Veel inwoners van Slijk-Ewijk mogen voormalig veldwachter Antonius Stapel niet. Aan het eind van de oorlog fluisteren ze dat hij NSB’er is. Na de bevrijding van het dorp in september 1944 besluiten leden van de Binnenlandse Strijdkrachten hem te arresteren – zonder enig bewijs.
Kleine geruchten tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog hebben soms grote gevolgen. Een van de slachtoffers van roddel en achterklap is de 66-jarige Antonius Hendrikus Stapel uit Slijk-Ewijk. Hij woont op het eind van de oorlog alweer bijna een jaar met zijn vrouw in het dorp. Ze hebben daarvoor achttien jaar in Nijmegen gewoond, maar door het geallieerde bombardement op 22 februari 1944 is hun huurwoning verwoest en hebben ze hun toevlucht tot hun oude woonplaats gezocht. Ze huren kamers bij een bevriende boerenfamilie buiten het dorp.
Slijk-Ewijk heeft tot de zomer van dat jaar vrij weinig van de oorlog gemerkt. Maar vanaf dat moment komen er meer Duitse soldaten. Sommigen om uit te rusten van het front in Normandië, anderen om de verdediging van de Waal te regelen. Ook in de boerderij zijn er enkelen ingekwartierd. Stapel gaat veel met hen om. Hij heeft Duitse wortels en heeft er nooit een geheim van gemaakt in de Duitse overwinning te geloven. In het dorp gaat daarom het gerucht dat hij NSB’er is. Ook zijn huisbazin krijgt twijfels.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Verdacht is ook dat Stapel geen blijdschap toont als Britse soldaten een paar maanden later, tijdens Operatie Market Garden, met tanks de dijk op komen rijden. Terwijl veel inwoners ‘Tommies! Tommies!’ juichen en hun schuilkelders uitkomen om de bevrijding te vieren, blijft Stapel binnen. Ook in de daarop volgende dagen, als volgens een buurtgenote ‘alles met oranje’ loopt, vertoont Stapel zich niet.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Tot hij op 25 september, drie dagen na de bevrijding, het dorp in gaat. De meeste NSB’ers zijn dan al opgepakt; het haar van een meisje uit het dorp is afgeschoren. Misschien waant Stapel zich daarom veilig. Wat hij niet weet is dat enkele leden van de Binnenlandse Strijdkrachten dan al voor eigen rechter spelen. Hij heeft de pech er een tegen te komen en wordt meteen gearresteerd op verdenking van ‘pro-Duitsheid’.
Glazen oog
Dat hij zelf niet echt begrijpt waarom hij is opgepakt, blijkt wel als hij op 6 december 1944 voor het eerst wordt verhoord. Hij heeft er dan al enkele maanden in het krakkemikkige interneringskamp in een voormalige sigarenfabriek in Reusel op zitten en is dan net een week in het beter georganiseerde, maar ook koude en stinkende kamp Vught. Er zitten meer dan 10.000 gevangenen: zo’n 7000 Duitse burgers en 3300 Nederlandse mannen, vrouwen en kinderen. Stapel verklaart: ‘Ik ben geen lid van de NSB of van een harer mantel-organisaties.’ Wel vertelt hij dat hij vijf weken heeft gewerkt als portier bij het Gewestelijk Arbeidsbureau in Nijmegen, waar mensen zich moesten melden voor tewerkstelling. ‘Toen het personeel daarvan moest worden bewapend, heb ik onmiddellijk ontslag genomen (…) Voor zoover ik weet, moet dit het eenigste zijn, waarvoor ik ben gearresteerd.’ De agent die hem verhoort, werkzaam voor de politieke dienst Elst, noteert dan ook: ‘Uit het verhoor kreeg ik de indruk dat hij onrechtmatig gearresteerd is en onschuldig is.’
Ondervoed en vervuild
Zo’n 1500 politieke gevangenen – onder wie 500 vrouwen en kinderen – uit de omgeving van Nijmegen werden in september 1944 overgebracht naar het in allerijl gereedgemaakte interneringskamp Reusel bij Eindhoven. Het kamp bevond zich in een oude sigarenfabriek die door de Duitsers gebruikt was als onderkomen. De fabriek was in slechte staat: er zat geen glas in de ramen, er was geen licht of stromend water en er was een groot tekort aan dekens en voedsel voor het aantal gevangenen. Bovendien had de kampleiding weinig gezag waardoor enkele brutale gevangenen de leiding overnamen. Al spoedig brak difterie uit en vielen de eerste doden. Mede daarom werd uiteindelijk besloten deze gevangenen over te plaatsen naar kamp Vught, waar ze op 30 november aankwamen.
