Decennialang schreven westerse intellectuelen lovend over hun bezoeken aan communistische landen als de Sovjet-Unie, China en Cuba. Ze sloten zich af voor verhalen over massamoorden, hongersnoden en knekelvelden. Hoe konden ze zich zo in de luren laten leggen?
Met duizenden stonden ze hem op te wachten, zwaaiend met rode vlaggen. Toen George Bernard Shaw uit de trein stapte, weergalmde een luid gejuich in de grote hal van het station in Moskou. ‘Voor de briljante meester Bernard Shaw – een warm welkom op Sovjet-bodem,’ stond op een spandoek. Tijdens zijn rondreis in de Sovjet-Unie in de zomer van 1931 werd de 75 jaar oude Brits-Ierse schrijver overal waar hij kwam overladen met complimenten, cadeaus en copieuze diners. Na zijn terugkeer in Groot-Brittannië verkondigde hij aan iedereen die het wilde horen dat de Sovjet-Unie onder leiding van de briljante Jozef Stalin was veranderd in een waar arbeidersparadijs, waar geen werkloosheid en armoede meer heersten.
Shaw was bepaald niet de enige schrijver die in deze jaren de Sovjet-Unie bezocht en met enthousiaste verhalen thuiskwam. Prominente auteurs als Pablo Neruda, André Malraux, Romain Rolland, Lion Feuchtwanger en H.G. Wells lieten zich rondleiden in de heilstaat, bezochten kolchozen, waterkrachtcentrales, weeshuizen en staalfabrieken, spraken met Russische kunstenaars en schrijvers en lieten zich tal van loftuitingen welgevallen. ‘Ingenieurs van de ziel,’ noemde Stalin hen, hun bijdrage was essentieel voor de opbouw van een klasseloze samenleving. In ruil daarvoor spraken zij hun volledige steun uit aan de Sovjet-leider als de enige hoop in bange dagen.

Het bejaarde Britse geleerdenechtpaar Sidney en Beatrice Webb, grondleggers van de London School of Economics, schreef na terugkeer zelfs een uitgebreid boek vol feiten en statistieken, waarin zij het Sovjet-communisme als model voor een nieuwe beschaving beschreven. Net als de meeste andere bezoekers hechtten zij geen geloof aan verhalen over de massamoord op de koelakken, de kunstmatig gecreëerde hongersnood in Oekraïne en de grootschalige vervolging van politieke tegenstanders: allemaal kapitalistische propaganda! Zelfs de ook in het Westen uitvoerig beschreven Moskouse Showprocessen en de afkondiging van het niet-aanvalsverdrag met Adolf Hitler in augustus 1939 (het Molotov-Ribbentrop-pact) konden hen niet op andere gedachten brengen.
De Webbs zagen de Sovjet-Unie als model voor een nieuwe beschaving
De kritiekloze bewondering van sommige intellectuelen voor een wrede dictator, die ook toen reeds aantoonbaar verantwoordelijk was voor misdaden tegen de menselijkheid, blijft een van de wonderlijkste fenomenen van de twintigste eeuw. Hoe was het mogelijk dat begaafde, kritische geesten zich zo in de luren lieten leggen?
Zo scherp en intelligent als zij alle misstanden in hun eigen landen wisten te analyseren, zo blind en naïef waren zij bij hun bezoeken aan de Sovjet-Unie. Schijnbaar willoos lieten zij zich bespelen en manipuleren, geloofden ze alle voorgeschotelde statistieken en opgetrommelde arbeiders die een lofzang afstaken op hun grote leider. Zo dor als het gras thuis was, zo groen was het hier.
