Home Dossiers Nederlandse politiek Den Uyl ging van crisis naar crisis

Den Uyl ging van crisis naar crisis

  • Gepubliceerd op: 28 februari 2023
  • Laatste update 13 feb 2024
  • Auteur:
    Koen Vossen
  • 11 minuten leestijd
Den Uyl foto
Cover van
Dossier Nederlandse politiek Bekijk dossier

Vijftig jaar geleden trad het kabinet-Den Uyl aan. In progressieve kring werd het vol verwachting ontvangen. Eindelijk een regering die Nederland groots en meeslepend zou veranderen. Maar dat viel flink tegen.

Events, my dear boy, events,’ antwoordde de Britse premier Harold Macmillan ooit toen hem gevraagd werd wat hij als premier het meest vreesde. Ofwel: onverwachte gebeurtenissen die snel handelen vereisen zonder dat er een duidelijk draaiboek voorhanden is. Aardbevingen en orkanen,  aanslagen en moordpartijen, epidemieën en milieurampen, corruptieschandalen, instortende beurzen – allemaal voorbeelden van plotwendingen die alle mooie politieke plannen kunnen doorkruisen.

Joop den Uyl kon erover meepraten. In plaats van de architect van een nieuw, modern Nederland was hij als premier vooral bezig met het blussen van allerlei hoog uitslaande vlammen. Daardoor kwam zijn kabinet veel minder dan gehoopt toe aan alle hooggestemde beloftes waarmee het op 11 mei 1973 aantrad. Met de meest linkse coalitie die ons land ooit had gehad, wilde het kabinet-Den Uyl ‘wezenlijke veranderingen in de machtsverhoudingen in Nederland bewerkstelligen’, zoals PvdA-fractievoorzitter Ed van Thijn het verwoordde. Spreiding van macht, kennis en inkomen was het bijna heilig verklaarde motto.

Het gezelschap haantjes telde slechts één vrouwelijke minister

Daarom was een ministersploeg gevormd met ambitieuze dertigers als de PvdA’ers Jan Pronk, Wim Duisenberg en Jos van Kemenade, KVP’ers Ruud Lubbers en Dries van Agt, Hans Gruijters (D’66), Jaap Boersma (ARP) en Henk Vredeling (PvdA). In dit van zelfvertrouwen en testosteron overlopende gezelschap haantjes was ruimte voor slechts één vrouwelijke minister: Irene Vorrink  (PvdA). Maar voor de overwegend progressieve media en sociale bewegingen vormde dat geen belemmering om de nieuwe coalitie te verwelkomen als de langverwachte vertaling van de idealen van de jaren zestig.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ook om een andere reden was het, in de woorden van Den Uyl, ‘een even miraculeus als onmogelijk geheel’. Het kabinet was pas na een moeizame en voor die tijd langdurige formatie tot stand gekomen. Het progressieve motorblok, bestaande uit de PvdA, de Politieke Partij Radikalen (PPR) en D’66, had zowel in Eerste als Tweede Kamer bij lange na geen meerderheid. Deze was normaal gesproken alleen te verkrijgen door toenadering te zoeken tot de KVP, maar die partij gold sinds de Nacht van Schmelzer als aartsvijand. Dankzij enig duw- en trekwerk van de hoekige informateur Jaap Burger was er toch een akkoord gekomen. De ervaren sociaal-democraat en staatsraad betitelde het kabinet als extraparlementair en nodigde vervolgens enkele confessionele politici uit om op individuele basis zitting te nemen. De KVP-fractie ging daarop alsnog overstag, zij het met allerlei voorbehouden.

De Nacht van Schmelzer

De aloude animositeit tussen de PvdA en de KVP kreeg een sterke impuls door de legendarische ‘Nacht van Schmelzer’. In de nacht van 13 op 14 oktober 1966 kwam het centrum-linkse kabinet-Cals ten val door een motie van KVP-fractievoorzitter Norbert Schmelzer. Het kabinet, bestaande uit KVP, PvdA en de ARP, was volgens Schmelzer te kwistig met de rijksbegroting. Niet alleen binnen de PvdA, maar ook in de KVP en ARP werd de motie van Schmelzer als een dolkstoot in de rug beschouwd. Verschillende progressieve KVP’ers en ARP’ers verlieten hun partij en richtten in 1968 de PPR op.

Op initiatief van Nieuw Links, een groep jongere leden in de partij, nam de PvdA op een partijcongres van 1969 een anti-KVP-motie aan, waardoor regeren met de KVP zeer lastig werd. In plaats daarvan richtten de sociaal-democraten zich op de vorming van een progressieve meerderheid samen met D’66, PPR en aanvankelijk ook nog de PSP. De gewenste Progressieve Volkspartij kwam er evenwel niet, maar wel een gezamenlijk programma met D’66 en PPR, onder de naam Keerpunt ’72.

