Home Dossiers Het verzet Henk van Randwijk

Henk van Randwijk

  • Gepubliceerd op: 15 mei 2018
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 12 minuten leestijd
Henk van Randwijk
Cover van
Dossier Het verzet Bekijk dossier

Henk van Randwijk was de drijvende kracht achter het illegale blad Vrij Nederland en schreef de beroemde dichtregels ‘Een volk dat voor tirannen zwicht…’. Maar hij kwam niet alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog in verzet. Op meer momenten in zijn leven zei hij ‘nee’ tegen de heersende macht.

‘Men moet dit boek niet lezen om letterkundige genoegens te smaken. Men moet dit boek lezen om door te dringen tot het bloedende hart van dezen tijd,’ schrijft de gezaghebbende literatuurcriticus P.H. Ritter junior over de roman waarmee de 27-jarige onderwijzer Henk van Randwijk in 1936 debuteert. Burgers in nood verschijnt in een nu onvoorstelbare eerste oplage van 18.000 exemplaren bij de protestantse uitgeverij Callenbach. Van Randwijk vertelt het verhaal van een chauffeur bij een meelfabriek die door de economische crisis werkloos wordt. Hij wil laten zien hoe een christen, ook in tijden van tegenspoed en grote ellende, moreel gezien overeind kan blijven en solidair met anderen kan zijn. Maar het boek wordt door veel anderen gelezen als een felle aanklacht tegen sociale misstanden en een falend economisch beleid. Dit slaat aan, zodat Burgers in nood een bestseller wordt en Van Randwijk meteen een bekende auteur is. 

‘Meester, u heb ’t gewonne. We wilde u d’r uitpeste, maar we hebbe geen schijn van kans gehad en we vinde ’t fijn bij u.’ 

Van Randwijk wordt in 1909 geboren in Gorinchem, als de zoon van een gereformeerde tuinder. Na de kweekschool vindt hij werk op een lagere school in het nabijgelegen Werkendam, waar hij geconfronteerd wordt met het harde lot van de griendwerkers, die in de Biesbosch wilgentenen snijden. In het protestants-christelijke literaire blad Opwaartsche Wegen schrijft hij in 1930 een gedicht over zo’n straatarme sloeber, ‘die de vloek van de arbeid/ in uw lichaam en leden draagt’.

De meeste gereformeerden kijken vol ontzag naar premier Colijn, de leider van de Anti-Revolutionaire Partij die met harde hand bezuinigt – en wiens weigering de gulden te devalueren ertoe leidt dat het economisch herstel hier trager verloopt dan elders. Maar de diepgelovige Van Randwijk komt steeds meer in verzet. Hij wordt beïnvloed door de Zwitserse theoloog Karl Barth, die zich fel keert tegen de pretentie van calvinistische politici dat zij precies weten wat God van de gelovigen verwacht en tegelijkertijd onrecht in stand houden. Om die reden sluit Van Randwijk zich aan bij de Christelijk-Democratische Unie, een progressief splinterpartijtje dat een orthodox-protestantse visie combineert met linkse sociaal-economische opvattingen en antimilitarisme.


Van Randwijk is in de oorlog de drijvende kracht achter Vrij Nederland.

Om zijn geloof én zijn politieke overtuiging in praktijk te brengen, wordt Van Randwijk in 1937 hoofdonderwijzer van een christelijke school in de door werkloosheid en schrijnende armoede geplaagde Amsterdamse Jordaan. Hoewel hij met zijn hooggestemde idealen over onderwijsvernieuwing en zijn provinciaalse afkomst gemakkelijk op zijn gezicht had kunnen gaan, is hij hier zeer succesvol. De lastige, uit de kluiten gewassen en hondsbrutale jongens van de zevende klas proberen hem uit, maar gooien al snel de handdoek in de ring. Een collega van hem is getuige van de capitulatie en legt vast wat de belhamels zeggen: ‘Meester, u heb ’t gewonne. We wilde u d’r uitpeste, maar we hebbe geen schijn van kans gehad en we vinde ’t fijn bij u.’
 

