Tijdens de Koude Oorlog werd een reeks Afrikaanse landen geregeerd door communistische regimes. Waarom vonden militaire junta’s het marxistisch-leninisme zo aantrekkelijk? En wat ging er uiteindelijk mis?
Tijdens de naoorlogse dekolonisatie was het communisme een inspiratiebron voor antikoloniale leiders als Kwame Nkrumah in Ghana en Julius Nyerere in Tanzania. Maar ze gaven er een eigen draai aan en kozen voor ‘Afrikaans socialisme’, waarbij ze de economische ervaringen van de Sovjet-Unie koppelden aan de talenten en tradities van de eigen bevolking. Nkrumah en Nyerere hoopten met staatsbemoeienis de nationale economische ontwikkeling een vliegende start te geven en hun land sterk te maken, zodat ze aan de hooggespannen verwachtingen van de eigen bevolking konden voldoen.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De kersverse Afrikaanse leiders volgden weliswaar niet klakkeloos het Kremlin, maar iedere vorm van socialisme werd tijdens de Koude Oorlog door het Westen – de VS voorop – gezien als steun voor de Sovjet-Unie. Omgekeerd kon Moskou aanvankelijk bar weinig betekenen voor Afrikaanse adepten van het communisme. De Russen hadden tot de Tweede Wereldoorlog simpelweg nooit stevig voet op Afrikaanse bodem gekregen, terwijl de voormalige koloniale machten wel fysiek aanwezig waren.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Tijdens de dekolonisatie werden Afrikaanse leiders die gelijkheid en andere socialistische idealen predikten tegengewerkt of – in het ergste geval – vermoord, uit angst voor de uitbreiding van de invloedssfeer van het Kremlin. Dat had een averechts effect. Van de weeromstuit kropen mannen als Nkrumah en Nyerere dichter aan tegen de Sovjet-Unie en andere landen van het communistische blok. Ze konden de steun van de socialistische broedervolkeren goed gebruiken. Niet alleen politiek, maar ook financieel.

Het ambitieuze ‘Afrikaans socialisme’ bleek namelijk in de praktijk geen succes. Expertise ontbrak en de export van grondstoffen was onderhevig aan de nukken van de wereldmarkt. Een combinatie van kansloze grote industrialisatieprojecten, falend landbouwbeleid en schaamteloze zelfverrijking en corruptie veroorzaakte economische chaos en terugval. Slechtlopende staatsbedrijven bleken funest voor de schatkist. Ondertussen werden er gigantische bureaucratische ambtenarenapparaten opgetuigd om baantjes te kunnen gunnen.
Coups en tegencoups
Ghana was een van de meest welvarende Afrikaanse landen in 1957, maar was in 1966 zo goed als bankroet. Nagelnieuwe bauxietmijnen slokten 80 procent van de begroting op, terwijl ze niets opleverden. Terwijl Nkrumah op reis was pleegden ontevreden militairen een staatsgreep. Maar ook de twee daaropvolgende decennia werden gekenmerkt door chaos en wanbestuur. De productie van cacao, het belangrijkste exportproduct van Ghana, halveerde tussen 1965 en 1983.

