De eerste keer dat de Fransen de Olympische Spelen organiseerden, in 1900, werd het een grote puinhoop. En dat gold ook voor vroege edities in andere landen. Bijna was het gedaan met het Olympische evenement.
In 1896 was de wedergeboorte van de Olympische Spelen een succes. Twaalf dagen lang streden 241 atleten uit veertien landen om Olympische medailles op 43 verschillende onderdelen. Het waren de eerste Olympische Spelen in Griekenland sinds de Romeinse keizer Theodosius de klassieke Spelen in 393 had verboden, omdat ze in zijn ogen een bedreiging vormden voor de christelijke moraal. De Grieken waren dolenthousiast over de moderne Spelen, vooral toen hun landgenoot Spiridon Louis de marathon won.
Meer lezen over de Olympische Spelen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Het idee voor het sportevenement was ontsproten aan het brein van de Franse baron Pierre de Coubertin. Nou ja, die had het idee afgekeken van de Wenlock Olympian Society Annual Games, die sinds 1850 jaarlijks werden gehouden in het Engelse plaatsje Much Wenlock. De Coubertin was pedagoog en historicus en met het klassieke Atheense gymnasium in het achterhoofd zag hij sport als bron van ‘morele en sociale kracht’. De Olympische Spelen waren de ideale showcase voor zijn ideeën. De Coubertin dikte zijn pleidooi nog verder aan met verheven verhalen over verbroedering.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Let wel, sport was toen nog iets voor witte welgestelde Europeanen en Amerikanen. Minderbedeelden hadden simpelweg wel wat beters te doen, maar de adellijke De Coubertin vond dat helemaal prima. De Spelen moesten juist exclusief het terrein zijn van rijke amateursporters. Wie geld verdiende met sport was zeker niet welkom.

Kosten drie keer zo hoog
Enig chauvinisme was De Coubertin ook niet vreemd, want hij wilde de eerste moderne Spelen houden tijdens de Wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs. Maar tijdens een door hem in diezelfde stad belegde conferentie in 1894 – de geboortestonde van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) – vonden de andere deelnemers dat die datum wel erg ver in de toekomst lag. Daarom werd er tot chagrijn van De Coubertin voor gekozen om de wedergeboorte vier jaar eerder in Griekenland te laten plaatsvinden.
Sport was iets voor witte welgestelde Europeanen en Amerikanen
Dat ging bijna mis toen bleek dat de organisatiekosten ongeveer drie keer zo hoog uitvielen als De Coubertin had voorgerekend – het begin van een lange Olympische traditie. Maar dankzij inzamelingsacties en donaties was het klassieke Panathinaiko-stadion net op tijd herbouwd voor de openingsceremonie.
Na de succesvolle Spelen van Athene probeerde koning George I van Griekenland De Coubertin ervan te overtuigen alle volgende edities ook daar te laten plaatsvinden, maar die wilde daar niets van weten. De Spelen moesten naar Parijs.
Veredelde kermis
De Olympische Spelen van 1900 duurden lang: van medio mei tot eind oktober. Dat komt omdat de sportwedstrijden randprogrammering waren van de Wereldtentoonstelling. Er was dan ook geen Olympische openingsceremonie, er werden geen medailles uitgedeeld en de Olympische ringen ontbraken, zelfs op folders en kaartjes. Of het nu om publiek, pers of sporters ging, bijna niemand had in de gaten dat er Olympische Spelen aan de gang waren.

De voetbalcompetitie bestond bijvoorbeeld uit drie teams: de Engelse amateurs van Upton Park, een bij elkaar geraapt Frans elftal en een groep Belgische studenten. Het zwemtoernooi – gehouden in de smerige Seine – bestond uit een komische hindernisrace, waarbij deelnemers over en onder palen en boten moesten klauteren. Verder waren er nog talloze sporten waar het IOC ook toen al de neus voor ophaalde, zoals autoracen, ballonvaren, vissen en schieten op levende duiven.
Het zwemtoernooi werd gehouden in de smerige Seine
De Coubertin was diep teleurgesteld. Van de Olympische grandeur en de atletische prestaties die hij voor ogen had, bleef in Parijs helemaal niets over. De Spelen in de Franse hoofdstad waren een veredelde kermis en niet het sportevenement van internationale allure waarvoor organiserende steden in de rij stonden om de portemonnee te trekken. De Olympische droom leek een vroege droom te sterven.

