Lange tijd gold het Oostenrijkse keizerrijk als een achterlijk land met een verouderd monarchaal bestel. Geen wonder dus volgens veel critici dat deze Dubbelmonarchie ineenstortte. Tegelijkertijd keken anderen met nostalgie naar deze veelvolkerenstaat. Maar was die heimwee gerechtvaardigd? Voor beide visies valt iets te zeggen.
Creatief multicultureel paradijs
In de ‘veelvolkerenstaat’ Oostenrijk-Hongarije leefden veel nationaliteiten en religies naast elkaar, en hoewel Duits de taal van de vorst en de Weense elite was, werd er geen grootscheepse germaniseringscampagne gevoerd. Vergeleken met de staten waarin het keizerlijk-koninklijke rijk na 1918 uiteenviel, was het een toonbeeld van vreedzaamheid en tolerantie. De federale staatsvorm en een behoedzame nationaliteitenpolitiek garandeerden de vele etnische groepen aanzienlijk meer invloed en autonomie dan in veel natiestaten het geval was.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Symbool van de rust en stabiliteit was keizer Frans Jozef I, die in 1848 als achttienjarige op de troon kwam en regeerde tot aan zijn dood in 1916. Omdat hij een vader voor al zijn onderdanen wilde zijn en de nationale en etnische verschillen zorgvuldig respecteerde, was hij vrij populair. Zijn hoffelijkheid en bedaardheid, en zijn neiging ondoordachte experimenten en gevaarlijke nieuwlichterij tegen te gaan, konden veel inwoners van zijn rijk waarderen. De zeer uitgebreide, sterk hiërarchische en in fraaie uniformen gehulde bureaucratie belichaamde dit streven.
Uit recent onderzoek blijkt dat Oostenrijk-Hongarije aanzienlijk minder ‘achterlijk’ en lethargisch was dan kwade tongen lange tijd hebben beweerd. Niet alleen werden nieuwe maatregelen getroffen om de agrarische bevolking minder afhankelijk van de adel te maken, ook werd de landbouw gemoderniseerd, werden er spoorwegen en andere infrastructurele werken aangelegd, en werden er tevens voorzichtige politieke hervormingen doorgevoerd. In het Oostenrijkse deel van het rijk werd in 1907 het algemeen mannenkiesrecht ingevoerd – tien jaar eerder dan in Nederland.
De grandeur van de Ringstrasse steekt Parijs naar de kroon
Belangrijker is dat tijdens het bewind van Frans Jozef I vooral Wenen een ongekende bloeiperiode doormaakte. De Ringstrasse, waarvan de vele monumentale gebouwen voor een grandeur zorgen die Parijs naar de kroon steekt, werd aangelegd tussen 1857 en 1865. Daarnaast kende Wenen een florerend muziekleven, waarin niet alleen de familie Strauss triomfen vierde, maar ook revolutionaire componisten als Gustav Mahler, Arnold Schönberg en Alban Berg tot wasdom konden komen.
Met grote schilders als Gustav Klimt, Egon Schiele en Oskar Kokoschka werd Wenen een van de centra van de artistieke avant-garde, terwijl de Wiener Werkstätte – waar deze kunstenaars ook deel van uitmaakten – een revolutionaire rol speelde op het gebied van design en binnenhuisarchitectuur. En een architect als Adolf Loos zou enorme invloed uitoefenen op modernistische bewegingen als Bauhaus en De Stijl.
Revolutionair: Wenen was een belangrijk centrum van de avant-garde
Ook in intellectueel opzicht behoorde Oostenrijk tot de voorhoede. Niet alleen een psychiater als Sigmund Freud was van grote betekenis voor het geestesleven van de twintigste eeuw, maar ook de economen van de zogenoemde Oostenrijkse School – onder wie Carl Menger, Eugen von Böhm-Bawerk en Ludwig von Mises – drukten een zwaar stempel, al was het maar omdat hun ideeën werden gezien als een bruikbaar alternatief voor het sterk opkomende socialisme.
