‘Het verleden is voorbij.’ ‘De dynamiek ligt in het heden.’ ‘Wetenschap heeft afgedaan.’ ‘Alleen ervaring brengt ons in beweging.’ ‘Kennis is ballast en belemmert onze vooruitgang.’ Het hadden hedendaagse uitspraken aan de bar of aan de talkshowtafel kunnen zijn. Of erger nog, zinnen uit het hoofdlijnenakkoord.
Maar nee, ze zijn afkomstig uit een geschrift van de Italiaans-Franse auteur en dichter Filippo Tommaso Marinetti, dat honderd jaar geleden verscheen: Futurisme en fascisme. Daarin betoogde hij dat fascisten zoals Benito Mussolini de echte futuristen waren. Al eerder, in 1909 had hij zijn futuristisch manifest in Le Figaro gepubliceerd en daarmee een beweging in de kunst en architectuur gelanceerd die in heel Europa school maakte. Futuristen in Frankrijk en Italië richtten exposities in en dweepten aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog met geweld en wapentuig.
Meer columns lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
In Rusland braken schilders als Kazimir Malevitsj door conventies en normen heen. Auteur en dichter Vladimir Majakovski publiceerde in 1913 zijn manifest Een klap in het gezicht van de volkssmaak. Hij omarmde juist het communistische gedachtengoed van de Russische revolutionairen en liep vol bewondering achter Vladimir Lenin aan. Wat de futuristen in Rusland en Italië verbond was hun overgave aan alles wat technologisch vernieuwend was en wat gericht was op de massa. Geen burgerlijk individualisme meer. Musea en bibliotheken konden worden afgeschaft.
Vooral in Italië mochten futuristische architecten erop los bouwen. Ze stapelden treinstations, hotelcomplexen en postkantoren op elkaar. Met als hoogtepunt het blokkendozerige Santa Maria Novella station in Florence. Het ontwerp werd door Mussolini zelf goedgekeurd; hij was meteen weg van dit keiharde modernistische statement tegenover de gotiek van de gebouwen eromheen. Zo deed je dat, afrekenen met de macht van het verleden.
Maar beweging zonder richting verstart en totalitaire kunst is een contradictio in terminis. Honderd jaar geleden zette Mussolini de futuristen op een zijspoor en koos toch liever voor de classicistische bombast van de Novecento-stroming. In Rusland maakte Stalin korte metten met de kritische geest van de futuristen en omarmde het propagandistische sociaal-realisme. Het futurisme werd ingelijfd in de planningseconomie.
Inmiddels is het futurisme terug. In de nieuwe kabinetten in Europa hebben vertegenwoordigers van radicaal-rechtse partijen de ministeries voor Infrastructuur ingenomen. Zo ook in Nederland. De machines moeten razen, de auto’s scheuren, treinen rijden. Pretparken breiden uit, achtbanen ratelen. Maar waar chaos en beweging prevaleren, raakt ruimte voor reflectie, bezinning en echte innovatie uit het zicht. Net als Mussolini combineert radicaal-rechts technische vooruitgang met een regressief verlangen naar een geromantiseerd verleden en traditionele vormen.
Maar dat wisten de kunstenaars van het futurisme eigenlijk ook al: politiek is geen kunst, en kan en mag de kunst nooit vervangen, schreven ze. Maar toen was het al te laat. Majakovski pleegde in 1930 gefrustreerd en tegengewerkt zelfmoord, Marinetti stierf op de vlucht voor de geallieerden in 1944 aan een hartaanval.