Nederland moest vooruit in Europa. Daarom moest iedereen Engels leren, vond de Arnhemse PvdA-voorman Herman Koch. Het kwam in zijn stad in 1958 tot een experiment op lagere scholen – dat al snel vastliep.
‘Good morning, meneer!’, ‘Good morning, children!’ De begroeting tussen de kinderen van de derde klas van de openbare lagere school aan de Rozendaalsestraat in Arnhem en hun onderwijzer in het voorjaar van 1959 was allerhartelijkst. Ze gingen daarna verder door in het Engels. De docent gebruikte een plaatje als gespreksstof. De kinderen noemden de daarop zichtbare man ‘father’. ‘He is writing een brief,’ probeerde een van hen. De meester verbeterde het: ‘He is writing a letter… a letter.’ Volgende vraag: waar zit vader nu eigenlijk? ‘He is sitting on the table,’ zei een jongen. Opnieuw een kleine correctie: vader zit niet op tafel, maar aan tafel. ‘At the table’ dus.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Dat leerlingen van acht, negen jaar oud Engels spraken, viel op. Een verslaggever van het sociaal-democratische dagblad Het Vrije Volk beschreef de les. Hij wilde zien hoe het in september 1958 gestarte experiment met vreemde talen op acht lagere scholen in de Gelderse hoofdstad in de praktijk verliep. Het bleef niet bij schools proberen en verbeteren, zag de journalist. Engels moest ook leuk zijn. Spelenderwijs leerden kinderen het meest. Daarom werd er ook gezongen: ‘Pussy cat, pussy cat, where have you been?’ en ‘Little Jack Horner, sat in a corner’.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Of de reporter helemaal objectief verslag kon doen, is de vraag. Het idee voor de proef stamde uit 1953. Het kwam uit de koker van Herman Koch, destijds fractievoorzitter van de PvdA in de gemeenteraad van Arnhem én lid van de directie van Het Vrije Volk.
‘Maak Arnhem zoveel mogelijk tweetalig,’ had Koch voorgesteld tijdens de behandeling van de gemeentebegroting. Hij vond het goed voor de stad en passend bij de internationale ontwikkelingen van dat moment. B en W hoefden van de PvdA’er niet op stel en sprong duidelijk te maken hoe die ambitie gerealiseerd kon worden. Het zou wel fijn zijn, als ze binnen niet al te lange tijd in een rapport de mogelijkheden eens goed verkenden.

Koch, vader van de gelijknamige schrijver en Jiskefet-maker, deed zijn voorstel in een tijd dat Europa voorzichtig begon samen te werken. In 1944 was de Benelux opgericht, in 1951 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. In 1958 volgde daaruit de Europese Economische Gemeenschap, de voorloper van de huidige Europese Unie.
De Telegraaf mopperde af en toe over het uitleveren van de natie ‘aan grote broers’, die alleen hun eigen belangen najoegen. Niettemin steunde een heel groot deel van de Nederlanders de ontwikkelingen die gaande waren. In 1952 werd in Delft en Bolsward, volgens onderzoek wat betreft de verkiezingsuitslagen de meest gemiddelde plaatsen, een referendum gehouden. De vraag, die voorlag, luidde: ‘Meent u, dat de Europese volkeren bepaalde gemeenschappelijke belangen voortaan gezamenlijk dienen te behartigen, en wenst u daartoe een verenigd Europa onder een Europese overheid met een democratische vertegenwoordiging te omschrijven in een Europese grondwet?’ De uitslag zorgde voor percentages die bijna deden denken aan een dictatuur: in Delft zei 93 procent van de stemmers ‘ja’ en in Bolsward zelfs 96 procent.
Arnhemmers voelden de noodzaak van een eendrachtig en vredig Europa extra. De oorlog van een paar jaar daarvoor zat volop in het hoofd en het hart van de inwoners van de stad. Wie rondliep zag nog elke dag de verwoestingen van de Slag om Arnhem in september 1944. Iedereen had nog levendige herinneringen aan de evacuatie en de bij terugkomst aangetroffen plunderingen en puinhoop.

