Home Dreaming of a white Christmas

Dreaming of a white Christmas

  • Gepubliceerd op: 2 december 2024
  • Laatste update 24 dec 2024
  • Auteur:
    Peter Van Dyck
  • 8 minuten leestijd
White Christmas met Bing Crosby.

Waarom nu?

Tijdens de feestdagen klinkt overal weer ‘White Christmas’ van Irving Berlin. De uitvoering van Bing Crosby stond in 2023 op de negende plaats in de Sky Radio Christmas Top 50.

Populaire Amerikaanse liedjes zijn opvallend vaak geschreven door Russische Joden. Componisten als George Gershwin, Irving Berlin en Leonard Bernstein kwamen uit families die rond 1900 waren gevlucht voor antisemitisch geweld in Oost-Europa. In de VS grepen ze hun kans.

Tegen het einde van de negentiende eeuw waren de revue- en vaudevilleshows in New York zo populair dat ze zaten te springen om entertainers. Elke zichzelf respecterende muziekuitgever ging daarom kantoor houden in 28th Street, tussen Broadway en Fifth Avenue. De ratelende piano’s van de componisten van amusementsliedjes in de gebouwen in die buurt deden bezoekers, zoals New York Herald-journalist Monroe H. Rosenfeld, denken aan het gekletter van tinnen pannen. Daarom kreeg het kwartier de koosnaam ‘Tin Pan Alley’.  

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De songleveranciers moesten er aan hoge normen voldoen: de teksten hoorden intelligent te zijn, de melodieën straf en de arrangementen geraffineerd. Omdat de kwaliteitseisen uitzonderlijk streng waren, is het niet verwonderlijk dat op die plek The Great American Songbook ontstond, een soort canon van populaire Amerikaanse liedjes die in de twintigste eeuw uitgroeiden tot klassiekers. Na verloop van tijd werden, naast de vaudevilleartiesten, ook de Broadway-shows en Hollywood-films gretige afnemers van het songmateriaal. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Opvallend is dat een groot deel daarvan uit de pen kwam van auteurs met Russisch-Joodse roots. Deze mannen hadden gemeen dat hun (groot)ouders tussen 1880 en 1914 Rusland ontvluchtten. Tot 1880 telde dat land ongeveer één miljoen Joden. Die hadden zich in een groot gebied gevestigd van Oekraïne, Wit-Rusland, Litouwen en het oostelijke deel van Polen tot de Baltische regio’s. In dat Jiddischland hadden de Joden een hechte gemeenschap opgebouwd. Maar op den duur werden ze steeds vaker geconfronteerd met antisemitisme; ze kregen amper kansen op de arbeidsmarkt. Nationalisten kwamen in opstand tegen de vermeende almacht van de Joden, die volgens hen de plaatselijke economie te veel in hun greep hadden. De Jodenhaat leidde aan het begin van de twintigste eeuw tot steeds driestere pogroms in steden als Kishinev en Odessa. Joodse winkels en huizen werden geplunderd en in brand gestoken, synagogen bestormd, Thora-rollen verscheurd.  

Russisch-Joodse componisten

Het duo Harold Arlen & Yip Harburg schreef songs als ‘Over the Rainbow voor de film The Wizard of Oz (1939) met Judy Garland. Leonard Bernstein en Stephen Sondheim leverden muziek en teksten voor West Side Story (1961). Jerome Kern componeerde onder meer ‘Ol’ Man River voor Show Boat, een productie die sinds 1927 talloze keren op Broadway is opgevoerd.  

George Gershwin creëerde de opera Porgy and Bess (1935), met onder andere de beroemde aria ‘Summertime’. Irving Berlin schreef een indrukwekkende reeks evergreens bij elkaar (‘Cheek to Cheek’, ‘White Christmas’, ‘There’s No Business Like Showbusiness’). En Al Dubin (‘Boulevard of Broken Dreams’), Hy Zaret (‘Unchained Melody’) en Al Sherman (‘For Sentimental Reasons’) deden hun duit in het zakje. De zonen van die laatste, Robert en Richard Sherman, maakten faam bij Disney door films als Mary Poppins en The Jungle Book van liedjes te voorzien. 