Proeven met ‘rassenteams’
Vier jaar later ging het in de Amerikaanse stad St. Louis niet veel beter. De Olympische Spelen van 1904 vonden plaats op een achterafveldje van de gigantische Louisiana Purchase Centennial Exposition. Er waren 1500 nieuwe gebouwen neergezet op het expositieterrein, maar de sportwedstrijden vonden – wederom van medio mei tot eind oktober – plaats in het kleine en onopvallende Francis Field-stadion van de naastgelegen Universiteit van Washington.
Er was bar weinig publiek en buiten de VS was er geen media-aandacht. Een trans-Atlantische reis bleek in 1904 ook voor de Europese upper class nog een kostbare zaak. De Spelen werden min of meer gekaapt door de Amerikanen. Van de 687 atleten die naar St. Louis afreisden kwamen er 526 uit de VS en 56 uit Canada. Niet geheel verrassend gingen ze met 70 van de 94 gouden medailles naar huis. Boksen, wielrennen, tennis en touwtrekken waren Amerikaanse onderonsjes.

Ronduit bizar – maar helemaal passend bij de grote negentiende-eeuwse tentoonstellingen met hun nagebouwde dorpen uit de koloniën – waren de ‘wetenschappelijke’ atletiekproeven met ‘rassenteams’ van Filipino, Afrikanen, Syriërs en ‘indianen’ om hun prestaties te vergelijken met witte sporters. Een van de Afrikaanse deelnemers rende de honderd meter in een tijd ‘waar een willekeurige twaalfjarige Amerikaanse schooljongen zijn hand niet voor omdraait’.
Twee jaar later waren de Spelen weer terug in Athene en dat was een wereld van verschil met de twee voorgaande edities. In krap elf dagen tijd rondden 854 atleten een divers sportprogramma af in het stijlvolle Panathinaiko-stadion. Het was een exclusief elitefeestje met het aanzien waar De Coubertin zo naar verlangde. Zo was er een openingsceremonie met het inmiddels bekende beeld waarbij alle sporters achter hun vlag en naambordje door het stadion paradeerden, gadegeslagen door de Griekse en de Britse koninklijke familie.

Maar De Coubertin was er zelf niet bij. Sterker nog, hij was fel tegen de terugkeer naar Athene. Het IOC had zijn voorzitter gepasseerd en hij zat in Parijs te mokken. Een couppoging door de Griekse kroonprins ging de rebellerende IOC-leden te ver, maar de wraak van De Coubertin en zijn getrouwen was zoet. De ‘tussenspelen’ van 1906 werden uit de boeken geschrapt als officiële Olympische Spelen en het oorspronkelijke plan om die om de vier jaar in Athene te organiseren, afwisselend met het rondreizende circus, verdween in de prullenbak.
Diplomatieke rel
Ondertussen moest De Coubertin leuren met de Olympische Spelen van 1908. Oorspronkelijk zouden ze weer samen met een wereldtentoonstelling in Rome plaatsvinden, maar een uitbarsting van de Vesuvius legde Napels in de as en de Italianen besloten dat ze hun geld beter aan wederopbouw konden besteden. Daarom werden de Spelen in Londen gehouden, tegelijk met de Frans-Britse Tentoonstelling die het nieuwe bondgenootschap tussen beide imperiale grootmachten vierde.
Mede daarom kleefde er ook een sterk politiek tintje aan deze editie van de Spelen. Dat begon al bij de openingsceremonie. De Finnen mochten alleen zonder vlag meelopen in de parade, omdat de Russen protesteerden dat de Finnen onderdanen waren van de tsaar. De Ieren – toch al gepikeerd door het Ierse nepdorp Ballymaclinton op de tentoonstelling – weigerden mee te lopen achter de Britse vlag totdat het team werd omgedoopt tot ‘Groot-Brittannië/Ierland’. De Iers-Amerikaanse vlaggendrager veroorzaakte een diplomatieke rel door te weigeren de Britse koning Edward VII te groeten. De Amerikaanse pers jubelde over zijn uitspraak ‘This flag dips for no earthly king’, ook al heeft hij dat waarschijnlijk nooit gezegd.