Op literair gebied leverde de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie belangrijke namen als Arthur Schnitzler, Franz Kafka, Hermann Broch, Robert Musil, Stefan Zweig en Joseph Roth, terwijl een satiricus als Karl Kraus met zijn eenmanstijdschrift Die Fackel generaties van journalisten en polemisten zou inspireren.
Antisemitische bureaucratenstaat
De heimwee naar de gemoedelijke, bedaarde, zonnige en cultureel hoogstaande regeerperiode van Frans Jozef I ontstond vooral na de Tweede Wereldoorlog. Maar het dromerige en vreedzame land dat in de jaren vijftig werd verbeeld in de Sisi-films – met de oogverblindende Romy Schneider als echtgenote van Frans Jozef – heeft nooit bestaan.
Anders dan sommige historici tegenwoordig beweren is Oostenrijk-Hongarije nooit een multicultureel paradijs geweest. Om te beginnen waren de opstanden die in 1848 overal in het rijk uitbraken – onder meer in Slowakije en Hongarije – buitengewoon bloedig onderdrukt. Bovendien werden de verschillende nationaliteiten in de loop van de negentiende eeuw wel in naam gelijkberechtigd, maar bleven ze onderhorig aan Wenen en de Duitstalige elite. De stelselmatige onderdrukking van nationalistische gevoelens moest vroeg of laat wel tot een uitbarsting leiden.
Ook het beeld van het vredelievende Oostenrijk klopt niet erg, aangezien de agressieve Balkan-politiek een van de belangrijkste oorzaken van de Eerste Wereldoorlog was. Die oorlog was weliswaar nooit uitgebroken als Duitsland Oostenrijk geen onvoorwaardelijke steun had toegezegd, maar het waren Oostenrijkse politici en militairen die in de zomer van 1914 per se oorlog wilden voeren tegen Servië.
Zodra onze keizer de ogen sluit vallen we in honderd stukjes uiteen
Op het eerste gezicht leek de Dubbelmonarchie een aardig alternatief voor de natiestaat, maar in Radetzkymars laat Joseph Roth een graaf opmerken: ‘Zodra onze keizer de ogen sluit vallen we in honderd stukjes uiteen. De Balkan zal machtiger blijken dan wij. Alle volkeren zullen hun smerige kleine staatjes stichten en zelfs de Joden zullen in Palestina een koning uitroepen […] In het Burgtheater worden liederlijke Joodse stukken gespeeld en elke week wordt een Hongaarse fabrikant van closetpapier baron […] De tijd wil ons niet meer! Deze tijd wil zelfstandige, nationale staten scheppen!’
De terloopse antisemitische opmerking in het bovenstaande citaat was allesbehalve uitzonderlijk, want een virulente Jodenhaat was een van de kenmerken van de Dubbelmonarchie. De Christlichsoziale Partei was fel antisemitisch en wist vooral onder de kleine burgerij en onder boeren veel aanhang te verwerven. Hoewel dit antisemitisme nog niet echt racistisch was, werd de jonge, mislukte Weense kunstschilder Adolf Hitler er wel sterk door beïnvloed.
Wenen was het centrum
Ook op het gejubel over de Oostenrijkse cultuur ten tijde van Frans Jozef I valt wel iets af te dingen. Die concentreerde zich namelijk vrijwel volledig in Wenen. En binnen die stad ging het om een kleine artistieke en intellectuele voorhoede, die met afgrijzen werd gadegeslagen door de merendeels oerconservatieve adel, bourgeoisie en kleine burgerij. Het overgrote deel van de kunstenaars werkte volstrekt traditioneel en veel radicale ideeën werden pas later, en vooral buiten Oostenrijk, algemeen aanvaard.
Het was niet de culturele avant-garde die in de Dubbelmonarchie de toon aangaf, maar de uiterst hiërarchische en conformistische bureaucratie, die er weliswaar voor zorgde dat er orde heerste, maar die ook veel initiatieven tegenwerkte en frisse ideeën in de kiem smoorde.