De oorlog had de internationale orde veranderd, ook die van de talen. De term lingua franca bestond ooit niet voor niets. Tot 1939 stond het Frans nog in hoog aanzien. Het Duits reikte ook tot ver over de grenzen van het eigen taalgebied, bijvoorbeeld in de wetenschap. Maar de bevrijders van Nederland spraken Engels. En de vrede was een Pax Americana.
‘Infectie van onze taal’
Koch streefde niet naar volmaakte beheersing van het Engels door Jan en alleman. Beheersing van de grammatica zou niet iedereen gegeven zijn. Maar het voeren van eenvoudige gesprekken in de tweede taal moest voor de meeste Arnhemmers haalbaar zijn. Daarom dienden leerlingen in de hoogste klassen van de lagere school en op de ambachts- en nijverheidsscholen Engelse les te krijgen. Ook jeugdverenigingen konden het enthousiasme helpen aanwakkeren en het conversatievermogen helpen vergroten. Voor wie geen onderwijs meer volgde en al aan het werk was, voldeden eenvoudige cursussen. Met functionarissen in publieke functies, ambtenaren en agenten bijvoorbeeld, kon een mooi begin worden gemaakt. En mensen konden eventueel ook zelf de handschoen oppakken: via radio en grammofoonplaten was zelfstudie mogelijk. Communicatie, zeker die van de plaatselijke overheid, moest ook tweetalig worden.
Engels op school
Aanvankelijk lag in het vreemdetalenonderwijs in Nederland de nadruk op Latijn, later ook op Frans en Duits. De onderwijshervorming onder de liberale staatsman Johan Rudolf Thorbecke in de jaren zestig van de negentiende eeuw gaf ook het Engels een nadrukkelijkere rol op de hbs en het gymnasium. Spelenderwijs leren was er niet bij. Onderricht in het Engels betekende vooral diep in de grammatica duiken en woordjes stampen.
Vanaf de invoering van de Mammoetwet in 1968 kunnen middelbareschoolleerlingen richting eindexamen een of twee vreemde talen laten vallen. De meesten van hen kozen voor Engels. Sinds 2013 behoort Engels met Nederlands en wiskunde tot de kernvakken, waarin iedereen eindexamen moet doen.
Sommige Arnhemmers twijfelden aan Kochs taalkeuze. De verschrikkingen van de bezetting zaten weliswaar nog vooraan in het geheugen, maar de Duitsers waren wel de meest interessante economische doelgroep. Ze kwamen alweer naar Arnhem voor inkopen en dagjes uit. De grens met hun land lag een kilometer of twintig verderop.

Sommige media zagen weinig in de plannen. De katholieke krant De Tijd zei in een redactioneel commentaar niet de behoefte te voelen om ‘de ontstellende naoorlogse infectie van onze taal met anglicismen te gaan bevorderen’. Bovendien: ‘Men behoeft niet Engels te leren spreken om Europees te leren denken en men behoeft niets van zijn eigen nationale geestelijke waarden prijs te geven om in een Europese eenheid met ere en vrucht zijn rol te spelen. De Europese gedachte is een politieke en economische en geen culturele.’ In de zijlijn van dit betoog merkte De Tijd nog op dat juist de Britten zich niet erg wilden binden aan de ontluikende Europese gedachte en dat de Belgen niet zulke beste ervaringen hadden met tweetaligheid.
Het communistische dagblad De Waarheid beschreef hoe bijvoorbeeld in het voetbal al overdreven werd gedweept met het Engels. Mensen gebruikten woorden als keeper, free kick en penalty, terwijl ze ook ‘doelverdediger’, ‘vrije schop’ en ‘strafschop’ konden zeggen. ‘Waarom zouden wij uit luie lamlendigheid leentjebuur spelen, als we een eigen taal hebben? Waarom zouden wij onze taal laten bederven door vreemde invloeden en belachelijk gaan praten?’ Volgens De Waarheid verdiende Koch vanwege zijn voorstel een onderscheiding, die zijn hang naar tweetaligheid symboliseerde: ‘Een januskop, met links zijn eigen stem en rechts His Master’s Voice.’
‘Waarom zouden wij belachelijk gaan praten?’
Koch zelf kreeg reacties tot uit Engeland, Frankrijk, Duitsland en Zweden. In zijn eigen land stuitte hij ook op verontwaardiging. Iemand vond zijn houding ‘onvaderlands’ en vond dat de sociaal-democraat ter verantwoording diende te worden geroepen. Een andere briefschrijver vroeg zich af waarom het zo nodig Engels moest worden. De wereld kende sinds 1887 een nieuwe taal, het Esperanto, bedoeld om iedereen met elkaar te kunnen laten communiceren én om verschillen tussen grote en kleine landen of talen weg te laten vallen. Voornamelijk idealisten leerden de taal spreken en schrijven. Koch behoorde tot die selecte groep en kon de brief daarom in het Esperanto beantwoorden. Tegenover het onbegrip en de woede stond ook bijval. En ontroering. Een Brit vond Engelssprekende Arnhemmers het ultieme eerbetoon aan zijn bij de bevrijding gesneuvelde zoon die in de stad begraven lag.
Proef bloedt dood
Koch ging zelfs kijken in Parijs. Daar liep een proef met lagereschoolleerlingen die behalve Frans ook Engels leerden. Tijdens raadsvergaderingen, bijeenkomsten met wetenschappers, het onderwijsveld, het bedrijfsleven en vertegenwoordigers van de toeristische sector en sessies van een speciale studiecommissie werd lang en uitgebreid op Kochs voorstel gekauwd. Alle mogelijke voors en tegens kwamen aan bod. Eén raadslid betoogde dat tweetaligheid in Zuid-Afrika de eenheid van het volk daar had geschaad. Andere volksvertegenwoordigers braken een lans voor de taal die juist hun voorkeur had.