Juist het agrarische fundament van de economie werd in veel landen verwaarloosd. Nyerere was vastbesloten om het in Tanzania anders aan te pakken, maar koos met zijn ulaama-project een bizarre manier om dat te doen. Tussen 1973 en 1977 werden onder de noemer ‘villagisation’ nieuwe dorpen uit de grond gestampt met alle basisvoorzieningen. In toespraken zei Nyerere dat hij de pre-koloniale gemeenschapszin nieuw leven in wilde blazen, maar dat kon maar nauwelijks verhullen dat de dorpen Afrikaanse kolchozen waren. Negen miljoen mensen moesten daarnaartoe verhuizen, ook al bestonden veel dorpen alleen op papier. Veel Tanzanianen zagen op een gegeven moment niet veel verschil meer met de voormalige koloniale overheersers.
Negen miljoen mensen moesten gedwongen verhuizen
Overigens was er in dat opzicht niet zo veel verschil in de wijze waarop ‘conservatieve’ en ‘communistische’ Afrikaanse landen werden bestuurd. Bovendien wisselden de jonge Afrikaanse landen nogal eens van machthebber door een schier oneindige reeks coups en tegencoups. Tussen 1958 en 1984 vonden in Afrika maar liefst 58 succesvolle staatsgrepen plaats – en meer dan 165 mislukten er.
Vanaf de jaren zeventig won het ‘wetenschappelijk socialisme’ aan populariteit in Afrika. Jongere leiders, met name in het leger, waren ongeduldig over het gebrek aan sociale en economische vooruitgang en gefrustreerd door hun eigen gebrek aan status. Ze namen hun toevlucht tot het op de Sovjetleest geschoeide ‘wetenschappelijk’ marxistisch-leninisme in plaats van vage vormen van Afrikaans socialisme. Door het handboek naar de letter te volgen met een ‘klassieke’ centraal geleide bureaucratische planeconomie, hoopten ze verandering snel door te drukken. Met steun van Moskou natuurlijk.

De Sovjet-Unie kreeg in Afrika nieuwe kansen om druk te zetten in de Koude Oorlog. Het jaar 1974 was in dat opzicht een wonderjaar voor het Kremlin. Na het einde van het Portugese imperium kwamen marxistisch-leninistische regimes aan de macht in Guinee-Bissau, Kaapverdië, Mozambique en Angola. In Ethiopië werd de bejaarde keizer Haile Selassie afgezet door de Dergue (‘Het Comité’), een groep jonge officieren onder aanvoering van majoor Mengistu Haile Mariam.
In de jaren daarop volgde een reeks militaire staatsgrepen in andere Afrikaanse landen, waarbij – in ieder geval met de mond – het marxistisch-leninisme werd beleden. Luchtmachtofficier Jerry Rawlings, die in 1983 aan de macht kwam in Ghana, beweerde zelfs dat hij de volledige werken van Lenin had gelezen en prees de Oktoberrevolutie van 1917 omdat deze ‘de wereld had veranderd, het kapitalisme op zijn grondvesten deed schudden en het proletariaat de overwinning bracht’.
China als geduchte concurrent
Moskou streed niet alleen met Washington om invloed in Afrika. Ook Beijing was na de breuk tussen de Sovjet-Unie en de Volksrepubliek China een geduchte concurrent. Mao steunde regimes in Afrika eveneens en probeerde daarbij vaak onder de duiven van het Kremlin te schieten. Zo leverde China in het geheim steun aan Somalië in de strijd tegen het aan de Sovjet-Unie gelieerde Ethiopië. Ook met de Chinese steun was veel geld gemoeid. In de jaren zeventig legden Chinese ingenieurs de peperdure TAZARA-spoorlijn aan van Zambia naar de havenstad Dar es Salaam in Tanzania. Die lijn wordt tegenwoordig amper gebruikt.

Bevolking de dupe
De logica van de Koude Oorlog dicteerde vervolgens dat het Westen pro-westerse dictators en verzetsbewegingen steunde. De strijd om invloed in Afrika leidde vervolgens tot bloederige proxy-oorlogen. De Verenigde Staten leverden na de val van de Ethiopische keizer wapens aan opstandelingen in Eritrea – toen nog onderdeel van Ethiopië – en steunde een invasie door buurland Somalië. Alleen dankzij grootschalige militaire steun uit de Sovjet-Unie en Cuba – miljarden aan wapentuig, honderden Russische officieren en 15.000 Cubaanse soldaten – kon Mengistu in het zadel blijven zitten.
Zonder de helpende hand van duizenden Cubanen had de communistische Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola (MPLA) ook nooit aan de macht kunnen blijven. Daar en in Mozambique ontbrandde een burgeroorlog, die door bemoeienis van buitenaf decennia zou duren. Het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime bemoeide zich met beide conflicten omdat het zich omsingeld waande door zwarte ‘communistische’ regimes die elkaar hielpen én de bevrijdingsbeweging SWAPO, die zich verzette tegen de Zuid-Afrikaanse bezetting van Namibië. Aanvankelijk lieten de Amerikanen vooral de Zuid-Afrikanen het vuile werk opknappen, maar president Ronald Reagan intensiveerde de steun aan anticommunistische verzetsbewegingen. In de jaren tachtig voerden de Verenigde Staten op hun beurt de druk op de Sovjet-Unie op.