Henk van Randwijk tegen de nazi’s  

Met zijn aanklacht tegen sociaal onrecht, uitbuiting, materialisme, culturele vervlakking en zielloos individualisme staat Van Randwijk in de jaren dertig bepaald niet alleen. Vooral onder intellectuelen en kunstenaars is dit sentiment wijdverbreid, en sommigen van hen zien voor kortere of langere tijd het nationaal-socialisme als een revolutionaire beweging die het verstarde en verrotte Europa kan wakker schudden. Begin 1942 publiceert Van Randwijk een artikel dat gezien kan worden als zijn politiek credo: ‘Revolutie of inbraak?’ 


Koeriers van de Zwitserse Weg, een smokkelroute van 1942 tot 1944. Boven bij de trap Henk en Ada van Ranswijk.

Hierin schrijft hij onder meer: ‘Het wezenlijke karakter van het nationaal-socialisme is geen vernieuwing maar verrotting, geen eerherstel van de arbeid maar slavernij, geen rasbewustzijn maar rassenleugen, geen volkse vernieuwing maar opstand der horden, geen revolutie maar inbraak.’ Hij stelt dat de hele Europese cultuur wordt bedreigd door het nazisme. En dat ook degenen die hechten aan deze beschaving medeverantwoordelijk zijn voor de ellende: ‘Hitler en zijn handlangers konden ons huis binnendringen omdat wij, de bewoners, sliepen, en omdat wij niet meer wisten welke schatten wij te verdedigen hadden.’ 

‘Aan dat rotblaadje? Denk je dat ik daar m’n leven voor waagde?’

Deze hartstochtelijke oproep tot bewustwording en verzet verschijnt in het illegale blad Vrij Nederland, waarvan Van Randwijk inmiddels de drijvende kracht is. Het blad is in de zomer van 1940 opgericht door een groep gereformeerde jongeren. Aanvankelijk heeft Van Randwijk er geen hoge pet van op, omdat het in zijn ogen wel erg amateuristisch en bovendien politiek te behoudend is. Nadat een groot deel van de organisatie in 1941 is gearresteerd, vraagt zijn collega Henk Kooistra, die betrokken is bij het blad, of hij wil meewerken aan Vrij Nederland. ‘Aan dat rotblaadje?’ vraagt van Randwijk. ‘Denk je dat ik daar m’n leven voor waagde?’ Waarop Kooistra antwoordt: ‘Nou dan moet je dat rotblaadje beter maken.’

Al spoedig drukt Van Randwijk een stempel op het blad. Niet alleen blijkt hij een goed organisator met een groot talent voor het illegale werk, maar ook heeft hij charisma en verkondigt hij steeds progressievere opvattingen. Zijn kritiek op het kapitalisme neemt toe. Hoewel hij de politieke methoden van de communisten verafschuwt, heeft hij wel begrip voor hun sociaal-economische opvattingen. Dit alles stuit verschillende medewerkers aan Vrij Nederland tegen de borst. Een van hen is de jurist Gezina van der Molen, die samen met anderen in 1943 de calvinistische verzetskrant Trouw begint.


Revolutie of inbraak?

In Vrij Nederland roept Van Randwijk vanaf het begin op tot geestelijk verzet en probeert hij mensen ervan bewust te maken dat samenwerking met de nazi’s een heilloze weg is. In een later stadium propageert hij ook daadwerkelijk verzet, zo nodig gewapend. Wanneer in november 1944 in Rotterdam bij enorme razzia’s meer dan 50.000 mannen zijn opgepakt om in Duitsland te werken, schrijft hij dat de Amsterdammers zich in zo’n situatie moeten weren: ‘Ga nooit vrijwillig mee! Mobiliseert uw kinderen! Laat ze voor de deur gaan liggen.’