Fred Astaire, George Gershwin en Ira Gershwin (vlnr) achter een piano, 1930.
Fred Astaire, George Gershwin en Ira Gershwin (vlnr) achter een piano, 1930. Bron: Getty Images.

Het tsaristische regime, dat zelf ook de Joden discrimineerde, hield de autochtone geweldplegers niet tegen. Zoals blijkt uit de vroegste herinnering van songwriter Irving Berlin (echte naam: Israel Beilin). Hij beschreef hoe hij als 5-jarige, angstig en bevend onder een dekentje, aan de kant van de weg moest toekijken hoe het huis van zijn familie tijdens een pogrom in vlammen opging. Zijn vader Moses Beilin, een cantor (voorzanger in de synagoge), zag Amerika als het beloofde land. De nieuwe wereld oefende op hem en veel andere lotgenoten een grote aantrekkingskracht uit; de VS golden toen als de meest dynamische economie van de wereld.   

Veel songwriters begonnen als zingende ober 

Daarom stapte de familie Beilin in 1893 in Antwerpen aan boord van de SS Rijnland van de Belgische rederij Red Star Line om de oversteek naar New York te maken. Gearriveerd in de Big Apple, betrokken ze een bescheiden huis in Lower East Side, een arme, multiculturele buurt die een grote inspiratiebron bleek voor de latere Irving Berlin. Hij had dezelfde loopbaan als de meeste Russisch-Joodse songwriters: ze stopten vroeg met school om geld in het laatje te brengen en gingen door hun muzikale interesse aan de slag als ‘zingende ober’. Toen de autodidacten zelf liedjes begonnen te schrijven, profiteerden ze van hun ervaring in de horeca. Die had hun geleerd wat mensen graag horen. 

Sporen van klezmer 

De Russisch-Joodse migrantenkinderen barstten van de ambitie en ondernemingszin. Berlin en co zagen in de muziek een middel om de sociale ladder te beklimmen. Ze begonnen voor Tin Pan Alley te werken, strategisch een goede keuze. De ‘liedjesfabriek’ kreeg een enorme boost door de opkomst van een nieuw medium: de film. Het epicentrum ervan werd Hollywood, dat georganiseerd was rond zes grote filmstudio’s, opgericht door, jawel, Joden van vooral Oost-Europese afkomst.  

Net als zijn peers huldigde Irving Berlin een eenvoudig principe: of je nu in opdracht van een vaudeville, een muziektheaterproductie of een film componeerde, je moest zorgen dat je liedje ook op de radio kon worden gedraaid. Het moest ook buiten de context waarvoor het gemaakt was succesvol zijn. Dat maakt dat de songs van Tin Pan Alley nog steeds door iedereen kunnen worden meegezongen, ongeacht afkomst, generatie of sociale achtergrond.  

Deze man blaast op een sjofar, een hoorn die in de Joodse eredienst wordt gebruikt.
Deze man blaast op een sjofar, een hoorn die in de Joodse eredienst wordt gebruikt. Bron: Getty Images.

De VS mogen dan bekend staan als ‘een natie van migranten’, toch is de doortastende manier waarop uit Oost-Europa stammende Joden hun stempel hebben gedrukt op het Amerikaanse muziekerfgoed frappant. In Funny, It Doesn’t Sound Jewish noemt auteur Jack Gottlieb het opmerkelijk dat een minderheidsgroep erin is geslaagd de cultuur van de Amerikaanse meerderheid te beïnvloeden en te verrijken en tegelijk zijn eigen identiteit te bewaren. 