De proef die in september 1958 begon in de tweede en derde klassen van acht Arnhemse lagere scholen liet Kochs aanvankelijke fixatie op het Engels voor een belangrijk deel los. De PvdA’er zelf had Arnhem overigens inmiddels verruild voor Amsterdam. Twee scholen gingen lesgeven in die taal, twee andere in het Duits, nog eens twee in het Frans en twee in het Esperanto. De gemeente Arnhem stelde 2000 gulden beschikbaar voor het experiment en het Prins Bernhard Fonds nog eens 1000 gulden.
De docenten waren allemaal van huis uit native speakers, met uitzondering van de lerares Esperanto. Die sprak van huis uit Hongaars. Alle docenten hadden een bevoegdheid voor doceren in het middelbaar onderwijs. Omdat de van rijkswege verplichte vakken ook gegeven moesten blijven, vonden de lessen in de vreemde taal plaats in een kwartiertje na schooltijd.
Niet alleen Het Vrije Volk maar ook andere kranten berichtten positief over het Arnhemse experiment. In maart 1959 beschikten de deelnemende kinderen al over een vocabulaire in ‘hun’ vreemde taal van gemiddeld drie- tot vierhonderd woorden. Minstens zo hoopgevend: niet alleen leerlingen uit beter gesitueerde milieus, maar ook die uit volksbuurten hadden er lol in.
Ook leerlingen uit de volksbuurten genoten van de tweede taal
Toch bloedde de proef na het schooljaar 1958-1959 dood. Waar dat precies aan lag, is onduidelijk. Mogelijk had het te maken met onbevoegde docenten en met het feit dat er gebruik was gemaakt van lesboekjes, terwijl was afgesproken dat niet te doen. Het is ook voorstelbaar dat lagere scholen de extra lessen belastend vonden. Eind jaren vijftig zaten ze door de naoorlogse babyboom overvol en net als nu kreeg het onderwijs er eerder taken bij dan dat het er minder werden.
Slechte aansluiting
De roep om leerlingen al op de lagere of basisschool te onderwijzen in een vreemde taal, vooral het Engels, klonk in de daaropvolgende decennia wel steeds vaker en luider. Maar tussen droom en daad stonden praktische bezwaren. Het Instituut voor Toegepaste Sociologie concludeerde in 1980 dat invoering van Engels voor jongere kinderen nog geen zin had: onderwijzers misten de juiste scholing en geschikte lesmethoden ontbraken. En de Onderwijsraad waarschuwde voor de risico’s bij leerlingen die thuis al een vreemde taal spraken. Zou het voor hen niet te veel worden?
‘A nation of undertakers’
Het Arnhemse gemeenteraadslid Herman Koch die zijn stad Nederlands én Engels wilde leren, sprak zijn talen. Hij beheerste naast zijn moedertaal Engels, Frans, Duits en Esperanto. Niet elke Nederlandse politicus kon zich zo goed redden over de grens. Tijdens de oorlog zei premier Pieter Sjoerds Gerbrandy ‘goodbye’ tegen zijn Britse collega Winston Churchill, terwijl hij ‘hallo’ wilde zeggen. Minister-president Joop den Uyl vertelde zijn gehoor ooit dat Nederland ‘a nation of undertakers’ (‘begrafenisondernemers’) was. Zijn opvolger Dries van Agt bedoelde te zeggen dat hij zijn mannetje wel stond, maar vertaalde dat hoogst ongelukkig in ‘I can stand my little man’.

Ander onderzoek wees wel uit dat leerlingen tussen de acht en tien jaar, zoals die van het Arnhemse experiment, bij uitstek ontvankelijk waren voor een nieuwe taal. Toch koos Nederland bij de invoering van verplicht Engels op de basisschool in 1986 voor de leeftijdscategorie daarboven: de tien- tot twaalfjarigen, leerlingen van groep zeven en acht.
Vijf jaar later plaatste de Onderwijsinspectie vraagtekens bij het nut van Engels op de basisschool. Op zich was er niet eens zoveel mis met de zestig tot honderd uur Engelse les in de groepen zeven en acht. Maar het Engels op de basisschool en het Engels in het voortgezet onderwijs sloten niet goed op elkaar aan. Afstemming en overleg ontbraken vrijwel volledig. Veertig procent van de middelbare scholen gaf wel aan dat het startniveau van de brugklassers hoger was. Maar of dat lag aan de inspanningen op de bassischool bleef onduidelijk. Het kon evengoed liggen aan het Engels dat kinderen via radio, tv en popmuziek leerden.
Meer weten:
- Geschiedenis van het talenonderwijs in Nederland (2015) door Hans Hulshof beschrijft de ontwikkeling van talen als Engels, Frans en Duits in het lesprogramma.
- Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland (2023) van Piet de Rooy schetst het hele Nederlandse schoolsysteem.
- Righting English that’s gone Dutch (2013) van Joy Burrough-Boenisch verhaalt over Nederlandse pogingen tot Engels spreken en schrijven.