Toch zal Stapel nog maanden in het kamp zitten. In april, als na diverse problemen de vrouwen en kinderen het kamp allemaal hebben verlaten, stuurt hij de commissaris van het Militair Gezag Gelderland, A.F.H. Blaauw, vanuit ‘Barak 27B, afdeling V nr. 802 in Vught’ een smeekbede. Hierin verhaalt hij over zijn zenuwziekte, verstopping van bloedvaten en oogziekte, waarvoor hij in behandeling is bij drie verschillende artsen in Nijmegen. Ook meldt hij dat het glazen oog, dat hij sinds 1943 heeft, in het kamp is stukgevallen. Hij verzoekt de commissaris om vrijlating, zodat de artsen de controle ‘ten voordeel zijnes gezondheid’ weer kunnen verrichten. De smeekbede lijkt onbeantwoord te blijven. Hij maakt de bevrijding van Nederland in het kamp mee.
‘Uit het verhoor kreeg ik de indruk dat hij onschuldig is’
Pas op 18 augustus 1945, een dag eerder heeft minister-president Wim Schermerhorn op de radio voor het eerst gesuggereerd om lichtere gevallen voorwaardelijk vrij te laten, worden zijn vrouw, huisbazin en buurman in Slijk-Ewijk los van elkaar verhoord. Zij zeggen alle drie min of meer hetzelfde: dat Stapel al die tijd pro-Duits was, maar voor zover zij weten geen NSB-lid. Wel is er, zo weten zijn huisbazin en vrouw, nog voor de bevrijding enkele malen een tijdschrift van de Nederlands-Duitse Kultuurgemeenschap bezorgd. Volgens zijn vrouw had dit alles te maken met zijn Duitse afkomst. Hij is, zo benadrukt ze, ‘perse anti-nationaalsocialist’. En inderdaad vinden de politieke diensten van Nijmegen en de Betuwe weliswaar bewijzen van Stapels lidmaatschap van de NDK en van de door hem gemelde korte loopbaan als portier – feitelijk wachtman – bij het Gewestelijk Arbeidsbureau, maar verder niets.
Duitse sympathieën
De Nijmeegse afdeling van de in 1941 opgerichte Nederlands-Duitse Kultuurgemeenschap was vrij groot, in tegenstelling tot die in de meeste andere steden. Mogelijk kwam dit door de nabijheid van Duitsland. Ook speelde het fanatisme van de voorzitter, de germanist en taalkundige Theo Baader, een rol. Baader was oud-rector van de Nijmeegse universiteit en had nationaal-socialistische sympathieën. Hij stortte zich met hart en ziel op de NDK. Hij organiseerde lezingen waarin hij Nijmegen presenteerde als Duitse stad: ‘Vooral bij het naderen uit de Betuwe kan men bemerken, dat Nijmegen een romantischen aanblik biedt, die geheel in de sfeer ligt van de Rheinstrasse.’
Fanatieke ordehandhaver
Omdat Stapel dus niet zo’n zwaar geval lijkt en de interneringskampen bomvol zitten, adviseert de pas opgerichte Adviescommissie voor de Militaire Commissaris om Stapel voorwaardelijk vrij te laten, zodat hij zijn proces thuis kan afwachten. Dit voornemen wordt half september in het Nijmeegsch dagblad gepubliceerd, met daarbij de oproep om in geval van belastende gegevens binnen een week aangifte te doen. Enkele briefschrijvers melden zich. Hun brieven maken duidelijk dat persoonlijke grieven ongetwijfeld een rol hebben gespeeld bij Stapels arrestatie. Want terwijl de beschuldigingen niet veel verder gaan dan pro-Duitsheid, belediging van de lokale freule en majesteitschennis – hij had de koningin ‘de vluchtende dame’ genoemd – zijn de oordelen ongekend fel. Eén schrijver adviseert ‘dit heerschap’ gevangen te houden ‘aangezien dergelijke staatsmisdadigers niet in onze gemeenschap thuis behooren’.