Groeiende zelfhaat
Voor een deel kan dit verschijnsel verklaard worden uit de afkeer die veel uit de hogere kringen afkomstige intellectuelen voelden tegenover hun eigen samenleving en klasse. Deze had niets anders te bieden dan bloedige oorlogen, koloniale onderdrukking, armoede, uitbuiting, platte massacultuur en burgerlijke hypocrisie. De uitbraak van de economische crisis in 1929, het aan de macht komen van Adolf Hitler in 1933 en de uitbraak van de Spaanse Burgeroorlog in 1936 waren allemaal tekenen van het verval van de westerse, democratische beschaving. Waarheen kon je nog gaan? Met hun geraffineerde propaganda-apparaat wisten de bolsjewieken niet alleen te appelleren aan deze groeiende zelfhaat, maar ook aan een psychologische behoefte aan een nieuw ideaal, aan een stip op de horizon. Die stip op de horizon was de Sovjet-Unie en zij kon nog bezocht worden ook!
Toch liet niet iedere politieke toerist zich zo makkelijk misleiden. De wereldberoemde Franse schrijver André Gide arriveerde in de zomer van 1936 als een groot bewonderaar van de Sovjet-Unie in Leningrad. Hij wilde, zoals hij het zelf fraai formuleerde ‘aanwezig zijn bij de bevalling van de Toekomst’. Met zijn gevolg, onder wie de Nederlander Jef Last, maakte hij de gebruikelijke rondreis langs alle hoogtepunten van het communistische eldorado en liet hij zich flink in de watten leggen. Ondanks alle manipulatieve bezoekjes en ego-massages ontdekte hij al snel dat de Sovjet-Unie bepaald niet het arbeidersparadijs was dat hij had gehoopt aan te treffen. Hij stoorde zich al snel aan de alom aanwezige verheerlijking van Stalin, aan de lelijkheid van de kunst en architectuur, aan de enthousiaste standaardverhaaltjes van de gidsen en vooral ook aan het volstrekte gebrek aan bewegingsvrijheid tijdens de strak georganiseerde reis.

Volkomen ontgoocheld keerde hij terug naar Parijs, waar hij het vernietigende reisverslag Retour de l‘URSS schreef. ‘Ik betwijfel of er op dit moment een land bestaat, zelfs het Duitsland van Hitler, waar de geest minder vrij is, nog meer gebukt gaat onder dwang, angstiger (geterroriseerd) en nog afhankelijker is,’ schreef Gide tot ontzetting van veel van zijn vrienden. De Franse schrijver gold vanaf dat moment als een paria in het literaire milieu.
De bewondering van veel intellectuelen voor de Sovjet-Unie zou de Tweede Wereldoorlog overleven. De Franse filosoof Jean-Paul Sartre ontpopte zich tijdens de Koude Oorlog tot een fervent verdediger van de communistische heilstaat, die in zijn ogen nog steeds de voornaamste hoop voor de mensheid belichaamde. Ook na een goed georkestreerde rondreis in de Sovjet-Unie in 1954 bleef hij die opvatting verkondigen. Toch was de Sovjet-Unie veel van haar magische aantrekkingskracht inmiddels kwijtgeraakt. In zijn al snel uitgelekte geheime rede op het partijcongres van 1956 sprak de nieuwe Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov over Stalins misdaden en bevestigde daarmee het gelijk van de kritische waarnemers. De inval in Hongarije in hetzelfde jaar beroofde de Sovjet-Unie van het laatste restje ideologische geloofwaardigheid.
Jef Last was kritisch
Tijdens zijn reis door de Sovjet-Unie in 1936 werd de Franse schrijver André Gide vergezeld door de Nederlander Jef Last. Kort daarvoor was Last doorgebroken met zijn roman Zuiderzee, over een homoseksuele verliefdheid van twee vissers. Net als Gide raakte Last tijdens de rondreis in de Sovjet-Unie gefrustreerd door het gebrek aan bewegingsvrijheid en stoorde hij zich aan de alomtegenwoordige propaganda. Toch raadde Last de Franse schrijver af om zijn verslag over de rondreis te publiceren: het zou koren op de molen van de kapitalisten zijn. Bovendien was in de Spaanse Burgeroorlog de steun van de Sovjet-Unie hard nodig. Last reisde zelf na terugkeer uit de Sovjet-Unie door naar Spanje om mee te vechten tegen Franco. Door zijn vriendschap met Gide werd hij er als onbetrouwbare trotskist bestempeld en zag hij zich gedwongen het strijdtoneel in Spanje te verlaten. De communistische schrijver Nico Rost publiceerde daarop het schotschrift Het geval Jef Last, waarin de Nederlandse schrijver met de grond gelijk wordt gemaakt.
