PvdA-politicus Ien Dales was populair bij de kiezers, omdat ze eerlijk was en op het belang van een integere overheid hamerde. Maar ambtenaren en journalisten vonden haar lui, horkerig en regentesk. Sylvester Hoogmoed schreef een biografie over dit buitenbeentje in de Nederlandse politiek, dat nooit een stempel op het beleid wist te drukken.
Ze voldeed geenszins aan heersende schoonheidsidealen, en nog minder aan het verwachtingspatroon waar de meeste vrouwen van haar generatie nog mee werden opgezadeld: lief en bescheiden zijn en niet uit de schaduw van mannen treden. Toen Ien Dales begin jaren tachtig van de vorige eeuw de landelijke politiek binnenstapte, maakte haar markante verschijning meteen indruk. Met haar warrige haardos, forse postuur, krachtige gelaatstrekken en weinig elegante kledij viel ze op, vooral als ze zich zwaaiend met haar grote handtas een weg probeerde te banen door een haag van opdringerige journalisten.
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Ien Dales kwam uit een vrijzinnig hervormd milieu en ging in 1951 studeren aan het protestantse vormingsinstituut Kerk en Wereld, waar maatschappelijk werkers, jeugdwerkers en industriepastors werden opgeleid. Ze werd daar beïnvloed door de theoloog Willem Banning. Hij had er in de jaren dertig voor gezorgd dat de Nederlandse sociaal-democratie het marxisme had losgelaten en was in 1946 de voornaamste ideoloog van de nieuwe Partij van de Arbeid. De pijlers daarvan waren sociale rechtvaardigheid, dienstbaarheid aan de gemeenschap en een lichtelijk paternalistische vorm van socialisme. Deze variant van de sociaal-democratie, die ook anticommunistisch en gericht op de parlementaire democratie was, kwam in de jaren zestig onder vuur te liggen. Een jongere generatie wilde paradoxaal genoeg ruim baan geven aan het individu, maar was tegelijkertijd geïnspireerd door het marxisme en collectivistische regimes en ‘bevrijdingsbewegingen’ in de Derde Wereld.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Na haar afstuderen ging Dales bij Kerk en Wereld werken en trad ze uiteindelijk toe tot de directie. Uit ergernis over de democratiseringsbeweging onder studenten en medewerkers, en hun in haar ogen naïeve radicalisme, stapte ze in 1974 op. Drie jaar later werd ze directeur van de sociale dienst van Rotterdam, waar ze indruk maakte doordat ze goed kon luisteren en tegelijkertijd kordaat en efficiënt optrad. Ze raakte daar zeer bevriend met de verantwoordelijke wethouder, Elizabeth Schmitz.
In het kortstondige ‘vechtkabinet’-Van Agt II (1981-1982) was Dales staatssecretaris van Sociale Zaken, waarna ze zitting nam in de Tweede Kamer. In 1987 werd ze burgemeester van Nijmegen, maar twee jaar later al keerde ze terug naar Den Haag, nu als minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Lubbers III. In januari 1994 overleed ze onverwacht aan een hartaanval.
Binnen de PvdA behoorde Dales tot wat toen de ‘nieuwe realisten’ werden genoemd. Dit waren sociaal-democraten die inzagen dat de verzorgingsstaat onbetaalbaar werd en dat er flink bezuinigd moest worden. De sociale uitgangspunten mochten niet uit het oog worden verloren, maar het stelsel van sociale zekerheid moest geen ‘hangmat’ worden en je moest mensen niet eindeloos ‘pamperen’. Als staatsecretaris van Sociale Zaken had Dales er al voor gepleit in te grijpen in de Ziektewet, waardoor werknemers bij ziekte geen 100 maar 80 procent van hun loon doorbetaald kregen. De hele vakbeweging en de linkervleugel van de PvdA stonden op hun achterste benen en het plan ging niet door.
Hoewel Dales er niet voor terugschrok impopulaire maatregelen te nemen en allesbehalve een ‘pleaser’ was, was ze bij het grote publiek erg populair. Het was duidelijk dat zij geen gladde carrièrepoliticus was die met meel in de mond sprak of zich verschool achter ondoorzichtige procedures en achterafkamertjescompromissen. Ze werd ervaren als ‘authentiek’: als ze iets flauwekul vond, zei ze dat gewoon. Ook haar nadruk op het belang van de integriteit van de overheid sprak erg aan. Haar opmerking dat integriteit leek op zwangerschap – ‘een beetje integer kan niet’ – werd een gevleugelde uitdrukking. Tegelijkertijd wilde ze niets weten van een overheid die haar burgers op voorhand wantrouwde en zag als potentiële fraudeurs. Ambtenaren mochten zich niet verstoppen achter de regels en moesten vooral kijken hoe ze burgers konden helpen.
Bij veel departementsambtenaren en journalisten was Dales minder populair. Haar medewerkers vonden dat ze te weinig dossiers las en journalisten vonden haar horkerig en regentesk, waarbij ze ook nog eens haar privéleven drastisch afschermde. In een periode waarin ‘het persoonlijke’ in de politiek steeds belangrijker werd gevonden, viel dat niet goed. Zo bleven velen gissen of de ongetrouwde Dales nu wel of niet lesbisch was. Iets waarover haar biograaf ook geen uitsluitsel kan geven. Door gebrek aan brieven, dagboeken en egodocumenten, en Dales’ hekel aan persoonlijke ontboezemingen, heeft Sylvester Hoogmoed vooral een politieke biografie geschreven.
Dat Dales niet echt een stempel op de Nederlandse politiek wist te drukken komt deels door haar vroegtijdige dood, maar vermoedelijk ook doordat ze in Den Haag een buitenbeentje was. In een tijd van beginselloos populisme, holle demagogie en laf opportunisme is het best prettig om het levensverhaal te lezen van een politicus die uit volstrekt ander hout gesneden was.
Pontificaal sociaal. Ien Dales, 1931-1994
Sylvester Hoogmoed
431 p. Prometheus, € 32,50
Openingsbeeld: Ien Dales spreekt in de Tweede Kamer, 18 oktober 1984.