De bevolking was de dupe van al deze oorlogen op het Afrikaanse continent. Van de door de militaire regimes beloofde economische ontwikkeling en daaruit voortvloeiende voorspoed kwam helemaal niets terecht. Enerzijds door het aanhoudende verwoestende geweld, anderzijds omdat veel leiders alleen lippendienst bewezen aan communistische idealen en vooral uit waren op macht en rijkdom voor zichzelf. Ze kochten wapens om hun regime in stand te houden en spekten hun eigen bankrekeningen.
Veel leiders waren uit op macht en rijkdom voor zichzelf
De proxy-oorlogen in Afrika kostten Moskou en Washington ondertussen bakken met geld. De Russen en de Amerikanen kregen maar bar weinig terug voor al het wapentuig dat ze leverden aan bevriende Afrikaanse landen. Door hun kwakkelende economieën waren die geen lucratieve handelspartners, maar eerder een blok aan het been. Voor de Verenigde Staten was dat niet zo bezwaarlijk, maar eind jaren zeventig bleek al dat de Sovjet-Unie Leonid Brezjnevs avonturen in Afrika eigenlijk helemaal niet kon betalen. Zijn opvolgers hielden de uitgaven kritisch tegen het licht en draaiden de geldkraan dicht.

Slikken of stikken
Wat was het gevolg? Een voor een klopten de Afrikaanse bondgenoten van de Sovjet-Unie aan bij het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. Zambia was in 1976 het eerste schaap over de dam, maar er volgden er al snel meer toen de economische situatie in de jaren tachtig onhoudbaar werd en het Afrikaanse continent werd geplaagd door hongersnood.
In ruil voor financiële steun en voedselhulp eiste het IMF economische hervormingen op westerse leest en het was daarin onverzettelijk. Nyerere – die tot 1985 de scepter zwaaide over Tanzania – beklaagde zich: ‘Sinds wanneer staat IMF voor Internationaal Ministerie van Financiën?’ Maar het was slikken of stikken voor Afrikaanse leiders, ongeacht hun politieke kleur. In Ghana predikte militaire dictator Rawlings het wetenschappelijk socialisme, haalde de banden aan met Cuba en hield lange toespraken vol radicale plannen. Tegelijkertijd maakte hij zijn land met ingrijpende economische hervormingen tot braafste jongetje in de klas van het IMF.
In Afrika werd de val van het communisme al begin jaren tachtig ingezet. Sovjetleider Michail Gorbatsjov hoopte in eigen huis het tij te keren door het roer radicaal om te gooien met zijn glasnost en perestrojka (‘openheid’ en ‘hervorming’). Terwijl het IJzeren Gordijn viel en de Sovjet-Unie implodeerde, werden de socialistische broedervolkeren in Afrika aan hun lot overgelaten.

