Een Oostenrijks-Hongaars importverbod op varkensvlees moest in 1906 de Servische economie hard raken. Maar het effect was tegenovergesteld: Servië kwam sterker uit de strijd. De Varkensoorlog vergrootte juist de spanningen op de Balkan en leidde mede tot de Eerste Wereldoorlog.
Hij was een écht Habsburgse politicus. De Poolse graaf Gołuchowski droeg een Oostenrijks-Hongaarse bakkenbaard mét snor, was conservatief, en deelde met keizer Franz Jozef een oprechte liefde voor de status quo. Een oliemannetje van de Weense Ballhausplatz was hij; bekend met de intriges van de Hongaren en Roemenen, de haviken en duiven in het leger, en de nukken van de Habsburgse troonopvolger. Als keizerlijke en koninklijke minister van Buitenlandse Zaken bluste Gołuchowski overal brandjes in de Europese en zelfs de mondiale diplomatie. Hoewel hij een Pool was, bracht hij rust in de verhoudingen met Rusland. Ook wist hij de belangen van de dubbelmonarchie, voor even, in harmonie te brengen met die van de Fransen, Engelsen en zelfs de Ottomanen.
Meer historische verhalen in uw inbox? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Alleen op Servië kreeg hij maar geen grip. En dat stoorde hem. Zijn geworstel met het kleine Balkanbuurland leidde in 1906 tot een handelsoorlog die draaide om de import en export van Servische varkens, salami en andere worst. Uiteindelijk deed deze ‘Varkensoorlog’ (1906-1911) de Poolse graaf de das om. Na het aftreden van Gołuchowski waren de verhoudingen tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië verhard. Tot de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog zouden ze alleen maar slechter worden. Bovendien kwam Servië veel sterker uit de Varkensoorlog – en dat was niet wat Wenen had gehoopt.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Staatsgreep
Tijdens de negentiende eeuw hadden de Serviërs zich met horten en stoten bevrijd van de Ottomaanse overheersing. Twee dynastieën, die van de Obrenovićen en de Karadjordjevićen, speelden de hoofdrol in de strijd. Beide dynastieën gingen terug op de naamgevers Miloš Obrenović (1780-1860) en Karadjordje (Petrović) (1768-1817), die als varkensboeren rijk waren geworden en vervolgens de wapens hadden opgenomen tegen de Ottomanen. De rivaliserende clanleiders bevochten niet alleen de Ottomanen, maar ook elkaar. Hun geruzie eindigde in 1817, toen Obrenović het afgehakte hoofd van Karadjordje naar de sultan in Istanboel opstuurde om zijn loyaliteit als vazal te tonen. Daarmee was de toon gezet.
Ook de negentiende-eeuwse nazaten van deze twee koppensnellers lagen met elkaar overhoop, en stierven zelden in bed. Behalve persoonlijke motieven speelden ook allianties een rol, zoals dat nu nog steeds gaat op de Balkan. In een wankel land als het negentiende-eeuwse Servië was het voor een prins van belang om diplomatieke en economische steun te krijgen vanuit Wenen, Sint-Petersburg of Istanboel. Wanneer de ene prins dong naar de hand van de Oostenrijkse buren, dan zocht diens rivaal naar steun in het Russische Rijk.
Zo ging het de hele eeuw door, tot in 1903 een groep pro-Russische legerofficieren een staatsgreep pleegde. Ze slachtten de pro-Oostenrijkse Obrenović-koning en zijn vrouw af in hun paleis. Het is een beroemde, gruwelijke scène: om twee uur ’s nachts trokken officieren met getrokken sabels het paleis van Belgrado binnen. Op weg naar de slaapkamers staken ze in op lijfwachten en lieten hen bloedend achter, om uiteindelijk uit te komen bij het echtelijk bed. De kussens waren nog warm. De officieren haalden alles overhoop en vonden het in nachtjapon geklede, trillende koningspaar achter een gordijn. Ze schoten hen dood en hakten hen in stukken. Sommige ledematen gooiden ze van het balkon.