In veel Oostenrijkse literatuur weerklinkt niet alleen nostalgie naar de tijd vóór die verschrikkelijke Eerste Wereldoorlog, maar ook scherpe kritiek op de slaafse, laffe cultuur van de kaiserliche und könichliche ambtenarij. Die metselde alles dicht met regeltjes en verschool zich altijd achter de brede rug van een superieur die zijn uiterste best deed om net zo onverstoorbaar en rustig te lijken als de oude Frans Jozef I.
Politiek oerconservatief: Keizer-koning Frans Jozef I
Frans Jozef von Habsburg-Lothringen (1830-1916) kwam in 1848 op de troon nadat zijn oom Ferdinand I in oktober van dat jaar na een opstand uit Wenen was gevlucht. Als broer van de keizer was Frans Jozefs vader de rechtmatige troonopvolger, maar hij bedankte voor de eer.
Hoewel opstanden in Hongarije en Noord-Italië konden worden neergeslagen, was Frans Jozef als opperbevelhebber van het leger niet erg succesvol en moest hij bij Solferino (1859) en Königgratz (1866) bloedige nederlagen incasseren.
Politiek was hij oerconservatief, en hij traineerde pogingen om tot constitutionele hervormingen te komen zo veel mogelijk. Oostenrijk mocht dan eerder algemeen mannenkiesrecht kennen dan Nederland, het parlement had erg weinig in de melk te brokkelen.
Privé kreeg Frans Jozef heel wat te verstouwen. Zijn huwelijk met de Beierse prinses Elisabeth (‘Sisi’) was ongelukkig, maar niettemin greep het hem erg aan toen zij door een Italiaanse anarchist werd vermoord. Ook op hemzelf werden tal van aanslagen gepleegd, die allemaal mislukten. In 1889 pleegde zijn zoon Rudolf onder nog altijd niet geheel opgehelderde, maar in elk geval scandaleuze omstandigheden zelfmoord – het zogeheten Mayerling-drama. Eerder, in 1867, werd Frans’ broer Maximiliaan in Mexico gefusilleerd.
Omgevormd tot Dubbelmonarchie: Eeuwenoud rijk
Sinds 1438 regeerden vorsten uit het huis Habsburg over het Heilige Romeinse Rijk, dat in 1486 de toevoeging ‘der Duitse Natie’ kreeg en waarvan de keizer door zeven Duitse keurvorsten werd gekozen. In het Nederlands wordt dit meestal aangeduid als het Heilige Roomse Rijk, zoals we ook over de rooms-katholieke kerk spreken, maar tot in de negentiende eeuw betekende ‘Rooms’ gewoon ‘Romeins’. Dit Midden-Europese rijk was ontstaan uit het rijk van Karel de Grote en pretendeerde een voortzetting te zijn van het Romeinse Rijk uit de Oudheid, hoewel Rome zelf er geen deel van uitmaakte.
In 1806 dwong Napoleon keizer Frans II afstand te doen van de titel, waarna deze verder regeerde als keizer Frans I van Oostenrijk. Na de nederlaag in de oorlog tegen Pruisen in 1866 werd Oostenrijk gedwongen een oplossing te vinden voor de spanningen tussen verschillende nationaliteiten binnen het grote rijk. Om die reden werd een jaar later het keizerrijk Oostenrijk omgevormd tot de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, waarvan de heerser de titel voerde ‘keizer van Oostenrijk en apostolisch koning van Hongarije’. Tot de Oostenrijkse kroon behoorde onder meer het huidige Tsjechië, terwijl ‘Hongarije’ onder andere het huidige Slowakije en delen van de Oekraïne, Roemenië en Polen omvatte. Sinds 1878 heerste de vorst de facto ook over Bosnië-Herzegovina, dat in 1908 officieel werd geannexeerd.
Meer weten
The Habsburg Empire. A New History (2016) van Pieter M. Judson.
Franz Joseph I. Kaiser von Österreich und König von Ungarn 1830-1916 (2015) van Michaela en Karl Vocelka.
Wenen in het Fin de Siècle (1989) van Carl E. Schorske.
Rob Hartmans is historicus, journalist en vertaler.