De rivaliteit tussen de Britten en hun voormalige onderdanen was de rode draad van de Spelen van 1908. De Amerikanen schreeuwden moord en brand toen Britse scheidsrechters de Amerikaanse winnaar van de 400 meter diskwalificeerden ten faveure van een Brit. En ook toen een bijeengesprokkeld Amerikaans team van atleten en worstelaars het touwtrekken verloor van een team van potige Britse politieagenten in zware politielaarzen. De Britten speelden het ook klaar om na ‘loting’ de vier grote Amerikaanse favorieten voor de 1500 meter tegen elkaar te laten uitkomen in de eerste serie.
De marathon was de grootste rel. Van de 55 deelnemers stonden er halverwege nog maar 29 overeind. De Italiaanse kleermaker Dorando Pietri werd uiteindelijk uitgeput door Britse scheidsrechters over de streep gesleept. Na klachten van de Amerikaanse delegatie werd hij gediskwalificeerd en kreeg de Amerikaan Johnny Hayes de gouden medaille. Maar tijdens de slotceremonie werden beiden geëerd door de Britse koningin Alexandra. De Italiaan was razend populair in Londen.

100 meter hertenschieten
Uiteindelijk sleepten de 676 Britse sporters van de in totaal 2008 deelnemers weliswaar de helft van de 106 gouden medailles in de wacht, maar de 112 Amerikanen kwamen met 23 exemplaren op de tweede plaats. Bovendien waren dat vooral atletiekmedailles en die hadden het meeste prestige. De winnaars werden in New York gevierd als helden met een ticker-tapeparade, terwijl de Britse pers pruilde. Sporten als fietspolo, duelleren met pistool – met wassen kogels en gezichtsbescherming – en 100 meter hertenschieten hadden toch minder allure.
Britse en Amerikaanse krantenkolommen mochten dan wel goed gevuld zijn, dat gold niet voor de tribunes van het omvangrijke, maar door geldgebrek half voltooide Olympisch stadion. Daar pasten 80.000 toeschouwers in, maar door slecht weer en dure kaartjes was het vaak maar voor een derde gevuld. Alleen de marathon was als koningsnummer een uitschieter.
Door al dit broddelwerk wilde de moderne Olympiade na vier officiële edities nog steeds niet echt van de grond komen. Maar met de Spelen van Stockholm kreeg De Coubertin in 1912 eindelijk de wind in de zeilen. De Zweedse organisatie had jarenlange ervaring met het organiseren van de op wintersport gerichte Noordse Spelen: er was genoeg geld, het charmante stadion was op tijd af en er was een strak programma dat drie weken in juli besloeg.
Zelf won De Coubertin een gouden medaille bij het onderdeel literatuur
Alleen de tennis-, voetbal- en schietcompetities begonnen al vóór de officiële opening. Kleine en onzinnige sporten waren in overleg met het IOC genadeloos geschrapt. Slechts veertien disciplines bleven over. Wel werden op aandringen van De Coubertin een militaire vijfkamp en een kunstcompetitie op poten gezet. Zelf won de baron onder pseudoniem een gouden medaille bij het onderdeel literatuur.
De Zweden zorgden ook voor de broodnodige professionalisering. De spelregels werden gestandaardiseerd en vooraf vastgelegd. Er kwam een internationaal en vooral onpartijdig team van juryleden en scheidsrechters om te zorgen dat ze werden nageleefd. Die konden ook gebruik maken van elektronische tijdwaarneming, camera’s voor fotofinishes en een heus omroepsysteem.