Vanuit heel Europa reageerden vorsten geschokt. Ook de aristocraat Gołuchowski moet vies zijn geweest van deze brute coup d’état. Maar hij was vooral benieuwd wat er nu zou gebeuren, omdat de gedode Servische koning altijd braaf had gedaan wat Wenen van hem verlangde.
De legerofficieren in Belgrado haalden een telg van de Karadjordjević-dynastie uit zijn Zwitserse ballingschap, en kroonden hem tot koning. Hoewel deze Petar eigenlijk een zachtaardige intellectueel was, die John Stuart Mills On Liberty had vertaald, was Gołuchowski er niet gerust op. Wat waren de legerofficieren, die deze koning hadden geïnstalleerd, van plan?

Wapens van Škoda
De Oostenrijks-Servische verhoudingen waren nooit gelijkwaardig geweest. De Weense machthebbers beschouwden het koninkrijk Servië als een wingewest, dat ze politiek en economisch onder de duim moesten houden. Meer dan 80 procent van de Servische export ging naar Oostenrijk. Dat gaf de dubbelmonarchie de macht om Servië op allerlei manieren onder druk te zetten.
Zonder de Oostenrijkse afzetmarkt was Servië namelijk weerloos en machteloos. Het land was zeer arm. Handel en industrie stonden in de kinderschoenen. Tijdens de rebellie tegen de Ottomanen waren veel Joodse en islamitische ondernemers uit de Servische steden gevlucht of verdreven. Wat bleef was een ongeletterde boerenbevolking in een monocultureel land zonder middenklasse. Zelfs in de morsige steden, vaak zonder riolering, scharrelden koeien en varkens door de straten.
In 1904 merkte Gołuchowski dat er na de staatsgreep een nieuwe wind was gaan waaien in Belgrado. De nieuwe regering plaatste bijvoorbeeld een bestelling voor wapens bij de Franse firma Schneider-Creusot, en niet – zoals dat in Wenen werd verwacht – bij het Boheemse (en dus Oostenrijkse) Škoda. Prompt riep graaf Gołuchowski de Servische gezant op het matje en maakte duidelijk dat Belgrado de bestelling direct moest annuleren.

De kwestie draaide uiteraard niet enkel om wapens. Het was in Europa algemeen bekend dat de wapens van Škoda inferieur waren aan die van Schneider-Creusot. Al eerder had Servië met Oostenrijk een deal willen sluiten waarin ze economisch en geopolitiek hand in hand zouden gaan. In ruil voor Oostenrijkse wapendeals hoopte Servië op Weense steun bij het ‘bevrijden’ van de Ottomaanse gebieden in Macedonië en Kosovo. Daar voelde Gołuchowski niets voor, en de bevelhebbers van het Oostenrijks-Hongaarse leger al helemaal niet. Daarom had de nieuwe regering in Belgrado besloten ergens anders zaken te doen.
Tot een aankoop bij de Franse leveranciers kwam het niet, vooral omdat de pro-Oostenrijkse en pro-Russische krachten binnen de Servische regering er niet uitkwamen. Het kabinet viel, en er kwamen nieuwe verkiezingen. Graaf Gołuchowski hoefde zich geen zorgen te maken. Nog niet.
Tolunie met Bulgarije
Op de wijdere Balkan had Gołuchowski een vernuftig diplomatiek spel gespeeld. Iedereen in Europa wist dat het Ottomaanse Rijk (in veel landen ‘de zieke man van Europa’ genoemd) van binnenuit verbrokkelde. Behalve de grootmachten Rusland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, waren ook Servië en Bulgarije uit op Ottomaans grondgebied. Gołuchowski probeerde conflicten voor te zijn. Daarom had hij met de gezanten van Sint-Petersburg afgesproken dat de Oostenrijkers hun controle op de Westelijke Balkan zouden behouden, en de Russen op de Oostelijke Balkan. In de praktijk betekende dit dat Oostenrijk de baas zou zijn in Servië, en Rusland in Bulgarije.
Gołuchowski speelde een vernuftig diplomatiek spel
In Belgrado hadden de legerleiders lak aan dit soort afspraken. En ook in Sofia, want Servië en Bulgarije kwamen in 1905 met de verrassing van een tolunie. Dit was opmerkelijk, want de twee Balkanlanden waren gewezen vijanden in het veroveren van Ottomaanse gebiedsdelen. Beide maakten ze aanspraak op Macedonië. Mogelijk wilden de twee vechtende honden met deze tolunie veiligstellen dat er geen derde (Oostenrijk, Rusland) met het been (Macedonië) heen zou gaan.