Shell kreeg meer vrijheid

Al na een paar maanden konden veel ambitieuze kabinetsplannen de prullenbak in. Op 6 oktober 1973 vielen het Syrische en Egyptische leger Israël aan. Zij kregen daarbij steun van olieproducerende Arabische landen als Irak, Koeweit en Saoedi-Arabië, die een olieboycot afkondigden tegen landen die met Israël sympathiseerden. Als zeer pro-Israëlisch land werd ook Nederland getroffen door de olieboycot. Dat had grote economische gevolgen, aangezien goedkope olie de kurk was waarop de Nederlandse welvaartsgroei dreef. In een legendarisch geworden televisietoespraak richtte Den Uyl zich tot de Nederlandse bevolking met een sombere boodschap: iedereen moest zich schrap zetten voor een periode van minder welvaart, hoewel het kabinet wel zou proberen de lasten zo eerlijk mogelijk te verdelen. Overigens gaf niet alleen de oliecrisis, maar ook het alarmerende rapport van de Club van Rome (1972) over het milieu aanleiding tot deze woorden.

Den Uyl op een fiets.
Op een cadeau gekregen vouwfiets doet Den Uyl voor hoe je je zonder benzine slurpende auto toch gemakkelijk kunt verplaatsen. Den Haag, 2 november 1973.

Om de energievoorziening op peil te houden, gaf het kabinet oliemaatschappijen en vooral Shell meer vrijheid dan aanvankelijk de bedoeling was. Tegelijk moest met het oog op de verwachte economische stagnatie een nieuw actief crisisbeleid worden geformuleerd om bedrijven overeind te houden en werkgelegenheid te creëren. Behalve tal van vastliggende financiële verplichtingen op het gebied van onderwijs en sociale zekerheid moest het kabinet bovendien de beurs trekken voor de al langer geplande aanschaf van F-16-straaljagers en de aanleg van de geavanceerde Oosterscheldekering. Door de stijgende overheidsuitgaven en tegenvallende inkomsten dreigde de staatsschuld ver op te lopen. Om deze niet verder dan 1 procent te laten toenemen  was minister van Financiën Wim Duisenberg gedwongen een bezuinigingsoperatie af te kondigen. Voor alle ambitieuze plannen voor volkshuisvesting, inkomensnivellering, onderwijs en ontwikkelingshulp was steeds minder financiële ruimte.

Een tweede onverwachte gebeurtenis kwam minder ongelegen. Op 15 februari 1974 kondigde de nieuwe Surinaamse regering onder leiding van Henck Arron aan dat het land per 1 januari 1976 volledig onafhankelijk wilde zijn. Daardoor kwam een al eerder begonnen proces van dekolonisatie plotseling in een stroomversnelling. Dat kwam de PvdA, D’66 en de PPR niet slecht uit, want die partijen hadden zich in hun gezamenlijke verkiezingsprogramma Keerpunt ’72 al voor de Surinaamse onafhankelijkheid uitgesproken. Onder druk van deze nieuwe deadline kwamen de Surinaamse en Nederlandse regeringen tot een akkoord over de definitieve soevereiniteitsoverdracht. Op 25 november 1975 nam Nederland definitief afscheid van zijn oude kolonie. Het kabinet-Den Uyl oogstte lof voor de wijze waarop het deze lastige kwestie had afgewikkeld. 

Verziekte verhoudingen

Maar daarna volgde een periode waarin het kabinet-Den Uyl van de ene naar de andere uitslaande brand strompelde. Op 2 december 1975 kaapte een groep Molukse jongeren een stoptrein bij het Drentse plaatsje Wijster. Om hun eis tot onafhankelijkheid van de Zuid-Molukken kracht bij te zetten, werd op hetzelfde moment ook het Indonesische consulaat in Amsterdam door enkele Zuid-Molukkers bezet. De beide acties zouden tweeënhalve week duren, waarna de oververmoeide gijzelnemers zich na veel bemiddeling overgaven. Het kabinet-Den Uyl had zijn poot stijf gehouden, maar er waren wel vier doden gevallen.

Bovendien bleef de voedingsbodem voor het Molukse terrorisme bestaan. Dat bleek op 23 mei 1977, toen negen Zuid-Molukkers in het Drentse De Punt opnieuw een trein kaapten, terwijl vier anderen een lagere school in het nabijgelegen Bovensmilde bezetten en onderwijzers en kinderen in gijzeling hielden. De strategie van onderhandelen, bemiddelen en tijdrekken bleek dit keer minder succesvol. Na drie weken bestormden mariniers de trein in De Punt, terwijl de school in Bovensmilde door een pantserwagen werd ontzet. Er vielen in totaal acht doden, onder wie twee gegijzelde treinpassagiers. ‘Dat geweld nodig was om een einde te maken aan de gijzeling ervaren wij als een nederlaag,’ verklaarde premier Den Uyl op een dramatische persconferentie na afloop.