Sterker nog, minister van Buitenlandse Zaken Edoeard Sjevarnadze ging met de pet rond in Afrika. De Russen knoopten betrekkingen aan met ‘kapitalistische’ Afrikaanse landen in een poging om de relatie met het continent om te vormen van ‘eenrichtingsverkeer tot iets waar de Sovjet-Unie ook voordeel van heeft’. In ieder geval hoopte Sjevarnadze dat landen hun schulden terugbetaalden.
Ethiopië, Mozambique en Angola hadden samen alleen al miljarden roebels geleend. In totaal was Afrika verantwoordelijk voor 16 procent van de uitstaande leningen van de Sovjet-Unie (14 miljard roebel). Onder de streep hadden alle avonturen in Afrika alleen maar geld gekost en in economisch opzicht niets opgeleverd. Moskou had alle geleverde wapens in feite uit eigen zak betaald.
Eind jaren tachtig boekte de Sovjet-Unie nog wel een bescheiden politiek succesje in Afrika. Dankzij Cubaanse hulp werd in 1988 een Zuid-Afrikaanse invasie van Angola afgeslagen. De VS én de Sovjet-Unie gingen vervolgens samen met de strijdende partijen om tafel. Het resultaat was dat Zuid-Afrika en Cuba zich terugtrokken uit het conflict. Namibië werd in 1990 onafhankelijk.
Poetin in Afrika
Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie verdween de Russische invloed in Afrika als sneeuw voor de zon. Vladimir Poetin heeft de afgelopen jaren hard gewerkt aan een terugkeer op Afrikaanse bodem. Net als tijdens de hoogtijdagen van de Koude Oorlog kunnen militaire regimes rekenen op steun uit Moskou. Op de meeste staatsgrepen van de afgelopen jaren zitten de vingerafdrukken van Russische huurlingen. Het Kremlin speelt handig in op antikoloniale sentimenten onder de bevolking. Het grote verschil is dat de Russen dit keer onder het mom ‘voor wat, hoort wat’ lucratieve handelscontracten sluiten en diplomatieke steun in internationale gremia als de Verenigde Naties afdwingen.

Na 1989 leek er een nieuwe wind te gaan waaien in Afrika. Veel militaire regimes kwamen ten val. Zo werd Mengistu in 1991 verdreven uit Ethiopië. Andere Afrikaanse leiders trokken snel een andere ideologische jas aan en bleven aan de macht. Rawlings won in 1992 de eerste vrije verkiezingen in Ghana en dat gold ook voor Nyereres partij in Tanzania. In datzelfde jaar eindigde de burgeroorlog in Mozambique, waar het eens communistische Bevrijdingsfront voor Mozambique (FRELIMO) sindsdien als sociaal-democratische partij alle verkiezingen heeft gewonnen.
Afrikanen trokken snel een andere ideologische jas aan
Want tegelijkertijd bleef er ook veel hetzelfde. Door de alomtegenwoordige wapens bleven oorlog en geweld ook na het einde van de Koude Oorlog aan de orde van de dag. De burgeroorlog in Angola duurde voort tot 2002. Sindsdien heeft ook dat land een meerpartijenstelsel, maar de MPLA is nog steeds aan de macht. Het land had dankzij zijn bodemschatten en energievoorraden een van de rijkste landen van de wereld kunnen zijn, maar het grootste deel van de Angolese bevolking leeft vandaag de dag in armoede. Ondertussen zou de Angolese presidentsdochter de rijkste vrouw van Afrika zijn met een geschat vermogen van drie miljard dollar.
En zo verging het veel Afrikaanse landen na de Koude Oorlog. Het gemak waarmee veel voormalige marxisten zich wisten aan te passen aan de kapitalistische markteconomie is tekenend. Het prediken van gelijkheid was vooral een mooie manier om steun uit Moskou binnen te hengelen. Ook de Amerikaanse beschermelingen wisten prima te profiteren van hun broodheer. De Koude Oorlog was vooral voor Afrikaanse machthebbers lucratief. Hun dikke bankrekeningen vormen het bewijs, maar Afrika betaalt nog steeds de prijs.
- Marxism’s Retreat from Africa (1992) door Arnold Hughes beschrijft hoe het communisme kwam en ging in Afrika.
- De Koude Oorlog (2017) door Odd Arne Westad geeft een breder perspectief, waarin ook Afrika aan bod komt.
- Africa’s Long Road Since Independence (2017) door Keith Somerville beschrijft de contemporaine geschiedenis van Afrika.
Openingsbeeld: Fidel Castro (midden) met Leabua Jonathan, premier van Lesotho (links), en Samora Moises Machel, president van Mozambique, bij hun aankomst in Cuba op 1 september 1979 voor een top van niet-gebonden landen. Bron: Getty Images.