Home Denk eens aan de Groningers, prutsers

Denk eens aan de Groningers, prutsers

  • Gepubliceerd op: 28 mei 2024
  • Laatste update 07 jun 2024
  • Auteur:
    Philip Dröge
  • 3 minuten leestijd
Philip Dröge

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot HN Actueel? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Slechts één keer in mijn leven heb ik mijn vader kwaad gezien. Het was – denk ik – 1978 en hij kwam samen met mijn moeder terug van een bijeenkomst in het dorp waar ik ben opgegroeid, net onder Groningen. Op het avondje in het gemeentehuis had een meneer van de NAM sussende woorden gesproken over de barsten die sinds een tijdje verschenen in de huizen in het dorp.

Volgens mijn vader had de man van de NAM de mensen die meenden dat die schade werd veroorzaakt door de gaswinning van zijn bedrijf als idioten weggezet. ‘U denkt dat de bodem instabiel is omdat wij er iets uitpompen, maar zo werkt dat niet.’ Bakerpraatjes, onwetenschappelijke onzin, een aantasting van de goede naam van de gaswinners. Waarop mijn zo flegmatieke vader uit zijn vel was gesprongen.

Meer columns lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De barst die even daarvoor in de zijgevel van ons huis was verschenen, mat anderhalve meter. Een metselaar vulde de spleet met vers cement tot een lichtgrijs litteken. Of was het een beschuldigende vinger richting de bodem, die door de NAM was verworden tot een breuklijn? Pas toen ik zelf een huis kocht, besefte ik hoe zo’n beschadiging je ziel raakt. Je burcht is ineens bros.

Natuurlijk kwam het door gaswinning. De bel van Groningen is ooit ontdekt onder mijn kleuterschool, 150 meter van mijn ouderlijk huis. Het gas dat daar uit een proefboring sijpelde, kwam uit een bescheiden zijtak van een oceaan aan calorieën. Het epicentrum lag onder een gehucht dat synoniem was voor stabiliteit en vooruitgang: Slochteren.

Alle brullende cv-ketels deden Groningen huiveren. Al in 1976 was er een aardbeving, de eerste ooit in het noorden van Nederland. ‘Het is een raadsel,’ zei een seismoloog van het KNMI op de vraag waardoor het kwam. Toen mijn ouders twee jaar later door de NAM werden afgepoeierd, was het inmiddels duidelijk dat de bodem van Groningen bovendien aan het dalen was. De NAM reageerde door te melden dat ze de kosten daarvan niet gingen betalen.

Wat volgde, waren decennia van deceptie. Een machtige overheid die schamperde tegen burgers met ‘een scheurtje in de muur’. Toen de schade niet meer te ontkennen viel, reageerde de staat door een volvette bureaucratie op te tuigen waarin geld voor de slachtoffers op magische wijze verdampte. Het moest immers wel ‘eerlijk’ gebeuren, dat herstel.

Zelfs de beloofde sluiting van de gasvelden kan niet zonder de bekende overheidsreflex van afpoeieren en grieven. ‘Leveringszekerheid’ heet het excuus om Slochteren misschien tóch open te houden. Alsof het nog steeds 1978 is en je kunt ontkennen wat iedereen weet. Mijn vader maakt het allang niet meer mee. Dus word ik maar kwaad voor hem: denk één keer in je leven aan de Groningers, prutsers.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 - 2024