Wiegel en Van Agt plannen een kabinet zonder Den Uyl.
In het Haagse restaurant Le Bistroquet plaveien Van Agt en Wiegel de weg naar een kabinet zonder Den Uyl, 15 november 1977.

Maar van een wij-gevoel was op dat moment nauwelijks nog sprake; vooral tussen Van Agt en een aantal PvdA-ministers, onder wie Den Uyl zelf, waren de verhoudingen flink verziekt geraakt. De reden daarvoor waren twee andere onverwachte gebeurtenissen, die zich in de voorgaande maanden hadden voorgedaan.

De eerste was een conflict rondom de Bloemenhove-kliniek in Heemstede. Van Agt wilde deze abortuskliniek al in 1974 laten sluiten, omdat daar tegen de toen nog geldende afspraak in zwangerschappen van meer dan twaalf weken werden verbroken. Tot afgrijzen van de progressieve fracties omschreef Van Agt de medische ingreep in de Tweede Kamer als ‘het kraken van kinderhoofdjes’.  Een tweede kans om de kliniek te laten sluiten kreeg Van Agt in mei 1976, nadat een  Duitse vrouw bij de kliniek een schadeclaim had ingediend vanwege vermeend onzorgvuldig medisch handelen. In de ministerraad kondigde Van Agt aan te gaan ingrijpen, waarop minister van Volksgezondheid Irene Vorrink de vergadering verliet om telefonisch een aantal betrokkenen uit de vrouwenbeweging te waarschuwen dat er een justitieel optreden zou komen. Een groep vrouwen besloot daarop de kliniek te bezetten, tot grote woede van Van Agt, die zich verraden voelde en dacht aan opstappen. Andersom konden veel progressieve politici het bloed van de flamboyante katholiek inmiddels wel drinken; een PvdA-Tweede Kamerlid betitelde Van Agt in een debat zelfs als ‘een gevaar voor de volksgezondheid’.

Van Agt: ‘Abortus is het kraken van kinderhoofdjes’

Een paar maanden later kwam Van Agt weer onder vuur te liggen vanwege de ‘Menten-affaire’. Op 15 november 1976 had de politie miljonair en kunsthandelaar Pieter Menten uit Blaricum willen arresteren op verdenking van oorlogsmisdaden, maar die bleek al gevlogen. Van Agt had zich op dat moment voor een korte retraite teruggetrokken in een Roemeens klooster en keerde spoorslags terug naar Nederland. In het daaropvolgende Kamerdebat moest hij toegeven dat hij een vlak voor zijn vertrek op zijn bureau gelegd dossier niet meer had ingekeken. Veel sociaal-democraten zagen daarin een bevestiging van hun oordeel dat Van Agt een paljas was die de politiek niet serieus genoeg nam. Met zijn bloemrijke taalgebruik en relativerende spotternij was Van Agt zich steeds meer gaan afzetten tegen de ernstige gedrevenheid van ‘Ome Joop’ Den Uyl. In een tweede debat over Menten, die inmiddels was opgespoord en gearresteerd, was Den Uyl niet bereid om zijn minister van Justitie te steunen. Steeds vaker ook zag Van Agt zich geconfronteerd met voor hem onbekende kabinetsbesluiten.   

Geur van klassenjustitie

Den Uyl had zijn handen in dat jaar meer dan vol gehad aan een andere beruchte affaire, die bijna tot een constitutionele crisis had geleid: het Lockheed-schandaal. Bij een onderzoek van  de Amerikaanse Senaat naar smeergeld bij de vliegtuigbouwer Lockheed was de naam genoemd van een hoge Nederlandse regeringsfunctionaris. Al snel bleek het te gaan om prins Bernhard, echtgenoot van de toenmalige koningin Juliana. Het kabinet stelde een Commissie van Drie aan om deze netelige kwestie te onderzoeken.

Het rapport dat de commissie in augustus 1976 presenteerde was vernietigend voor de prins-gemaal en kon niet zonder consequenties blijven. Maar welke moesten dat zijn? De vrees was dat koningin Juliana zou aftreden als haar echtgenoot strafrechtelijk werd  vervolgd. Aangezien kroonprinses Beatrix in dat geval weigerde de troon te bestijgen zou een zware constitutionele crisis het gevolg  zijn. Uiteindelijk hield Den Uyl de schade voor het koningshuis beperkt: Bernhard diende slechts zijn functies in het bedrijfsleven en bij de krijgsmacht neer te leggen en kreeg het dringende advies zich in het openbaar niet meer in militair uniform te vertonen.