Gołuchowski was zeer ontstemd over de tolunie. Niet ten onrechte vermoedde hij dat de Servisch-Bulgaarse toenadering zich zou ontwikkelen tot een militaire samenwerking, en misschien zelfs een alliantie. Hij stuurde een nota naar Belgrado met de boodschap dat handelsverdragen met Oostenrijk alleen konden worden gesloten als de tolunie werd herschreven. Toen de Servische regering deze inmenging van soevereiniteit niet accepteerde, reageerde Gołuchowski op draconische wijze. Hij voerde een importverbod in op het ultieme Servische exportproduct: varkens. Op papier verantwoordde hij deze ban met een verwijzing naar veterinaire reglementen, maar iedereen wist waarom hij de Servische export wilde fnuiken. De Weense Zeit schreef: ‘In zijn wens tot een tolunie met Bulgarije, zal Servië stikken in zijn eigen varkensvet!’
Handel met Rusland, via Servië
Direct na de Russische invasie van Oekraïne vaardigde de Europese Unie een handelsblokkade en boycot uit van producten van en naar Rusland. Servië is weliswaar een kandidaat–lidstaat van de EU, maar steunt de sancties niet. Zo zijn er nog altijd vluchten tussen Belgrado en Moskou. In 2022 liet de toenmalige Servische premier Ana Brnabić weten dat Europese bedrijven de Servische markt niet kunnen gebruiken om te exporteren naar Rusland. Toch zijn er aanwijzingen dat dit gebeurt. In 2024 constateerden het CBS en de Rijksuniversiteit Groningen dat er sinds 2022 significant meer gesanctioneerde goederen vanuit Nederland naar Servië worden getransporteerd, en vanuit Servië naar Rusland.

Blessing in disguise
Waarheen met de varkens? Op het eerste gezicht betekende de handelsblokkade een ramp voor de Servische economie, die afhankelijk was van de Oostenrijkse afzetmarkt. Bovendien was Servië in de vleesverwerking afhankelijk van Oostenrijk, want alleen in de dubbelmonarchie kon het Servische varkensvlees worden verwerkt tot salamiworst, paté en schnitzel. Servië had namelijk zelf geen vleesindustrie – dat was vanuit Wenen altijd tegengehouden.
Met leningen uit onder andere Frankrijk en Duitsland bouwde Servië slachthuizen en vleesfabrieken, die producten moesten leveren voor nieuwe markten. Want Oostenrijk had weliswaar de stop gezet op Servisch varkensvlees, maar de rest van de wereld niet. Zo bleek de blokkade een blessing in disguise, omdat Servië opeens genoodzaakt was handelsverdragen af te sluiten met bijvoorbeeld het Duitse Rijk, België, Nederland en Italië. Bovendien kon Servië dankzij de tolunie het vlees via Bulgaarse havens van de Zwarte Zee verschepen naar Malta, Griekenland, het Ottomaanse Rijk en zelfs Egypte. In 1905, het laatste jaar voor de Varkensoorlog, ging 90 procent van de Servische export naar Oostenrijk-Hongarije; in 1906 was dat nog maar 42 procent. De Servische economie was dus veel diverser geworden. Vooral Duitsland kocht grote hoeveelheden Servisch varkensvlees in. Hoewel het eerste jaar van de Varkensoorlog ernstige gevolgen had voor de economie van Servië, krabbelde die in 1907 en 1908 weer rap uit het dal.

Voor Oostenrijk-Hongarije waren de gevolgen van de handelsblokkade ongunstig. De voedselprijzen stegen en consumenten moesten op zoek naar alternatieven. Veel Oostenrijkers gingen bij gebrek aan hamlappen over op paardenvlees. Bovendien sloeg het brutalere Servië in deze handelsoorlog keihard terug. Alle import van Oostenrijkse producten naar Servië kreeg te maken met maximale invoerrechten en douanepesterijen. Ondertussen vloeide het buitenlandse kapitaal Servië binnen. Met Duits geld bouwden de Serviërs een suikerfabriek, en de Fransen investeerden in de kopermijnen van de stad Bor. De Varkensoorlog mobiliseerde en centraliseerde de Servische economie niet alleen, maar maakte deze ook weerbaar tegen de economische én politieke grillen van de Ballhausplatz. In de cafés van Belgrado prezen de ondernemers graaf Gołuchowski op sarcastische wijze: hij had met zijn beleid toch maar de Servische economie uit het slop getrokken!
Het brutalere Servië sloeg keihard terug
Aan de andere kant van de grens zagen de Oostenrijkers dat uiteraard anders. Door de negatieve gevolgen van de varkensvleesblokkade moest graaf Gołuchowski aftreden. De Hongaren in de dubbelmonarchie speelden daarbij een belangrijke rol. Zij wilden al langer van de Poolse aristocraat af, omdat hij vaak pro-Hongaarse maatregelen blokkeerde. Ze hadden nu een goede reden om hem van zijn invloedrijke positie te stoten. Maar met het vertrek van Gołuchowski veranderde het beleid niet. De Hongaarse landbouwlobby had namelijk gemerkt dat de blokkade goed uitpakte voor Hongaarse varkensboeren. Bij gebrek aan Servisch vlees wendden de Oostenrijkers zich tot de wollige varkens van de Hongaarse poesta. Voorlopig prijkte op de menukaarten van Weense restaurants de binnenlandse, met Magyaarse paprika gekruide varkensgoulash.