Ook is Van Randwijk betrokken bij de hulp aan onderduikers. Hoewel hij en zijn vrouw Ada, die ook in het verzet zit, tot tweemaal toe worden gearresteerd, worden ze vrijgelaten omdat de Duitsers dan nog niet doorhebben welke rol ze spelen.
 

Henk van Randwijk tegen het establishment  

Na de capitulatie van de Duitsers op 4 mei 1945 is niet heel Nederland meteen bevrijd. Pas op 8 mei trekken Canadese troepen Amsterdam binnen, waar Duitse mariniers de dag ervoor op de Dam, tijdens een spontaan bevrijdingsfeest, nog ruim dertig mensen hebben doodgeschoten. Het officiële bevrijdingsfeest op de Dam vindt plaats op 9 mei. En het is Van Randwijk die namens het gezamenlijke Amsterdamse verzet een toespraak houdt, die opent met de woorden: ‘Amsterdammers!!! Wij zijn vrij!!!’
 


Op 9 mei 1945 spreekt Henk van Randwijk namens het verzet de bevrijde Amsterdammers toe op de Dam.

Dat hem deze eer te beurt valt is geen toeval. Van Randwijk heeft niet alleen leidinggegeven aan Vrij Nederland en voorbereidingen getroffen om het blad na de bevrijding legaal te laten verschijnen, maar is ook betrokken geweest bij pogingen het verzet te coördineren en plannen te maken voor de situatie na de oorlog. Verder heeft hij een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van een vaste postverbinding tussen de illegaliteit en de Nederlandse regering in ballingschap. 

Het Nederland van na de bevrijding zal democratischer moeten worden, en rechtvaardiger, dan dat voor 1940.

Van Randwijk is niet de enige die uitvoerig nadenkt over de situatie na de bevrijding. Vooral in het laatste oorlogsjaar verschijnen er talloze brochures en manifesten. Sommige auteurs menen dat het politieke bestel van voor de oorlog inefficiënt en te weinig daadkracht is geweest. Er is behoefte aan een ‘vernieuwd’ en ‘krachtig’ bestuur – ideeën die ook worden toegejuicht door koningin Wilhelmina. Maar Van Randwijk pleit voor een herstel van de parlementaire democratie.

Dit betekent wat hem betreft niet automatisch de terugkeer van de vooroorlogse elite; vooral het verzet zal de nodige invloed moeten krijgen. In een manifest uit 1944, dat hij samen met Gerrit Jan van Heuven Goedhart van de Parool-groep schrijft, keert hij zich sterk tegen het politieke establishment: ‘Het zijn niet de vroegere politieke leiders, niet de meeslepende redenaars en de ridders der onsterfelijke principes die men in de republiek der illegale strijders het meest ontmoet.’ Het Nederland van na de bevrijding zal democratischer moeten worden, en rechtvaardiger, dan dat voor 1940. 

Tegen het kolonialisme

Van Randwijk twijfelt er geen moment aan dat Nederlanders zich met recht, ook gewapenderhand, hebben verzet tegen de Duitse overweldigers. De nazi’s hebben Nederland geterroriseerd, hebben dood en verderf gezaaid, en moesten worden bestreden. Daarom valt het hem en tal van andere oud-verzetsstrijders rauw op het dak dat Nederland in Indonesië methoden hanteert die doen denken aan het optreden van de SS, de SD en de Gestapo. Begin juli 1947 onthult Vrij Nederland dat er tussen december 1946 en april 1947 op Zuid-Celebes onder leiding van kapitein Raymond Westerling massamoorden zijn gepleegd, waarbij naar schatting 20.000 mensen zijn omgekomen. Veel ophef veroorzaakt dit niet, en hoewel andere kranten er helemaal niet over hebben geschreven, krijgt Van Randwijk het verwijt dat hij oude koeien uit de sloot haalt. Het is duidelijk niet de bedoeling dat dergelijke ‘vuile was’ buiten wordt gehangen, maar Van Randwijk legt zich daar niet bij neer. 