De PvdA wilde Van Agt niet in een nieuw kabinet

De geur van klassenjustitie en verdergaande corruptie lieten zich minder makkelijk wegjagen. Zo berichtte dagblad Het Vrije Volk over een geheim rapport over de betrokkenheid van Bernhard bij lobbyactiviteiten voor de vliegtuigfabrikant Northrop. Tegen beter weten in ontkende Den Uyl in februari 1977  in de Tweede Kamer dat een dergelijk rapport bestond; hij voelde niets voor een nieuwe constitutionele crisis. Zeker niet omdat de Tweede Kamerverkiezingen voor de deur stonden, die de PvdA in ging met de slogan ‘Kies de minister-president’. 

Patstelling

Deze verkiezingen waren ongemeend spannend. Voor het eerst trokken ARP, KVP en CHU gezamenlijk op als het CDA met de door links zo bekritiseerde Dries van Agt als lijsttrekker. Nog geen twee maanden voor de verkiezingen hadden ARP en KVP bovendien hun steun aan het kabinet opgezegd, waardoor het vlak voor de finish toch nog was gestrand. Maar bovenal werden de verkiezingen getekend door treinkaping en schoolgijzeling in Drenthe, die twee dagen daarvoor waren begonnen. Welke electorale gevolgen die hebben gehad is lastig te zeggen. Zeker is dat de uiteindelijke verkiezingsuitslag vanuit hedendaags perspectief bijna surrealistisch aandoet. De PvdA kreeg liefst 53 zetels, het CDA volgde met 49 zetels, terwijl VVD en D’66 respectievelijk 28 en 8 zetels kregen.

Arbeiders delen in de winst

Het kabinet-Den Uyl had een slechte verhouding met Nederlandse ondernemers, omdat het steeds meer controle over het bedrijfsleven wilde uitoefenen. Daarbij liet Den Uyl zich niet zozeer leiden door economische inzichten, maar door modes van het moment. Een steen des aanstoots was de zogeheten vermogensaanwasdeling. In het gezamenlijk programma Keerpunt ’72 hadden PvdA, D’66 en PPR afgesproken dat deling door werknemers in de overwinst werd verplicht. De uitkering zou de vorm hebben van collectief  beheerde vermogenstitels (aandelen). Zo zouden werknemers zeggenschap in het bedrijf krijgen. Het plan is nooit uitgevoerd, maar tot 1981 stond het in de verkiezingsprogramma’s van progressieve partijen.

Als grote winnaar wilde de PvdA een nog progressiever tweede kabinet-Den Uyl formeren. Het CDA mocht daarbij aanhaken, zolang Van Agt maar thuisbleef. Onder meer door deze tamelijk onrealistische eis ontstond al snel een maandenlange patstelling, waarbij de ene na de andere formatiepoging strandde. Het verhaal wil dat deze pas doorbroken werd toen Van Agt en VVD-leider Hans Wiegel gingen dineren bij het Haagse restaurant Le Bistroquet. Behalve een hartgrondige afkeer van de drammerige PvdA deelden beide heren een meer relativerende, bourgondische levenshouding. Binnen een mum van tijd kwamen ze tot een regeerakkoord en op 19 december 1977 stond het kabinet-Van Agt I op het bordes. Na 1412 dagen vol enerverende gebeurtenissen was het kabinet-Den Uyl definitief uitgeregeerd.

Was dit kabinet behalve geruchtmakend ook succesvol? Vijftig jaar na het aantreden kan worden gesteld dat dit kabinet beter was in het managen van de diverse crises dan in het realiseren van de ambitieuze plannen over de spreiding van macht, kennis en inkomen. Mede door alle onvoorziene gebeurtenissen bleven veel ideeën alleen op papier bestaan. Niet alleen bevestigde het kabinet-Den Uyl aldus de opmerking van Macmillan (‘events, my dear boy’), maar ook de wijsheid van een andere  beroemde Brit, John Lennon: ‘Life is what happens to you while you are busy making other plans.

Meer weten

  • Grote idealen, smalle marges (2022) door Carla van Baalen en Anne Bos (red.) beschrijft de parlementaire geschiedenis van de lange jaren zeventig 1971-1982.
  • De verbeelding aan de macht (1999) door Peter Bootsma en Willem Breedveld behandelt het kabinet-Den Uyl.
  • Heimwee naar de politiek (2002) door Ilja van den Broek, over de herinnering aan het kabinet-Den Uyl.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 3 - 2023