Ook vrouwelijk publiek
In Stockholm liep alles van een leien dakje. In totaal reisden 2.547 atleten uit 28 landen af naar de Zweedse hoofdstad en dankzij teams uit Japan, Chili, Egypte en het Ottomaanse Rijk waren voor het eerst alle continenten vertegenwoordigd. De openingsparade verliep zonder noemenswaardige incidenten; de Amerikanen lieten hun vlag gewoon zakken voor de Zweedse koning. Wel werden de wederom vlagloze Finnen hartstochtelijk toegezongen door het Zweedse publiek met een anti-Russisch lied.
Dankzij schitterend zomerweer en schappelijke toegangsprijzen zaten de tribunes van het midden in het centrum van Stockholm gelegen stadion stampvol met zwetende Zweden. Het publiek was ook razend enthousiast. Tijdens de voetbalwedstrijd Zweden-Nederland ‘kolkte de grote tribune van het Olympisch Stadion, mensen zwaaiden met hoeden en vlaggen en hun geschreeuw zwol aan tot een gebulder dat de aarde deed beven’.

Bovendien kwamen er in Stockholm voor het eerst ook vrouwen kijken naar de wedstrijden, al was niet iedereen het daar mee eens. ‘Wie had zich kunnen voorstellen dat duizenden welgemanierde Zweedse vrouwen zich met lichaam en ziel zouden overgeven aan ovaties op een manier die we tot nu toe alleen kenden door beschrijvingen van exotische feesten?,’ aldus het feministische literaire weekblad Idun.
Het mannelijke publiek vergaapte zich ondertussen aan vrouwelijke sporters, ook al waren er daar maar 57 van. Volgens een Zweedse krant klonk ‘iedere keer dat vrouwen het veld betraden een gigantisch applaus, of het nu Australische zwemsters of Oostenrijkse of Deense gymnastes waren’. Die laatsten waren in Londen ook al opgevallen door de ‘sierlijke proporties van hun onderste ledematen’. De Coubertin had overigens zelf geen hoge pet op van vrouwensport.
Voorbeeld voor de wereld
De enige echte smet op het blazoen was de manier waarop het IOC omging met Jim Thorpe, de winnaar van de vijf- én de tienkamp. De Amerikaan was van eenvoudige komaf, maar bleek een groot talent. Hij werd door de Zweedse koning geroemd als ‘grootste atleet ter wereld’. Maar toen de hoge heren van het IOC er later achter kwamen dat Thorpe jaren eerder was betaald voor een honkbalwedstrijd namen ze hem al zijn medailles af en schrapten ze zijn records.
Al met al was De Coubertin in zijn nopjes. De Olympische Spelen van Stockholm waren precies wat hij al die tijd voor ogen had: een sportieve krachtmeting van de beau monde als lichtend voorbeeld voor de rest van de wereld. Het was de redding voor de moderne Olympische Spelen. Latere edities zouden allemaal naar Zweeds model worden georganiseerd.

En die verbroedering? Die was er misschien wel op het sportveld, maar slechts een paar jaar later zouden veel atleten sneuvelen op het slagveld tijdens de Eerste Wereldoorlog. In Stockholm scheen de zon van het internationalisme van het belle epoque op zijn felst, terwijl nationalistische donkere wolken zich al samentrokken.
Na de oorlog pakte het IOC de Olympische draad weer op met de Spelen van Antwerpen in 1920. Losgelaten duiven symboliseerden de hervonden vrede en in Antwerpen werd ook voor het eerst de door De Coubertin bedachte Olympische vlag met vijf gekleurde ringen gehesen.
Vier jaar daarna wapperde die vlag ook fier in Parijs, want de Spelen keerden in 1924 terug naar de thuisstad van De Coubertin. De tweede editie in de Franse hoofdstad verliep vlekkeloos. Eindelijk was de droomwens van De Coubertin echt vervuld. Tevreden trad hij terug als voorzitter van het IOC. Zijn Olympische nalatenschap was veiliggesteld. Het vooroorlogse broddelwerk raakte in vergetelheid.