Een slachtoffer van de politionele acties in Priok, 21 augustus 1947.

Wanneer eind juli de Nederlandse troepen overgaan tot wat eufemistisch een politionele actie wordt genoemd, schrijft Van Randwijk in zijn weekblad een commentaar dat een mythische status heeft gekregen: ‘Ik spreek omdat ik Nederlander ben. Omdat ik Nederlander ben zeg ik nee! tegen het geweld dat thans door ons in Indonesië gepleegd wordt. Ik zeg dit met in mijn oren de beschuldiging door mijzelf en anderen geuit tot het Duitse volk, dat uit vaderlandsliefde en éénzelfde verkeerd begrepen nationaal belang meende te moeten zwijgen toen Hitler in zijn naam misdaden beging. Ik schakel daarmee het optreden van onze regering in Indonesië en de daden van Hitler niet gelijk. Ik zeg er alleen mee, dat wij in de beschuldiging aan het Duitse volk erkenden, dat er een hogere maatstaf is dan het nationaal belang en dat er klemmender redenen zijn om te spreken of te zwijgen dan het Nederlanderschap.’

Dat het abonneebestand na enige tijd sterk terugloopt komt vooral door Van Randwijks opstelling in de inmiddels uitgebroken Koude Oorlog.

De koloniale oorlog typeert hij als een ‘zedelijk kwaad en een politieke dwaasheid’, en hij hoopt dat het Nederlandse volk weet te verhinderen dat de regering verdergaat op deze heilloze weg: ‘Eerst dan kan ons Wilhelmus opnieuw klinken en meegezongen worden.’ Volgens de mythe kost dit artikel, dat door velen zou zijn gezien als landverraad, Vrij Nederland tienduizenden abonnees, waardoor het blad op de rand van de afgrond belandt. Dit is nergens op gebaseerd, aangezien voorstanders van de koloniale oorlog het blad toch al niet lezen. Dat het abonneebestand na enige tijd sterk terugloopt, zodat er zelfs wordt onderhandeld over een eventuele fusie met De Groene Amsterdammer, komt vooral door Van Randwijks opstelling in de inmiddels uitgebroken Koude Oorlog. Zijn felle kritiek op Amerika en zijn opvatting dat Europa beter intensief kan samenwerken met de Sovjet-Unie, wordt door velen beschouwd als defaitistisch, als zwichten voor een tirannie die niet minder erg is dan die van de nazi’s. 


Ter herinnering aan de oorlog zijn deze regels aangebracht als monument in het H.M. van Randwijkplatsoen in Amsterdam.

Omdat de fusie met De Groene niet doorgaat en de lezers blijven weglopen, wordt Vrij Nederland uiteindelijk overgenomen door uitgeverij De Arbeiderspers, die aan de PvdA is gelieerd. De sociaal-democraten beschouwen Van Randwijk als persona non grata, omdat hij in hun ogen niet anticommunistisch genoeg is. Hij moet aftreden als hoofdredacteur en in 1952 verbreekt hij alle banden met het blad. In de jaren erna is hij actief als uitgever, publicist en tv-commentator. Als hij in 1966 op 57-jarige leeftijd overlijdt, beginnen juist de belangstelling voor de bezettingstijd en de kritiek op het Koude Oorlogsdenken toe te nemen. Het is tevens het begin van de bloeiperiode van Vrij Nederland als vertolker van ‘het linkse levensgevoel’. 

Meer weten:

  • De ondergrondse pers 1940-1945 (1954) door Lydia E. Winkel, herzien door Hans de Vries (1989).
  • In de schaduwen van gisteren. Kroniek van het verzet 1940-1945 (1967) door H.M. van Randwijk.
  • H.M. van Randwijk. Een biografie (1988) door Gerard Mulder en Paul Koedijk.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 5 - 2018