Gedurfde geopolitieke zet
Veel boeken over de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog beginnen met de moord op het Servische koningspaar in 1903. De moord creëerde ruimte voor andere moordcomplotten, zoals die tegen de Oostenrijkse troonopvolger in 1914. Christopher Clark gebruikt het als openingsverhaal in zijn boek Slaapwandelaars (2012), dat gretig werd gelezen door veel Europese politieke leiders.
Toch is het niet zozeer de moord op het koningspaar die de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog bespoedigde, als wel de Varkensoorlog. De blokkade maakte Servië namelijk autonomer en onafhankelijker, brutaler ook, en bereid om op te staan tegen Oostenrijk. Ter compensatie voor de economische schade annexeerde Oostenrijk-Hongarije in 1908 de voormalige Ottomaanse (en door Servië begeerde) provincies Bosnië en Herzegovina. Dit was tegelijk een test om te kijken hoe Rusland zou reageren. Maar de Russen reageerden niet. Met deze gedurfde geopolitieke zet gaf Oostenrijk een signaal af aan Servië: beeld je niets in, we zijn nog steeds heer en meester in de Westelijke Balkan.
Economische interdependentie en oorlog
De Varkensoorlog van 1906-1911 is een belangrijke casus in de discussie over het verband tussen economische interdependentie en oorlog. Volgens de liberale school neemt de bereidheid om oorlog te voeren af wanneer landen in hoge mate economisch verknoopt zijn. Volgens de realistische school leiden innige handelsbetrekkingen juist tot meer strijd om grondstoffen en belangen. Dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak tussen twee landen wier bilaterale handel in korte tijd instortte, kan een argument zijn voor de eerste, liberale analyse.

In Servië leidde de Oostenrijkse annexatie van Bosnië en Herzegovina tot een oorlogsstemming, en het scheelde niet veel of de Grote Oorlog was in 1908 al losgebarsten. Tot gevechten kwam het echter niet, maar alle verhoudingen stonden nadien op scherp: militair, maar ook economisch en politiek. De regering in Wenen maakte zich allang niet meer alleen zorgen om de export en import van varkensvet: inmiddels ging het om wapens uit Franse of Duitse fabrieken voor het Servische leger.
Toen de Varkensoorlog in 1911 eindigde dankzij een nieuwe handelsovereenkomst, zag de Balkan er heel anders uit. Servië was economisch gegroeid en zelfstandiger geworden, Oostenrijk was verzwakt. Het wederzijdse wantrouwen was groot. Een jaar later brak de Eerste Balkanoorlog uit. Precies zoals Gołuchowski had gevreesd trokken de Servische en Bulgaarse legers, in een alliantie met Montenegro en Griekenland, op tegen het Ottomaanse Rijk. In Wenen zochten de haviken naar een aanleiding om het voormalige wingebied Servië een lesje te leren, of zelfs op de knieën te krijgen. Die aanleiding vonden ze in juni 1914, met de moord op Franz Ferdinand.
Meer weten:
- The Origins of World War I (2012) van Richard F. Hamilton (red.) behandelt onder meer de positie van Servië.
- Slaapwandelaars. Hoe Europa in 1914 ten oorlog trok (2012) van Christopher Clark is het standaardwerk over de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog.
- Folly and Malice: The Habsburg Empire, the Balkans and the Start of World War One (2017) door John Zametica benadrukt andere accenten dan Clark en Hamilton van de Oostenrijks-Hongaarse politiek.