Een ander zegt dat Stapel na de Eerste Wereldoorlog verklaarde ‘dat wanneer de communisten hier zouden komen, hij zich onmiddellijk aan hun zijde zou stellen (…). Meer zou er nog van te zeggen zijn, maar dat is zeker, hij zal niet nalaten onrust en ontevredenheid te stichten.’ Duidelijk is dat de briefschrijvers hem liever kwijt dan rijk zijn. En helemaal verwonderlijk is dat niet voor een man die zijn leven lang een fanatieke ordehandhaver geweest was. Stapel had als veldwachter het dorp in 1912 weliswaar voor een belangrijke oplichter behoed, maar had ook vele dorpelingen beboet voor stroperij of belediging. Zo had hij een vrouw die hem in 1922 ‘met een aantal minder populaire dieren’ vergeleken had, zonder pardon een boete van 15 gulden gegeven.
Ook in Nijmegen had hij na zijn pensioen in 1943 ruzie gekregen. Stapel en zijn vrouw hadden hun woning in het Cellenbroederenhuis moeten verlaten; ze werkten daar als verzorgers van geesteszieken. Maar Stapel wilde er niet weg. Toen de gemeente zich uiteindelijk bereid toonde een huurhuis in de stad voor hem te zoeken, eiste hij een benedenwoning met tuin om ganzen, konijnen en kippen te houden. Een ambtenaar had verbolgen genoteerd: ‘Stapel blijkt nogal hobbies te hebben en alle begrip voor de zorgen en nooden van dezen oorlogstijd te missen. Hij is zonder eenig aanpassingsvermogen.’ En passant had hij ook nog de wethouder beledigd. Veelzeggend is de opmerking die een oud-collega in de kantlijn van het verslag van Stapels verhoor krabbelde: ‘Het is altijd een bijzonder figuur geweest.’
40 procent onschuldig
De bezwaren tegen zijn vrijlating hebben geen effect. Op vrijdag 28 september 1945 om 15 uur mag hij het kamp in Vught verlaten. Warm zal hij niet onthaald zijn, althans niet door velen. Want hoewel de adviescommissie nog wel waarschuwt om het ‘geklets en geroddel’ niet weer van voren af aan te beginnen – ‘Schaamt U, die zoo spreekt’ – gebeurt dat in de praktijk natuurlijk vaak wel. Een van de brievenschrijvers klimt in ieder geval opnieuw in de pen: ‘Ik deel die commissie dan ook rond uit mede dat wij wel eens zullen probeeren wie het laatst lacht. Is daar nu niets tegen te doen? Moeten we dit maar slikken? Zoo ja, dan kunnen ze er vast van overtuigd zijn, dat er dooden vallen.’
‘Moeten we dit slikken? Zo ja, dan vallen er doden’
Of de schrijver Stapel inderdaad opzoekt, is niet duidelijk. De kans is groot dat dit niet eens nodig is omdat het jaar in Reusel en Vught sporen heeft nagelaten. Stapel zal niet lang van zijn voorwaardelijke vrijheid genieten, want op 17 oktober, nog geen drie weken na zijn vrijlating, overlijdt hij. Hij laat zijn 65-jarige vrouw alleen en zonder geld achter. Het vermogen van Stapel staat vanwege de verdenking nog onder beheer. Ze zal nog ruim een jaar op de postume vrijspraak van haar man – ‘gerezen verdenking ongegrond’ – en op de daaraan gekoppelde opheffing van het vermogensbeheer moeten wachten. Daarna vertrekt ze uit het dorp.
Zoals haar man waren er tallozen. En dan had hij in ieder geval nog íets misdaan, al was het kort. Volgens de chef-staf van het Militair Gezag, H.J. Kruls, had alleen in Reusel al 40 procent van de gevangenen onterecht opgesloten gezeten. De politie-inspecteur in Vught had smalend opgemerkt ‘doet men ieders zin, dan verhuist heel Nederland binnen den kortst mogelijken tijd achter het prikkeldraad’.
Uiteindelijk volgt in driekwart van de meer dan 400.000 voornamelijk lichtere zaken die door de procureur-fiscaal zijn afgehandeld, geen veroordeling. Uit de CABR-dossiers die per 1 januari 2025 openbaar worden, zal blijken dat de onterechte beschuldiging van Stapel geen uitzondering is.
Meer weten:
- Nijmegen, collaboratie en verzet (2018) door Lennert Savenije beschrijft de weerstand tegen de bezetters.
- De verliezers. Straf en heropvoeding in kamp Vught (2023) door Marijke Verduijn laat zien hoe erbarmelijk de omstandigheden waren.
- Van landverraders tot goede vaderlanders (2013) door Helen Grevers behandelt de interneringskampen in Nederland en België.
Openingsbeeld: Gevangenen in interneringskamp Vught, juni 1945.