Het oeuvre van Irving Berlin illustreert dat nog het best. Niet alleen toverde hij ‘God Bless America’ uit zijn pen, door de patriotten geadopteerd als het officieuze volkslied. Als Jood presteerde hij het ook om met ‘White Christmas en ‘Easter Parade de twee belangrijkste christelijke feestdagen te bezingen.  

Irving Berlin haatte Kerstmis

Achter White Christmas gaat een groot drama schuil. De beginregels van de song – I’m dreaming of a white Christmas / Just like the ones I used to know drukt een verlangen naar betere tijden uit. Voor auteur Irving Berlin en zijn gezin was dat ook zo, omdat zijn drie weken oude zoontje Junior in 1928 tijdens kerstnacht een wiegendood stierf. Nooit meer zou Kerstmis zo zorgeloos worden als vóór die tragedie. Berlin schreef het nummer, gezongen door acteur en crooner Bing Crosby, in 1942 voor de musicalfilm Holiday Inn. Alras groeide het lied uit tot dé kerstklassieker. De radio deed de auteur geen plezier door het lied keer op keer te programmeren, want telkens maakte dat nare herinneringen los. Wij haatten Kerstmis,’ zei echtgenote Ellin Mackay ooit.

Irving Berlin zingt voor de pers, 1944.
Irving Berlin zingt voor de pers, 1944. Bron: Getty Images.

Toch verloochende hij niet waar hij vandaan kwam. Zo is er ‘Russian Lullaby, een song die bekend werd in de vertolking door jazzzangeres Ella Fitzgerald. Het liedje is geboren uit Berlins haat-liefdeverhouding met zijn lot als vluchteling. Hij schippert tussen het nostalgische verlangen naar zijn geboorteland en de opluchting dat hij aan het antisemitisme is ontsnapt. Berlin voelde zich soms wat vervreemd in zijn nieuwe thuis, maar besefte tegelijk dat hij veel aan Amerika te danken had. ‘A land that’s free for you and me,’ noteerde hij op het einde van de song.  De muziek is al even duaal als de sentimenten achter de tekst. De melodie klinkt bluesy (en dus Amerikaans), maar evengoed vind je er sporen in terug van de klezmer, de Jiddische dans- en feestmuziek uit Oost-Europa.  

Jammeren als hogepriesters 

In het werk van de uitgeweken Russische Joden bots je geregeld op verwijzingen naar hun afkomst. Typisch Joods zijn het veelvuldige gebruik van mineurakkoorden en de bitterzoete melancholie in de teksten. Bijvoorbeeld af te lezen uit de mix van verlangen en zelfbeklag in ‘Someone to Watch Over Me’ van George en Ira Gershwin. Die twee broers citeerden in het begin van ‘It Ain’t Necessarily So’, een aria uit de opera Porgy and Bess, ook een zegen uit de Thora. ‘Summertime’, uit diezelfde opera, lijkt trouwens verdacht veel op ‘Oy Khodyt Son’, een Oekraïens slaapliedje. 

Leonard Bernstein liet zich door het geschal van de Hebreeuwse sjofar of ramshoorn op Rosj Hasjana (Joods Nieuwjaar) inspireren voor de roep waarmee de leden van de Jets-bende elkaar alarmeerden in zijn musical West Side Story. Songsmeden als George Gershwin en Irving Berlin bekenden dat ze de blazers in hun liedjes graag lieten jammeren zoals hogepriesters of cantors dat in synagogen doen. Echo’s van Joodse klaagzangen klinken ook door in ‘Swanee’, een lied van Gershwin dat in 1919 een ster maakte van de Joodse zanger Al Jolson.  