Last bleef politiek betrokken, zij het niet meer namens de Communistische Partij Nederland (CPN). Zo stond hij in 1966 op 68-jarige leeftijd nog kandidaat voor Provo bij de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam. In hetzelfde jaar verscheen ook het boek Mijn vriend André Gide waarin hij terugblikte op de rampzalige reis in 1936.
Bekende intellectuelen
Daarmee was de behoefte van sommige linkse intellectuelen aan een revolutionaire modelsamenleving ver van huis nog niet verdwenen. Alleen was niet langer de Sovjet-Unie, maar Cuba de nieuwe bestemming voor politieke toeristen. Op 1 januari 1959 hadden de guerrilla-eenheden de macht gegrepen op het eiland ten koste van de corrupte, door de Amerikanen gesteunde dictator Fulgencio Batista. De Cubaanse Revolutie sprak in het Westen enorm tot de verbeelding. Jonge, bebaarde guerrillero’s onder leiding van de mediagenieke Fidel Castro en Ernesto Che Guevara gaven leiding aan een socialistisch experiment onder de stralende zon en begeleid door warme rumba- en salsamuziek. ‘Geen oude mensen aan de macht!’ jubelde Jean-Paul Sartre, die nog geen jaar na de machtsovername samen met Simone de Beauvoir het eiland bezocht.
Na de Franse filosoof-schrijver volgde wederom een hele stoet aan bekende intellectuelen en schrijvers om het wonder met eigen ogen te aanschouwen, zoals de Amerikaanse essayist Susan Sontag, de Duitse schrijver Hans Magnus Enzensberger en de Colombiaanse superster Gabriel García Márquez.
De Nederlandse schrijver Harry Mulisch en zijn Vlaamse collega Hugo Claus reisden eveneens af naar Havana. ‘Cuba heeft mijn leven gebeterd,’ schreef Mulisch na zijn terugkeer in het jubelboek Het woord bij de daad, getuigenis van een revolutie op Cuba. Met Hugo Claus en de componisten Peter Schat en Reinbert de Leeuw maakte Mulisch een opera over Che Guevara, met als hoogtepunt de onthulling van een elf meter hoog beeld van de legendarische vrijheidsstrijder. De bewondering voor de Cubaanse Revolutie was dermate groot dat minder gunstige verhalen over de economische problemen, de toenemende repressie en de vervolging van homoseksuelen met de mantel der liefde werden bedekt. De arrestatie van de Cubaanse dichter Heberto Padilla in 1971 als verrader van de revolutie leidde wel tot protest, onder meer van Sartre, De Beauvoir en Sontag. Maar dat verstomde toen Padilla vanuit de gevangenis liet weten dat hij zich inderdaad schuldig had gemaakt aan ‘contrarevolutionaire kritiek’ en geen enkele behoefte had aan steun van ‘liberale bourgeoisie en pseudo-linkse intellectuelen’. Met dit staaltje communistische zelfkritiek was voor veel Cuba-sympathisanten de kous wel af.
‘Nuttige idioten’
Linkse intellectuelen met sympathie voor de Sovjet-Unie, China en Cuba worden vaak aangeduid als fellow travellers. De term verwijst naar een uitspraak van Lev Trotski dat veel westerse intellectuelen bereid waren om op de revolutionaire trein te stappen zonder zich volledig te bekeren tot het marxisme-leninisme. Zij waren ‘medereizigers’ (popoetsjik), over wie het de vraag bleef tot welk station ze bereid waren mee te reizen. Door de cynische lading verwierf de term vooral onder anticommunisten grote populariteit. Dat gold ook voor de term ‘nuttige idioten’, die door Lenin zou zijn gebruikt om alle naïeve, makkelijk te manipuleren intellectuelen in het Westen aan te duiden. Later onderzoek heeft aangetoond dat de term niet door Lenin, maar door Amerikaanse anticommunisten in omloop is gebracht.

