen. Overal rond het dorp werd nu hard gevochten en met veel moeite wist de PIB de aanval af te slaan, ten koste van een aantal gesneuvelden en veel gewonden. Ongeveer 45 Duitsers werden krijgsgevangen gemaakt, waaronder ook Nederlandse SS’ers.
Rond het middaguur kregen ook de Nederlanders het bevel tot terugtrekking over de Maas. De Duitsers dreigden de onderhandelingen over de voedselbevoorrading van West-Nederland te stoppen als dat niet gebeurde.
De Nederlanders waren woest. Ze waren aan de winnende hand en wilden de hele Bommelerwaard bevrijden. Vanaf 22.00 uur werden de vier pelotons met Buffalo’s overgebracht naar de zuidoever, om 23.30 uur was de operatie voltooid. Twaalf PIB-soldaten waren gesneuveld en meer dan zeventig Duitse. Waarvoor? Voor wie? Het waren vragen die ook Van der Meeren tot zijn overlijden in 2023 bezighielden. Want nog geen twee weken later was de oorlog voorbij.
Meer weten:
- Nazi-terreur in de Bommelerwaard (1945) door J. van de Starre beschrijft de bezettingsjaren in deze streek.
- Garderegiment Fuseliers Prinses Irene (2011) door Hans Sonnemans e.a., over de geschiedenis van dit legeronderdeel.
- De lange bevrijding van Nederland, september 1944–juni 1945 (2025) door Christ Klep is een nieuw standaardwerk over het laatste oorlogsjaar.