Joden als zwarten

Tegenwoordig onvoorstelbaar, maar ooit was blackface vaste prik in ‘the minstrel show’, een vorm van vaudeville-entertainment die sinds de jaren 1830 heel populair was in de VS. De Joods-Russische migranten konden zich in de spottende minstrel-stijl vinden. Achter het pseudo-zuidelijke accent dat erin werd gebruikt konden ze hun eigen slechte Engels verbergen. De ironie wilde dat de Joden als blanke Amerikanen werden geaccepteerd door zich als zwarten voor te doen. Dat gold bijvoorbeeld voor het personage dat de Joodse Al Jolson speelde in The Jazz Singer (1927): hij schilderde zijn gezicht zwart om te benadrukken dat hij een Amerikaanse ster was geworden. Terwijl Jolson daarmee succes oogstte waren er overigens geen Afro-Amerikaanse performers op Broadway toegestaan. 

Al Jolson in ‘blackface’, 1934.
Al Jolson in ‘blackface’, 1934. Bron: Getty Images.

Net als Gershwin zag Harold Arlen verbanden tussen de Afro-Amerikaanse jazz en de Joodse liturgie waarmee hij was opgegroeid. De manier waarop Louis Armstrong op zijn kornet blies, deed Arlen denken aan de gezangen van zijn vader in de synagoog. ‘Ik hoor in jazz en in gospel de stem van mijn vader,’ zei hij daarover. Die vader, de religieuze cantor Samuel Arluck, keurde de vrijage van Harold met het populaire lied overigens volledig goed. Sterker nog, hij was zo in de wolken van het werk van zijn zoon dat hij de melodie van diens compositie ‘Over the Rainbow’ verwerkte in zijn gezangen voor de sabbat. 

‘Ik hoor in jazz en in gospel de stem van mijn vader’ 

Verscheurde entertainer 

Het verhaal van Harold Arlen en zijn pa staat in schril contrast met de cultuurclash in de plot van The Jazz Singer. Deze musicalfilm uit 1927 was gebaseerd op het korte verhaal The Day of Atonement van Samson Raphaelson. Het vertelt over een cantor die ragtime (vroege jazz) zingt en daardoor tussen twee vuren in komt te staan. Zijn verlangen naar succes in de showbusiness botst met de Joodse traditie van zijn vader. Al Jolson gaf gestalte aan de verscheurde entertainer. De zingende acteur was als Asa Yoelson in Litouwen geboren, maar op vijfjarige leeftijd met zijn familie naar Amerika verhuisd. 

‘Hun humor kwam voort uit hun ellende’ 

Volgens entertainer George Jessel, een discipel van Al Jolson, vervulde zijn mentor een belangrijke rol in de emancipatie van de Russisch-Joodse migranten. In zijn rede op de begrafenis van Jolson verwoordde hij het als volgt. ‘In 1910 waren de Joden die emigreerden uit Europa een betreurenswaardige bende. Als ze humor hadden, dan kwam die voort uit hun ellende. Mannen van 35 maten zich, met hangende schouders, de attitude aan van hun vaders en grootvaders. Wanneer ze zongen, was het met geklaag in hun harten. Tot er een man op de scene kwam die bruiste van het leven en de moed, die fier rechtop liep als een Romeinse keizer, met een vrolijkheid die militant, ongeremd en onbevreesd was. Al Jolson was het gelukkigste portret dat ooit geschilderd werd van een Amerikaan met het Joodse geloof.’ 

Meer weten 

  • One Foot in America (2009) door Mandy Nauwelaerts e.a. schetst de tocht van Joodse landverhuizers van Oost-Europa naar de VS. 
  • Blackface, White Noise (1998) door Michael Rogin vertelt hoe Joodse migranten tot sleutelfiguren in de Amerikaanse populaire cultuur uitgroeiden. 
  • Funny, It Doesn’t Sound Jewish (2004) door Jack Gottlieb toont hoe Joodse songwriters de Amerikaanse muziek beïnvloedden. 

 

Openingsbeeld: Still uit de film White Christmas, 1954. Bing Crosby staat uiterst links. Bron: Bridgeman Images.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 12 - 2024