De belangstelling van veel linkse intellectuelen was inmiddels verschoven naar China, waar bijna een kwart van de wereldbevolking onderworpen was aan een uniek socialistisch experiment onder leiding van Grote Roerganger Mao Zedong. De Chinese Revolutie mocht zich al sinds de jaren vijftig verheugen in de warme belangstelling van westerse intellectuelen.
Al in 1955 bezochten Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir de Chinese volksrepubliek, waar ze op klassiek-stalinistische wijze werden rondgeleid langs alle fraaie staaltjes communistische vooruitgang. Als dank schreef De Beauvoir het zeer positief getoonzette reisverslag La longue marche. Maar de China-rage in het Westen brak pas goed uit na het begin van de Culturele Revolutie in 1966. De Amerikaanse journalisten Edgar Snow, Jonathan Mirsky en Anna-Louise Strong, de Zweedse schrijver Jan Myrdal, de Britse econome Joan Robinson en de Nederlandse socioloog W.F. Wertheim keerden na bezoeken aan China thuis met juichverhalen. Actrice Shirley MacLaine maakte een veelgeprezen documentaire over de positie van de vrouw in het moderne China.
‘Wij wilden jullie misleiden en jullie wilden misleid worden’
De Nederlandse cineast Joris Ivens deed daar nog een schepje bovenop met het twaalf uur durende filmepos Hoe Yukong de bergen verzette. Over de miljoenen doden die tijdens de gewelddadigheden van de Culturele Revolutie waren gevallen werd met geen woord gerept. Dat zich achter al het groene gras enorme knekelvelden bevonden zagen ze niet, ook omdat ze die niet wilden zien. Of zoals een Chinese gids later tegen Jonathan Mirsky zei: ‘Wij wilden jullie misleiden, maar jullie wilden misleid worden.’ Mirsky was een van de zeer weinigen die nadien met schaamte terugkeken op hun steunbetuigingen aan de massamoordenaar Mao.
Joris Ivens prees China
Geen cineast heeft zo veel revoluties gefilmd als de Nijmegenaar Joris Ivens. Na zijn studie aan de foto- en filmacademie in Berlijn maakte Ivens naam met sociaal bewogen documentaires over Waalse industriearbeiders en de inpoldering van de Zuiderzee. Inmiddels bekeerd tot het communisme ging Ivens naar de Sovjet-Unie en maakte een filmische lofzang op de staalfabrieken in Magnitogorsk. Over de dwangarbeiders, die daar ook te werk gesteld waren, zweeg hij evenwel. Wereldfaam verwierf hij met de documentaires over de Spaanse Burgeroorlog (Spanish Earth) en de Chinese strijd tegen Japan (The 400 Million). Na de Tweede Wereldoorlog kwam hij in conflict met de Nederlandse overheid vanwege zijn film over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd (Indonesia Calling). Na de Cubaanse Revolutie nam hij op het eiland twee positief getoonzette documentaires op, alvorens zijn aandacht te verleggen naar Vietnam en Laos en vervolgens naar China, met een twaalf uur durende lofzang op de Culturele Revolutie: Hoe Yukong de bergen verzette.

Meer weten
- Verre paradijzen (1988) door Aart Aarsbergen over linkse intellectuelen op excursie naar de Sovjet-Unie, Cuba en China.
- Bestaat er een raarder leven dan het mijne? (2021) door Rudi Wester is een biografie van Jef Last.
- L’ami hollandais (2005) documentaire door Pieter Jan Smit, over de reis van Jef Last en André Gide.
